ECLI:NL:OGEAM:2018:138

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
100.00166/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankoverval met geweld en medeplichtigheid

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 7 februari 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van betrokkenheid bij een bankoverval op 9 juni 2017, waarbij geweld werd gebruikt tegen personeel en klanten van de Nova Scotia Bank. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes jaren. Tijdens de zitting op 17 januari 2018 werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte was bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.H.M. Ibrahim.

Het Gerecht concludeerde dat de verdachte als bestuurder van de vluchtauto betrokken was bij de overval, maar oordeelde dat zijn bijdrage niet voldeed aan de eisen voor medeplegen. De verdachte werd vrijgesproken van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar werd wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de overval. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van vuurwapens in de vluchtauto en dat hij deze voorhanden had gehad in vereniging met zijn mededaders.

De strafmotivering hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest. Het vonnis is gewezen door rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum]1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres], thans gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.H.M. Ibrahim, advocaat te Sint Maarten.
De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 2 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte zijn tenlastegelegd de feiten zoals vermeld op de dagvaarding met bovengenoemd parketnummer, waarvan de tekst van de tenlastelegging als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht.

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Bewijsmotivering
De officier van justitie heeft betoogd dat de betrokkenheid van verdachte die uit het dossier afgeleid kan worden, beoordeeld moet worden als het medeplegen van, kort gezegd, diefstal met geweld in vereniging. De raadsvrouw heeft betoogd dat de betrokkenheid van verdachte niet vast staat en dat daarom vrijspraak dient te volgen.
Het Gerecht overweegt omtrent de betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde overval op de Scotia Bank het volgende. De overval is gepleegd door vier daders. Deze zijn samen met een Hyundai Accent naar de bank gereden. Drie van hen zijn uitgestapt, de bank binnengegaan, hebben daar goederen gestolen en zijn daarop weer in de auto gestapt. Het Gerecht heeft vastgesteld dat deze mannen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn. De auto is weggereden richting het westen. Een van de daders, [medeverdachte 2], is overgestapt in een Hyundai i10, waarin hij later wordt aangehouden. De overige drie daders zijn te voet gevlucht na de overstap van [medeverdachte 2].
De vraag die het Gerecht primair dient te beantwoorden is, of verdachte de bestuurder van de Hyundai Accent is geweest. Verdachte is kort na de overval door de politie aangetroffen in de omgeving waar de daders naartoe gevlucht zijn. De politie ziet twee mannen op hun aflopen. Een van hen is [medeverdachte 3], die kort daarvoor door de politie in de arm geschoten is. Als er ‘Stop, police” wordt geroepen rennen beide mannen weg. Na een achtervolging worden beiden in het struikgewas aangetroffen. In datzelfde struikgewas wordt de zwarte Samsung telefoon van verdachte in beslaggenomen. De telefoon ligt naast een rode bandana, sterk gelijkend op de bandana van een van de drie overvallers. Op de bandana wordt een bloedspoor van verdachte gevonden. In de bandana gewikkeld ligt een autosleutel. Met deze sleutel kan de Hyundai Accent, waarmee de daders gevlucht zijn, gestart worden. Voorts is een t-shirt met het DNA van verdachte aangetroffen in de Hyundai i10. In die auto is medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen, alsmede onder meer een kogelwerend vest en een vuurwapen. Verdachte is bij aanhouding in bezit van de telefoon van [medeverdachte 2] en heeft kort voor de overval telefonisch contact met hem gehad.
