ECLI:NL:OGEAM:2018:40

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
KG 2018/97
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschillen over woonhuis in echtscheidingsboedel met betrekking tot gebruik en tussenkomst

In deze zaak, die op 15 mei 2018 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten is behandeld, gaat het om een kort geding tussen [de man], [de dochter] en [de vrouw] over een onroerende zaak die deel uitmaakt van de echtscheidingsboedel van [de man] en [de vrouw]. De partijen zijn gewezen echtelieden die samen eigenaar zijn van een woning in Sint Maarten. Sinds 2016 woont [de dochter], de dochter van [de vrouw] uit een eerdere relatie, in een gedeelte van het huis, maar zonder toestemming van [de man]. [De man] heeft delen van het huis verhuurd en eist dat [de dochter] het gedeelte dat zij bewoont ontruimt. [De vrouw] heeft verzocht om tussenkomst in het kort geding, omdat zij gebruik wil blijven maken van de onroerende zaak totdat deze is gescheiden en gedeeld.

De mondelinge behandeling vond plaats op 20 april 2018, waarbij de gemachtigden van de partijen aanwezig waren. Het Gerecht heeft de vorderingen van [de man] afgewezen, omdat er geen bewijs was dat [de dochter] zonder recht of titel het huis bewoont. Het Gerecht oordeelde dat [de vrouw] en [de man] moeten onderhandelen over de scheiding en deling van de onroerende zaak. De vorderingen van [de man] zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is op 24 april 2018 openbaar uitgesproken door mr. A.J.J. van Rijen.

Uitspraak

Vonnis van 15 mei 2018
Zaaknummer: KG 2018/97
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis in kort geding
inzake
[de man],
wonende te Kennebunk (Maine), United States,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. P.H. Bruns,
tegen
[de dochter],
wonende te Sint Maarten,
gedaagde in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem
met als tussenkomende partij:
[de vrouw],
wonende in de United States,
eiseres in het incident tot tussenkomst,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem.
Partijen worden hierna aangeduid als “[de man]”, “[de dochter” en “[de vrouw]”, tenzij hierna anders is vermeld.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties d.d. 14 maart 2018,
incidentele conclusie tot tussenkomst,
brief met producties van 19 april 2018 van mr. Bloem,
brief met producties van 19 april 2018 van mr. Bruns,
pleitnotities van mr. Bruns met aanvullende producties,
pleitnotities van mr. Bloem.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 april 2018. [de vrouw] en de beide gemachtigden zijn verschenen. De griffier heeft aantekeningen gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
De uitspraak vindt vandaag plaats.

2.Het geschil

2.1. [
de man] en [de vrouw] zijn gewezen echtelieden. Zij hebben in de Verenigde Staten geprocedeerd over de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap. Samen zijn zij, ieder voor de helft, eigenaar van een onroerende zaak te Sint Maarten, kadastraal bekend SXM SB …/1998, plaatselijk bekend ……… in Pelican Key.
2.2.
Sinds 2016 heeft [de dochter], de dochter van [de vouw] uit een andere relatie, haar intrek genomen in een gedeelte van het huis aan de ……... Zij heeft toestemming van haar moeder gekregen maar niet van [de man].
2.3. [
de man] heeft andere gedeeltes van het huis verhuurd aan huurders. De huurpenningen worden aan hem afgedragen. Hij verrekent deze niet met [de vrouw].
2.4.
Bij dit Gerecht is inmiddels een bodemprocedure aanhangig gemaakt door [de man] tegen [de vrouw]. Onderwerp is de scheiding en deling van voormelde onroerende zaak.

