Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De vaststaande feiten
- US$ 253.715,92,
- een zevende deel van de na 19 maart 2015 ontvangen en te ontvangen huurpenningen (…),
- een zevende deel van de verkoopopbrengst van de onroerende zaak aan de Frontstreet,
- de overige meubels en andere roerende zaken uit de woning van de erflater.
“om US$ 31.000,= terug te brengen in de boedel”. Ook worden [erfgenaam B] en [erfgenaam C] opgedragen om een bedrag van US$ 6577,26 dat op een Amerikaanse bankrekening staat te incasseren ten behoeve van de boedel. Blijkens de beslissing in het Hofvonnis wordt [erfgenaam D] veroordeeld om aan de nalatenschap te betalen US$ 568.734,47.
“tegen behoorlijke kwijting te betalen:
“[erfgenaam B] als bewaarder van wijlen [de erflater]”een rechtsverhouding bestaat, te weten een rekening-courantovereenkomst. Daarop staat op het moment van beslaglegging een bedrag van US$ 549.464,78. In de derdenverklaring staat dat de bank per e-mail van 1 augustus 2017 aan de gemachtigde van [de erfgenamen A] heeft verzocht om
“duidelijkheid te verschaffen over de over te dragen gelden”.
“The fact that the judgment also contains a division of the estate still does not provide sufficient clarity on what if any obligations arise therefrom particularly for the third party garnishee. This does not seem to be a straightforward “executoriaal beslag” as the judgment and the bailiff’s notice do not contain a clear payment order.”Namens [de erfgenamen A] wordt in deze correspondentie het standpunt ingenomen dat de bank gehouden is het gehele rekeningsaldo aan de deurwaarder uit te betalen. De derdenverklaring wordt overigens niet betwist door [de erfgenamen A]
3.De vorderingen en het verweer
4.De beoordeling
[de erfgenamen A]de volgende argumenten aan. Artikel 477 Rv verplicht de bank als derdenbeslagene de verschuldigde geldsommen aan de deurwaarder te voldoen. Daarom moet de bank hiertoe worden veroordeeld, als ware zij daarvan zelf de schuldenaar. Aldus het verzoekschrift. Bij repliek wordt hier het volgende aan toegevoegd. Het saldo op de bankrekening behoort niet in eigendom toen aan [erfgenaam B], maar aan de nalatenschap, zodat [de erfgenamen A] geen bevel nodig hebben om haar te veroordelen die gelden af te geven. Het Hofvonnis behelst een verdeling van de nalatenschap zodat [de erfgenamen A] executoriaal beslag konden leggen op de bankrekeningen the name van de erflater; die behoren immers tot de gemeenschap. Uit het overzicht dat door [de erfgenamen A] naar aanleiding van het Hofvonnis is gemaakt volgt dat zij recht hebben op een totaalbedrag van US$ 1.110.429,50. Voor dat bedrag is het beslag gelegd. [de erfgenamen A] wijzen er op dat tussen hen en [erfgenaam B] geen inhoudelijk geschil meer bestaat. Dat is immers geëindigd door het Hofvonnis.