Naar het oordeel van het Gerecht volgt uit deze feiten, in aanmerking genomen dat verdachte daarvoor geen aannemelijke ontlastende verklaring heeft gegeven, dat het niet anders kan zijn, dan dat verdachte als bestuurder van de vluchtauto betrokken is geweest bij de overval.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of deze betrokkenheid aangemerkt kan worden als medeplegen. In de arresten HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Naar het oordeel van het Gerecht vormt hetgeen verdachte heeft gedaan, te weten het optreden als bestuurder van de vluchtauto, een gedraging die met medeplichtigheid in verband wordt gebracht. Verder blijkt dat hij voor de overval contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 2]. Tezamen is dat onvoldoende om van een nauwe en bewuste samenwerking te spreken, nu de bijdrage van verdachte aan de overval daarvoor van onvoldoende gewicht is geweest (vgl. Hoge Raad 14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:928). Het Gerecht beoordeelt de betrokkenheid van verdachte als medeplichtigheid. Daaruit volgt vrijspraak voor het primair en subsidiair onder feit 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2 valt deze beoordeling anders uit. Het kan niet anders dan dat de drie overvallers hun vuurwapens, voor verdachte zichtbaar, mee hebben gedragen in de vluchtauto, zowel voor als na de overval. Verdachte is zich daarom bewust geweest van de aanwezigheid van die wapens (alsook van de reden waarom die wapens aanwezig waren). Daaruit volgt het bewijs dat verdachte die vuurwapens voorhanden heeft gehad, tezamen en in vereniging met zijn mededaders.
4B. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
Feit 1
hij op 9 juni 2017 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van ongeveer USD 1700, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of the Nova Scotia Bank en/of
- een mobiele telefoon (iPhone 6S), toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of
- een geldbedrag van ongeveer USD 1000, twee cheques, een bankboek van Scotia Bank en/of een Sint Maartens identiteitsbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 3],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], inspecteur van politie [politie-inspecteur 1] en/of tegen andere in en om die bank aanwezige klanten en/of in en om die bank aanwezig personeel,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit:
- het onder schot houden van een beveiligingsmedewerker teneinde hem te dwingen om de toegangsdeur te openen en/of
- het met behulp van een stalen pijp, althans een zwaar voorwerp, inslaan/intrappen, in elk geval vernielen van de toegangsdeur en/of
- het richten van één of meer vuurwapens, althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen op en in de richting van in en om de bank aanwezig personeel en/of in en om de bank aanwezige klanten;
- het richten van een vuurwapens, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op en in de richting van inspecteur van politie [politie-inspecteur 1];
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot veroordeling zou kunnen leiden
hij op 9 juni 2017 te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en/of andere in en om die bank aanwezige klanten en/of in en om die bank aanwezig personeel
heeft gedwongen tot de afgifte van
- een geldbedrag van ongeveer USD 1700, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of the Nova Scotia Bank en/of
- een mobiele telefoon (iPhone 6S), toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of
- een geldbedrag van ongeveer USD 1000, twee cheques, een bankboek van Scotia Bank en/of een Sint Maartens identiteitsbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 3],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit:
- het onder schot houden van een beveiligingsmedewerker teneinde hem te dwingen om de toegangsdeur te openen en/of
- het met behulp van een stalen pijp, althans een zwaar voorwerp, inslaan/intrappen, in elk geval vernielen van de toegangsdeur en/of
- het richten van een één of meer vuurwapens, althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen op en in de richting van in en om de bank aanwezig personeel en/of in en om de bank aanwezige klanten;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot veroordeling zou kunnen leiden
dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 3] op 9 juni 2017 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen,
althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben
/heeftweggenomen
- een geldbedrag van ongeveer USD 1700, toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of the Nova Scotia Banken
/of
- een mobiele telefoon (iPhone 6S), toebehorende aan [slachtoffer 2]
en/of
- een geldbedrag van ongeveer USD 1000, twee cheques, een bankboek van Scotia Bank en/of een Sint Maartens identiteitsbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 3],

