ECLI:NL:OGEAM:2018:44

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
EJ 2018/162
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en doorbetaling loon na orkaan Irma

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en haar werkgever, een naamloze vennootschap gevestigd op Sint Maarten. De werknemer, die als Cashier/Customer Service Representative werkte, had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 14 september 2017. Na de verwoestingen door Orkaan Irma op 6 september 2017 heeft de werknemer haar werkzaamheden voortgezet, maar de werkgever stelde dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd. De werknemer verzocht het Gerecht om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst nietig te verklaren en om doorbetaling van haar loon, inclusief een vergoeding voor de dagen dat zij was geschorst.

Het Gerecht overwoog dat de werknemer doorwerkte na de oorspronkelijke einddatum van haar contract, waardoor de arbeidsovereenkomst van rechtswege was verlengd. De werkgever had onvoldoende bewijs geleverd dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op een correcte wijze was uitgevoerd. Het Gerecht oordeelde dat de arbeidsovereenkomst eindigde op 15 september 2018 en dat de werkgever verplicht was om het achterstallige loon, inclusief de dagen van schorsing, aan de werknemer te betalen. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De uitspraak benadrukt de rechten van werknemers in situaties van onduidelijkheid over arbeidsovereenkomsten, vooral in het licht van uitzonderlijke omstandigheden zoals natuurrampen.

Uitspraak

Beschikking van 20 juni 2018
Zaaknummer: EJ 2018/162
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Beschikking
inzake
[de werknemer],
wonende te Sint Maarten,
verzoekster,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: dhr. R.E. Duncan
tegen
de naamloze vennootschap [de werkgever]
gevestigd te Sint Maarten,
verweerster,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mr. J. Veen

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties van de werknemer d.d. 24 april 2018,
verweerschrift met producties van de werkgever,
pleitnota namens de werknemer,
pleitnota namens de werkgever.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2018. De werknemer en haar gemachtigde zijn verschenen. Namens de werkgever is haar CEO ……. verschenen, met haar gemachtigde. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
De uitspraak is vandaag. Gelijktijdig wordt uitspraak gedaan in procedures die 7 andere werknemers tegen de werkgever zijn begonnen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De werknemer is voor bepaalde tijd, namelijk van 15 september 2016 tot en met 14 september 2017, in dienst van de werkgever getreden. Haar meest recente salaris bedraagt NAf 2.500,00 bruto per maand. Haar functie is
“Cashier/Customer Service Representative”.
2.2.
De werkgever exploiteert een groothandel in scheepsbenodigdheden voor de pleziervaart op Sint Maarten en op andere Caribische eilanden.
2.3.
Op 6 september 2017 heeft Orkaan Irma grote verwoestingen veroorzaakt op Sint Maarten. Ook de werkgever is hierdoor getroffen.
2.4.
Na 14 september 2017 heeft de werknemer haar werkzaamheden verricht.
2.5.
Bij memo van 22 september 2017 aan haar personeel (onderwerp:
Continuity of [de werkgever]deelt de werkgever onder andere het volgende mede:
“In order to ensure the company’s survival and to avoid (mass) dismissals, the working hours of employees and their commensurate salary will have to be adjusted so that they will be working for three days a week instead of five days a week and pay will be adjusted to suit. (…)
Management commits to return to full working hours as soon as revenues return to our budgeted revenue numbers, or sooner, if feasible and responsible from a continuity perspective. (…)
In conclusion: we are forced to take thistemporarymeasure due the exceptional circumstances we are in. In our decision making, we have taken continuity of the company, and by that, job security for all of the employees on the long term as starting point. We strongly intend to get through this without any (forced) dismissals. (…)”
2.6.
De vakbond heeft namens de werknemer aan de werkgever te kennen gegeven hiermee niet in te stemmen.
2.7.
Bij brief van 5 januari 2018 bericht de werkgever dat de arbeidsovereenkomst eindigde op 14 september 2017. In die brief staat verder:
“We are aware that under normal circumstances your new contract term would remain the same as the previous one. However, circumstances have not been the same and we now left to make rational decision on cost. We proposed a 6 month contract dated October 4th, 2017, however you stated that you are receiving it too late there you have not signed.”
2.8.
De werkgever legt in de brief uit dat wegens financiële redenen (als gevolg van Orkaan Irma) zij slechts een contract kan aanbieden van 6 maanden. Dat eindigt dus op 14 maart 2018.
2.9.
De werknemer is hier niet mee akkoord gegaan, zo blijkt uit haar brief van 8 januari 2018 aan de werkgever.
2.10.
Bij brief van 12 maart 2018 laat de werkgever aan de werknemer onder andere het volgende weten:
“[De werkgever] herewith informs you that your Labor agreement shall not be renewed beyond the end date of your present contract, which ends March 14, 2018. (…).”De werknemer heeft aan de werkgever te kennen gegeven hier niet akkoord mee te gaan.
2.11.
Bij brief van 23 januari 2018 legt de werkgever aan de werknemer een sanctie op van twee dagen schorsing zonder behoud van loon. De reden:
“… you displayed inexcusable behavior in the meeting towards Management; this can no longer be accepted. Your insubordination displayed in the meeting and reluctance to discuss your performance has shown your inability to cooperate with Management in a professional manner.”Op dezelfde dag ontvangt de werknemer ook een schriftelijke waarschuwing omdat ze tijdens werktijd haar kassa heeft verlaten en daarover aan de werkgever geen uitleg wilde geven.
2.12.
Bij brief van 8 april 2018 heeft de werknemer de werkgever gesommeerd om haar salaris door te betalen, ook over de dagen dat zij is geschorst.
2.13.
Bij brief van 24 april 2018 bericht de werkgever onder andere het volgende aan de werknemer:
“(…) In our meeting with you we attempted to explore the options on hiring you for the remainder of the contract instead of the 6 month contract which we had defined.
As you will recall, we had numerous tasks that you had declined to do during the off season and post hurricane period when our circumstances were such, that you’re cashing tasks were hugely reduced as a result of the reduction in customer traffic. (…)
Today we asked you what you would be prepared to if we rehired you to comply with your demands. When questioned if you would be prepared to take on other tasks or would you insist on only doing the tasks for which we have no need at this time? You advised that you were not prepared to make any commitment to doing any other tasks at this time other as the company will not compensate you for executing any other function.”

