ECLI:NL:OGEAM:2018:75

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
AR 2018/63
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan auto door orkaan tijdens bruikleenovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten, ging het om een geschil tussen een bruikuitlener en een bruiklener over schade aan een auto als gevolg van orkaan Irma. De bruikuitlener, eigenaar van de auto, had deze uitgeleend aan de bruiklener, een familielid. Na de passage van de orkaan ontdekte de bruikuitlener dat de auto zwaar beschadigd was. De bruikuitlener vorderde een schadevergoeding van $ 9000, terwijl de bruiklener betwistte aansprakelijk te zijn voor de schade, stellende dat deze het gevolg was van overmacht.

De rechter oordeelde dat de schade aan de auto was veroorzaakt door een natuurramp, wat in principe zou leiden tot een situatie van overmacht. Echter, de rechter stelde vast dat de bruiklener geen adequate maatregelen had genomen om de auto te beschermen tegen de orkaan, wat haar aansprakelijkheid voor de schade met zich meebracht. De rechter baseerde zijn oordeel op de zorgplicht van de bruiklener als 'goed huisvader' en concludeerde dat de bruiklener in strijd had gehandeld met deze verplichting.

Uiteindelijk werd de bruiklener veroordeeld tot betaling van $ 6000 aan de bruikuitlener, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het verzoekschrift. Daarnaast werd de bruiklener ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 18 september 2018 door rechter A.J.J. van Rijen.

Uitspraak

Vonnis van 18 september 2018
Zaaknummer: AR 2018/63
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Vonnis
inzake
[de bruikuitlener],
wonende te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.S. Kockx
tegen
[de bruiklener],
wonende te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.H.J. Merx.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met bijlagen van 1 maart 2018,
conclusie van antwoord,
tussenvonnis van 26 juni 2018,
proces-verbaal van comparitie van partijen van 16 augustus 2018.
1.2.
Vandaag wordt de uitspraak gedaan.