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3],

welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld en
/ofgevolgd van
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], inspecteur van politie [politie-inspecteur 1] en
/oftegen andere in en om die bank aanwezige klanten en
/ofin en om die bank aanwezig personeel,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 3] hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld bestonden uit:
- het onder schot houden van een beveiligingsmedewerker teneinde hem te dwingen om de toegangsdeur te openen en
/of
- het met behulp van een stalen pijp
, althans een zwaar voorwerp,inslaan
/intrappen,
in elk geval vernielenvan de toegangsdeur en
/of
- het richten van
één of meervuurwapens
, althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpenop en in de richting van in en om de bank aanwezig personeel en
/ofin en om de bank aanwezige klanten,
en;
- het richten van een vuurwapen
s,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpop en in de richting van inspecteur van politie [politie-inspecteur 1];
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en
/of gelegenheid en/ofmiddelen heeft verschaft door
- [ medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 3] per auto naar de Scotia Bank te brengen en
/of
-
(vervolgens
)in de nabijheid van de Scotia Bank op die [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 3] te wachten en
/of
-
(vervolgens
)die [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 3] vervoer te verschaffen bij de Scotia Bank vandaan;
meest subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot veroordeling zou kunnen leiden
dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] op 9 juni 2017 te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en/of andere in en om die bank aanwezige klanten en/of in en om die bank aanwezig personeel
hebben/heeft gedwongen tot de afgifte van
- een geldbedrag van ongeveer USD 1700, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of the Nova Scotia Bank en/of
- een mobiele telefoon (iPhone 6S), toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of
- een geldbedrag van ongeveer USD 1000, twee cheques, een bankboek van Scotia Bank en/of een Sint Maartens identiteitsbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 3],

in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3],

welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit:
- het onder schot houden van een beveiligingsmedewerker teneinde hem te dwingen om de toegangsdeur te openen en/of
- het met behulp van een stalen pijp, althans een zwaar voorwerp, inslaan/intrappen, in elk geval vernielen van de toegangsdeur en/of
- het richten van een één of meer vuurwapens, althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen op en in de richting van in en om de bank aanwezig personeel en/of in en om de bank aanwezige klanten;
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door
- [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] per auto naar de Scotia Bank te brengen en/of
- (vervolgens) in de nabijheid van de Scotia Bank op die [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] te wachten en/of
- (vervolgens) die [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] vervoer te verschaffen bij de Scotia Bank vandaan;
Feit 2
hij op 9 juni 2017 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, een of meervuurwapens
en munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten
- een geweer van het merk DRACO van het kaliber 7.62 x 39 mm en
/of
- een scherp patroon van het type SADU D7 7.62 en
/of
- een pistool van het merk FNH, model FNP-45 van het kaliber .45 ACP en
/of
- dertien (13) scherpe patronen van het kaliber 45 AUTO
en
- een semiautomatisch (alarm)pistool van het merk “KIMAR” model “92 AUTO en CAT. 9227” en van het kaliber “9MM PA, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursiefweergegeven verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4C. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan, is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1, meer subsidiair:
Medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2
Het medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 3 van de Vuurwapenverordening gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. Het feit is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is als bestuurder van de vluchtauto betrokken geweest bij een bankoverval. Daarbij zijn een aantal vuurwapens gebruikt om personen te bedreigen. De overval heeft de rechtsorde in Sint Maarten ernstig geschokt. Kennelijk enkel met oog voor eigen geldelijk gewin heeft verdachte dit ernstige feit gepleegd, met voorbijgaan aan de materiele en emotionele schade die hij aldus veroorzaakte bij onder anderen klanten en personeel van de bank. Slechts een langdurige gevangenisstraf doet recht aan de ernst van de feiten.
In zijn nadeel weegt het Gerecht mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en nog in een proeftijd liep, hetgeen hem kennelijk niet van het plegen van dit feit heeft kunnen weerhouden.
In strafmatigende zin weegt het Gerecht mee dat niet medeplegen, maar medeplichtigheid aan de overval bewezen is. Het Gerecht ziet geen aanleiding om strafmatiging toe te passen vanwege de inzet van de politiehond bij de aanhouding van verdachte. Gelet op de ernst van het gepleegde feit, waarbij vuurwapens zijn gebruikt, en gezien de niet-meewerkende houding van verdachte, kan die inzet slechts als proportioneel worden beoordeeld, hoezeer het daaruit volgende letsel van verdachte ook te betreuren is.
Het Gerecht acht, alles afwegende, de na te melden straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:124, 1:125, 1:136, 2:289 en 2:291 van het Wetboek van Strafrecht, en artikelen 3 en 11 van de Vuurwapenverordening.

9.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4B omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezen verklaarde feiten de in rubriek 5 genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 7 februari 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.