ECLI:NL:OGEAM:2018:24

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
KG 2017/154
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conservatoir beslag in kort geding tegen eigenaar van half gezonken schip na schade door orkaan

Op 9 maart 2018 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een kort geding tussen de naamloze vennootschap [de jachthaven], eiseres, en de vennootschap naar vreemd recht [de scheepseigenaar], gedaagde sub 1, en [de vertegenwoordiger van de scheepseigenaar], gedaagde sub 2. Eiseres heeft conservatoir beslag laten leggen op een half gezonken schip dat schade heeft veroorzaakt aan haar jachthaven tijdens Orkaan Irma. Gedaagden zijn niet verschenen op de zitting van 23 februari 2018, ondanks deugdelijke oproeping. Eiseres heeft bewijs van eigendom van het schip overgelegd en vorderde een voorschot op de schadevergoeding.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde sub 1, als eigenaar van het schip, aansprakelijk is voor de schade. Echter, het Gerecht oordeelde dat het gevorderde bedrag van meer dan USD 4.000.000,00 niet toewijsbaar was bij verstek, omdat er enkel een offerte van een aannemer was gepresenteerd en geen deskundigenrapport. Uiteindelijk is er USD 2.000.000,00 toegewezen als voorschot op de schadevergoeding, inclusief materiële schade, inkomstenderving en buitengerechtelijke incassokosten.

De vorderingen tegen gedaagde sub 2 zijn afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was dat hij meer was dan de vertegenwoordiger van de scheepseigenaar. Gedaagde sub 1 is veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 9 maart 2018
Zaaknummer: KG 2017/154
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
inzake
de naamloze vennootschap [de jachthave],
gevestigd te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. L.G.J. Berman
tegen
de vennootschap naar vreemd recht [de scheepseigenaar],
gevestigd te Barbados,
gedaagde sub 1,
niet verschenen,
en
[de vertegenwoordiger van de scheepseigenaar],
zonder bekende woonplaats,
gedaagde sub 2,
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van het verzoekschrift d.d. 21 december 2017. Gedaagden zijn, ondanks deugdelijke oproeping, niet op de zitting van 23 februari 2018 verschenen. Eiseres is, in de persoon van haar directeur …., wel verschenen met mrs. De Haan en Berman. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd. Het Gerecht heeft ter zitting verstek verleend tegen de gedaagden en bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.
1.2.
Bij e-mail van 7 maart 2018 is namens eiseres een bewijs van eigendom van het zeeschip [het schip] aan het Gerecht toegezonden.

2.De beoordeling

2.1.
In de jachthaven van Port de Plaisance bevindt zich het (mega jacht) [het schip], geregistreerd in Saint Vincent and The Grenadines. Tijdens Orkaan Irma heeft dit zeeschip schade toegebracht aan eigendommen van eiseres die eigenaresse is van de jachthaven. Het schip is zelf ook flink beschadigd en half gezonken. Eiseres heeft conservatoir beslag op het schip laten leggen. Eiseres houdt gedaagde sub 1 als eigenaar van de [het schip] en gedaagde sub 2 als de beleidsbepaler van de [het schip] aansprakelijk voor vergoeding van de door haar ondervonden schade. Het probleem is dat gedaagden niet thuis geven wat betreft de verwijdering van de [het schip] en de vergoeding van de door haar veroorzaakte schade. De aansprakelijkheid is een gegeven omdat de [het schip] niet vertrok voorafgaande aan de Orkaan en omdat gedaagde sub 2 namens gedaagde sub 1 een aansprakelijkheidsverklaring heeft ondertekend. De bedoeling is dat met het te verkrijgen kort geding vonnis het schip executoriaal kan worden verkocht. Dan zal de nieuwe eigenaar de [het schip] verwijderen en kan met de veilingopbrengst een deel van de schade worden vergoed, aldus eiseres.
2.2.
Het Gerecht moet thans beoordelen of de vorderingen, strekkende tot een voorschot op de schadevergoeding, hem niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen zodat gedaagden per verstek kunnen worden veroordeeld. Het Gerecht overweegt per gedaagde het volgende.
2.3.
Wat betreft gedaagde sub 1 acht het Gerecht voldoende aannemelijk gemaakt dat er schade is ondervonden en dat zij daarvoor aansprakelijk is. Het Gerecht vindt het echter te ver voeren om meer dan USD 4.000.000,00 toe te wijzen bij verstekvonnis in kort geding als voorschot op de totale schade nu daarvoor enkel een offerte van een aannemer wordt gepresenteerd en niet een rapport van een deskundige. Het Gerecht zal toewijzen USD 2.000.000,00 als voorschot onder algemene titel, dus inbegrepen het voorschot op de materiële schadevergoeding, het voorschot op de inkomstenderving en de buitengerechtelijke incassokosten, die door eiseres worden gevorderd.
2.4.
Wat betreft gedaagde sub 2 worden de vorderingen afgewezen. Onvoldoende is komen vast te staan dat gedaagde sub 2 meer is dan de vertegenwoordiger van de scheepseigenaar, zoals feitelijk beleidsbepaler. Dat gedaagde sub 2 de Berthing Agreement en de Hurricane Damage Liability Waiver heeft ondertekend is onvoldoende omdat dit net zo goed kan duiden op vertegenwoordiging. Dat hij daarna e-mails heeft gestuurd over de ontstane situatie is evenmin voldoende, temeer omdat ondanks zijn e-mails er met het schip sinds Orkaan Irma niets is gebeurd. Van een feitelijk beleidsbepaler mag eerder actie dan passiviteit worden verwacht.
2.5.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt gedaagde sub 1 in de proceskosten veroordeeld.

3.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
veroordeelt gedaagde sub 1 aan eiseres te betalen USD 2.000.000,00 als voorschot op de uiteindelijk vast te stellen schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 oktober 2017 tot de dag van de algehele betaling,
veroordeelt gedaagde sub 1 in de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen, aan de zijde van eiseres begroot op NAf 1.112,65 aan verschotten, NAf 7.500,00 aan griffierecht en NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders ten aanzien van gedaagde sub 1 gevorderde,
wijst de vorderingen tegen gedaagde sub 2 af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is op 9 maart 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.