Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.Het geschil
3.De vorderingen en de verweren
“ontkende feitelijk beheer vanaf 2016 tot en met heden”. Een en ander met veroordeling van [de vrouw] in de proceskosten.
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak, die op 15 mei 2018 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten is behandeld, gaat het om een kort geding tussen [de man], [de dochter] en [de vrouw] over een onroerende zaak die deel uitmaakt van de echtscheidingsboedel van [de man] en [de vrouw]. De partijen zijn gewezen echtelieden die samen eigenaar zijn van een woning in Sint Maarten. Sinds 2016 woont [de dochter], de dochter van [de vrouw] uit een eerdere relatie, in een gedeelte van het huis, maar zonder toestemming van [de man]. [De man] heeft delen van het huis verhuurd en eist dat [de dochter] het gedeelte dat zij bewoont ontruimt. [De vrouw] heeft verzocht om tussenkomst in het kort geding, omdat zij gebruik wil blijven maken van de onroerende zaak totdat deze is gescheiden en gedeeld.
De mondelinge behandeling vond plaats op 20 april 2018, waarbij de gemachtigden van de partijen aanwezig waren. Het Gerecht heeft de vorderingen van [de man] afgewezen, omdat er geen bewijs was dat [de dochter] zonder recht of titel het huis bewoont. Het Gerecht oordeelde dat [de vrouw] en [de man] moeten onderhandelen over de scheiding en deling van de onroerende zaak. De vorderingen van [de man] zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is op 24 april 2018 openbaar uitgesproken door mr. A.J.J. van Rijen.