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
De werknemer verzoekt het Gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, de volgende beslissingen te nemen:
“de beëindiging van de arbeidsovereenkomst nietig te verklaren en [de werkgever] te veroordelen tot doorbetaling van loon vanaf de laatste betaaldag, tot dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
[de werkgever] voorts te veroordelen om – tegen kwijting – aan [de werknemer] te betalen [i] het sinds oktober 2017 te weinig betaalde loon en [ii] het bij de schorsing ingehouden 2 (twee) werkdagen loon, [iii] alles vermeerderd met de boete wegens vertraging op de verschuldigde bedragen ad 50%;
[de werkgever] verder ook te veroordelen om, tegen kwijting, aan [de werknemer] te betalen de buitengerechtelijke kosten vastgesteld op een door uw gerecht naar billijkheid te bepalen bedrag.
[de werkgever] in de proceskosten en de wettelijke rente vanaf heden te veroordelen.”
3.2.
De werkgever verzoekt het Gerecht om de vorderingen van de werknemer af te wijzen, dan wel om de loonvordering te matigen tot drie maanden, de nevenvorderingen af te wijzen en de werknemer te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze relevant zijn voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

Verlenging arbeidsovereenkomst

4.1.
De werkgever, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, legt uit dat in september 2017 het chaotisch was op Sint Maarten en binnen haar onderneming vanwege Irma. Vandaar dat er niet tijdig aan is gedacht om tegen de werknemer te zeggen dat zij niet meer hoefde te werken omdat de arbeidsovereenkomst op 15 september 2017 van rechtswege was geëindigd. Begin oktober 2017 realiseerde de werkgever zich dat zij de werknemer had moeten mededelen dat dit het geval was. Dat was te laat; vandaar haar aanbod om met 6 maanden te verlengen. De werkgever vindt het te billijken dat zij zich na 6 september 2017 niet realiseerde dat de arbeidsovereenkomst al was geëindigd. Zij verzoekt het Gerecht te bepalen dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 14 maart 2018 is geëindigd.
4.2.
De werknemer voert hiertegen gemotiveerd verweer.
4.3.
Het Gerecht overweegt dat op grond van artikel 7A:1615f BW de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die na het verstrijken daarvan wordt voortgezet voor dezelfde tijd wordt geacht te zijn aangegaan. Duidelijk is dat de werknemer is blijven doorwerken en dat pas in oktober 2017 de werkgever hier achter kwam. Zeker is het zo dat in de periode kort na Orkaan Irma sprake was van een chaotische situatie op Sint Maarten, maar dat is onvoldoende zwaarwegend om deze wettelijke regel opzij te zetten. Onvoldoende is door de werkgever uiteengezet dat toepassing van deze wettelijke regel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kennelijk onredelijk zou zijn.
4.4.
Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op 15 september 2018.
Matiging
4.5.
Subsidiair voert de werkgever aan dat de schriftelijke beëindiging van 12 maart 2018 een onregelmatige beëindiging is als bedoeld in artikel 7A:1615o BW. Daarom is de werkgever schadeplichtig, maar op grond van artikelen 7A:1615h, 1615i en 1615j BW, mag de rechter de schadeloosstelling matigen maar niet op minder dan drie maanden salaris. De werkgever geeft de nodige redenen om tot deze matiging te besluiten.
4.6.
De werknemer voert hiertegen gemotiveerd verweer.
4.7.
