ECLI:NL:OGEAM:2018:122
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verdeling van onroerend goed na beëindiging van een affectieve relatie met betrekking tot een onverkoopbaar huis
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee voormalige samenwoners, [de man] en [de vrouw], over de verdeling van een onroerend goed. De partijen hebben sinds 1990 een affectieve relatie gehad en hebben samengewoond in Sint Maarten. Na de beëindiging van hun relatie in juli 2009 heeft [de man] de woning verlaten, terwijl [de vrouw] in de woning is blijven wonen. De woning is gemeenschappelijk eigendom en er is een hypothecaire lening afgesloten die nog niet volledig is afgelost. De woning is te koop gezet, maar er zijn geen acceptabele biedingen gedaan. [de man] verzoekt het Gerecht om de woning te verkopen voor een bedrag tussen de US$ 425,000.00 en US$ 445,000.00, terwijl [de vrouw] een hogere verkoopprijs voorstaat.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen hogere biedingen zijn gedaan dan het door [de man] voorgestelde bedrag en dat de woning onverkoopbaar is tegen de prijs die [de vrouw] wenst. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de verzoeken van [de man] om de woning te verkopen voor het door hem voorgestelde bedrag toewijsbaar zijn, en heeft [de vrouw] bevolen mee te werken aan de verdeling van de woning. Tevens is bepaald dat bij de verdeling rekening gehouden moet worden met de hypotheekschuld, huurinkomsten en andere kosten die door de partijen zijn gemaakt. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.