2.De vaststaande feiten

2.1. [
de bruikuitlener] is eigenaar van de personenauto Chevrolet met kenteken M ……. (hierna: de auto).
2.2.
Sinds eind augustus 2017 heeft [de bruikuitlener] de auto uitgeleend aan [de bruiklener]; een familielid.
2.3.
Op 6 september 2017 heeft orkaan Irma huisgehouden op Sint-Maarten. Hierdoor is schade aan de auto ontstaan.
2.4.
Eind september 2017 heeft [de bruikuitlener] de auto in zeer beschadigde staat aangetroffen. De auto was aan alle kanten en van binnen zwaar beschadigd.
2.5.
Bij brief van 22 januari 2018 is [de bruiklener] namens [de bruikuitlener] gesommeerd om de waarde van de auto aan haar te vergoeden.
2.6.
Aan deze sommatie heeft [de bruiklener] geen gehoor gegeven.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
De vorderingen strekken ertoe dat [de bruiklener] wordt veroordeeld, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om aan [de bruikuitlener] te betalen $ 9000 aan hoofdsom, met wettelijke rente, $ 500 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2. [
de bruiklener] concludeert dat het verzoekschrift nietig is en, subsidiair, dat het moet worden afgewezen omdat het niet de gronden bevat waarop het petitum is gestoeld.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze van belang zijn voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
Nu de auto om niet in gebruik is gegeven gaat het hier om een overeenkomst van bruiklening in de zin van artikel 7A:1759 BW.
4.2.
Partijen twisten over de vraag of en tot welk bedrag [de bruiklener] gehouden is de orkaanschade aan de auto aan [de bruikuitlener] te vergoeden.
4.3.
Het Gerecht overweegt dat de schade aan de auto is veroorzaakt door een natuurramp. Daarmee is sprake van overmacht in de zin van artikel 6:75 BW. In principe heeft de uitlener daarmee geen recht op schadevergoeding wegens vermindering van de waarde van de uitgeleende zaak; de auto. De wet geeft in artikel 7A:1764 BW een hiervan afwijkende regeling die echter niet zonder meer van toepassing is op deze zaak.
4.4.
Volgens het arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1186) geldt hier de volgende maatstaf:
“(…) Uit dit samenstel van bepalingen volgt dat de bruiklener de zaak bij het einde van de bruikleen in beginsel dient terug te geven in de staat waarin hij deze ontvangen heeft. Is hij daartoe niet in staat, maar heeft hij wel de zorg van een goed huisvader in acht genomen, dan is sprake van een niet – toerekenbare tekortkoming en is hij dus niet aansprakelijk voor slijtage, beschadiging of verlies van de zaak.
(…) Wat de zorgplicht van “een goed huisvader” inhoudt, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de inhoud van de overeenkomst, waaronder begrepen het bij de overeenkomst beoogde gebruik van de zaak, de aard van het geleende en eventueel naast de bruikleen tussen partijen bestaande (rechts) betrekkingen, alsmede van de redelijkheid en billijkheid.”
4.5. [
de bruikuitlener] voert op dit laatste punt het volgende aan. Toen zij op zoek ging naar haar auto trof zij deze in zwaar beschadigde toestand aan, geparkeerd naast de grotendeels onbeschadigde auto van [de bruiklener]. De auto was bovendien geparkeerd naast open water, hetgeen de omvang van de schade voor een belangrijk deel verklaart. De auto had onder water gestaan nadat dit water buiten de oevers was getreden als gevolg van de orkaan. Bovendien heeft [de bruikuitlener] [de bruiklener] gewaarschuwd toen orkaan Irma onderweg was om de auto aan haar terug te geven zodat deze behoorlijk kon worden gestald.
4.6.
Het Gerecht overweegt dat [de bruiklener] bij antwoord en evenmin op de comparitie heeft uitgelegd of en welke voor maatregelen zij heeft genomen om de auto te beschermen tegen de orkaan. Daaruit moet het Gerecht dus afleiden dat [de bruiklener] geen maatregelen heeft genomen om de auto te beschermen tegen de orkaan. Dat betekent dat [de bruiklener] in strijd heeft gehandeld met haar kernverplichting om als goed huisvader voor de auto te zorgen. Aldus is geen sprake van overmacht maar van beschadiging van de zaak waarvoor [de bruiklener] jegens [de bruikuitlener] aansprakelijk is. Dit geldt temeer nu de auto als een vriendendienst in de familiesfeer aan [de bruiklener] door [de bruikuitlener] in bruikleen is gegeven. Het zou redelijk noch billijk zijn als [de bruiklener] de schade niet zou hoeven te vergoeden.
4.7.
Ter comparitie waren partijen en de rechter het erover eens dat orkaan Irma met zo’n verwoestende kracht heeft huisgehouden dat het wel heel uitzonderlijk zou zijn als de auto, zelfs al zou deze zijn opgeslagen, geen schade zou hebben ondervonden. Vrijwel het gehele wagenpark van Sint Maarten immers was zwaar beschadigd. Dit maakte dat [de bruikuitlener] $ 6000 in plaats van het gevorderde bedrag van $ 9000 een redelijk bedrag vond.
4.8.
Door [de bruikuitlener] is de koopovereenkomst van 24 januari 2017 overgelegd. Daaruit blijkt van een koopsom van $ 9000. De auto heeft een verzekerde waarde, blijkens de polis, van $ 9000. Uit de overgelegde foto’s blijkt dat hij er voor Irma goed uitzag. Door [de bruiklener] wordt gesteld dat de auto op het moment van orkaan Irma $ 4740 waard is. Daaraan legt [de bruiklener] een bepaalde berekening aan ten grondslag.
4.9.
Het Gerecht laat zich echter leiden door de recente koopovereenkomst en de kort daarop afgegeven polis door de verzekeraar. Uitgaande gaat de rechter uit van een waarde van de auto op $ 9000. De vraag is wat de auto na het passeren van de orkaan nog waard was. Het Gerecht heeft kennis genomen van de foto’s die [de bruikuitlener] in het geding heeft gebracht. Die laten weinig aan de verbeelding over; de auto is total loss. Daarbij komt dat [de bruiklener] niet een rapport van een deskundige in het geding brengt waaruit anders volgt.
4.10.
Dit betekent dat het Gerecht aan schadevergoeding zal toekennen $ 6000, met de wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2018, zijnde de datum van het verzoekschrift, omdat [de bruikuitlener] niet de rente vanaf een eerdere ingangsdatum vordert.
4.11.
Aan de overige argumenten van partijen komt het Gerecht niet toe.
4.12.
Voor de buitengerechtelijke incassokosten zal het Gerecht een bedrag van $ 100 opnemen in de beslissing omdat [de bruikuitlener] geen specificatie van in het geding heeft gebracht. Wel heeft het Gerecht de brief van 22 januari 2018 als een buitengerechtelijke activiteit aangemerkt en deze begroot op dit bedrag.
4.13.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij moet [de bruiklener] in de proceskosten worden veroordeeld, daaronder begrepen de kosten van het beslag.

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
veroordeelt [de bruiklener] om aan [de bruikuitlener] te betalen $ 6000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2018 tot aan de dag van algehele voldoening alsmede tot betaling van $ 100 aan buitengerechtelijke incassokosten,
veroordeelt [de bruiklener] in de proceskosten, aan de zijde van [de bruikuitlener] begroot op NAf 249,50 aan oproepingskosten, NAf 450,00 aan griffierecht, NAf 3.000,00 aan salaris gemachtigde en op NAf 552,65 aan salaris gemachtigde,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. J.J. van Rijen, rechter, en is op 18 september 2018 ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier uitgesproken.