3.De vorderingen en de verweren

3.1.
De vorderingen van [de man] tegen [de dochter] strekken ertoe dat, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, zij wordt genoodzaakt het bij haar in gebruik zijnde gedeelte van de onroerende zaak te ontruimen en ontruimd te houden. Voorts eist [de man] dat zij rekening en verantwoording aflegt van het door haar
“ontkende feitelijk beheer vanaf 2016 tot en met heden”. Een en ander met veroordeling van [de vrouw] in de proceskosten.
3.2. [
de dochter] verzoekt het Gerecht de vorderingen van [de man] af te wijzen, kosten rechtens.
3.3. [
de vrouw] verzoekt om te mogen tussenkomen in dit kort geding. Zij vordert dat het haar, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, wordt toegestaan om, zolang de onroerende zaak nog niet is gescheiden en gedeeld, gebruik te mogen blijven maken van de onroerende zaak, met veroordeling van [de man] in de proceskosten.
3.4. [
de man] vindt dat de incidentele vordering te laat is ingediend en dus strijdig is met de goede procesorde. Inhoudelijk stelt hij dat er niet is voldaan aan de vereisten voor tussenkomst. Het verzoek tot tussenkomst moet dus worden afgewezen en [de vrouw] moet in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beoordeling in het incident en in de hoofdzaak

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang (ontruiming van een onroerende zaak wegens gestelde onrechtmatige bewoning) is met de aard van de vordering gegeven.
De incidentele vordering
4.2.
Het Gerecht is het eens met [de man] dat [de vrouw] geen zelfstandig belang heeft bij de incidentele vordering. Gesteld noch gebleken is dat [de man] [de vrouw] zou willen verhinderen gebruik te maken van de onroerende zaak waarvan zij beiden eigenaar zijn.
4.3.
De incidentele vordering wordt dus afgewezen. [de vrouw] wordt veroordeeld in de proceskosten.
De hoofdzaak
4.4.
Uit de stukken (voornamelijk de veel omvattende volmacht van [de vrouw] aan [de dochter] en haar verklaring van 19 april 2018) volgt dat [de dochter] met instemming van [de vrouw] een gedeelte van de onroerende zaak bewoont. Aldus kan niet worden gezegd dat er sprake is dat zij zonder recht of titel de onroerende zaak bewoont, zoals [de man] aanvoert.
4.5.
Wat betreft de subsidiaire grondslag geldt dat het Gerecht een enkele klachtbrief van een van de huurders heeft gelezen waarin aan [de dochter] wordt verweten een hek te hebben verwijderd. Zonder ondersteunend bewijs is dat niet genoeg. De foto’s, waarop allerlei beschadigingen en vervuilingen zijn te zien, acht het Gerecht niet overtuigend. [de dochter] betwist namelijk dat dit foto’s van het door haar bewoonde gedeelte zijn maar dat het foto’s zijn van een door [de man] gebouwd huis dat niet op het perceel staat maar net buiten de perceelsgrenzen. [de man] heeft dit argument ter zitting niet kunnen pareren. Verder is er een strafrechtelijke aangifte van [de man] tegen [de dochter] omdat ze sloten had geplaatst op de waterkranen en [de man] verbaal zou hebben bedreigd. Ook dat acht het Gerecht niet voldoende om haar tot ontruiming te dwingen.
4.6.
Het komt er op neer dat [de vrouw] en [de man] met elkaar moeten gaan onderhandelen om tot een scheiding en deling te komen. Intussen heeft [de man] twee huurders en [de vrouw] laat [de dochter] gebruik maken van een gedeelte van het huis. Nu beide partijen gelijkelijk eigenaar zijn is daar niets mis mee. Partijen moeten een afspraak maken over de huurwaarde van het gedeelte dat [de dochter] gebruikt en de huuropbrengsten moeten door [de man] worden verantwoord en met [de vrouw] verdeeld. Als dat is gebeurd, en het huis te koop wordt gezet, is de angel uit de problematiek gehaald en hoeven partijen ([de dochter] namens [de vrouw]) elkaar in en rond het huis niet het leven zuur te maken. Het scheelt ook advocaatkosten als partijen dat (snel) zouden doen.
4.7.
De vorderingen worden dus afgewezen.
4.8.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt [de man] in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
rechtdoende in kort geding:
in het incident:
wijst de vordering tot tussenkomst van [de moeder] af en veroordeelt [de moeder] in de proceskosten, aan de zijde van Moutlon begroot op nihil aan verschotten en op NAf 500,00 aan salaris gemachtigde;
in de hoofdzaak:
wijst de vorderingen van [de man] af en veroordeelt [de man] in de proceskosten, aan de zijde van [de dochter] begroot op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
in het incident en in de hoofdzaak:
verklaart de beide proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is ter openbare zitting van 24 april 2018 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.