Het Gerecht overweegt dat in de brief van 12 maart 2018 de werkgever verwijst naar de aan de werknemer aangeboden overeenkomst van 6 maanden die de werknemer niet heeft geaccepteerd. Dat is dus geen opzegging van de van rechtswege voor een jaar verlengde arbeidsovereenkomst. Verder geldt dat de werkgever in april 2018 met de werknemer een gesprek heeft gevoerd over haar inzet; met name of zij wilde multitasken in de toekomst. Uit die gedragingen van de werkgever zelf blijkt dus dat zij de brief van 12 maart 2018 niet als een opzegging ziet. Dit verweer is ongegrond. Het Gerecht zal de loonvordering dus niet matigen.
Twee dagen schorsing zonder loon
4.8.
Terecht voert de werknemer aan dat deze sanctie alleen kan worden opgelegd als deze is overeengekomen in de arbeidsovereenkomst. Dat is niet het geval. De werkgever dient dus het loon over deze dagen uit te betalen.
Doorbetaling loon
4.9.
In het memo van 22 september 2017 kondigt de werkgever aan dat de werkuren en het salaris met 40% worden gekort als gevolg van de verwoestingen die de Orkaan Irma heeft veroorzaakt. De werknemer voert aan dat dit niet is toegestaan omdat zij daarmee niet akkoord is gegaan.
4.10.
Door de werkgever wordt een uitleg gegeven over de weinig florissante situatie waarin zij zich bevindt en die de reden voor de drastische salariskorting vormt. De werkgever legt niet uit welke rechtsgrond voor haar de reden is om tot de salarisreductie te besluiten. Evenmin heeft de werkgever een beroep gedaan op artikel 7A:1614d BW of op de jurisprudentie van de Hoge Raad zoals het Mammoet/Stoof-arrest (11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1847). Tot slot geldt dat in de arbeidsovereenkomst hierover geen afspraken zijn gemaakt.
4.11.
Duidelijk is dat de werknemer met de salarisreductie niet akkoord is gegaan. Het is niet de bedoeling dat het Gerecht, geconfronteerd met de uitvoerige uitleg van de werkgever over haar belabberde bedrijfseconomische situatie, zelf de rechtsgrond bij de salarisreductie zoekt. Die had de werkgever naar voren moeten brengen. Dit betekent dat het verweer van de werknemer (“ik ben niet akkoord gegaan met deze wijziging van de primaire arbeidsvoorwaarde loon”) doel treft.
Wettelijke rente en wettelijke verhogingen
4.12.
Zoals gebruikelijk zal het Gerecht de wettelijke verhogingen ambtshalve matigen tot 10% en de wettelijke rente toewijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
Door de werknemer wordt 15% buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Door de werknemer wordt een enkele sommatiebrief van 8 april 2018 aan het Gerecht getoond. Verder wordt deze vordering niet gespecificeerd. Het Gerecht acht een vergoeding van USD 200,00 redelijk.
Proceskosten
4.14.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij moet de werkgever de proceskosten van de werknemer betalen.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op 15 september 2018,
veroordeelt de werkgever om aan de werknemer te betalen het sinds oktober 2017 te weinig betaalde loon, daaronder begrepen de 2 dagen dat zij is geschorst, met de wettelijke verhogingen van maximaal 10% en de wettelijke rente hierover vanaf de dag van opeisbaarheid van de diverse loonbestanddelen tot de dag van algehele betaling alsmede USD 200,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
veroordeelt de werkgever in de proceskosten, aan de zijde van de werknemer begroot op NAf 229,50 aan oproepingskosten, NAf 50,00 aan griffierecht en op NAf 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en is op 20 juni 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.