ECLI:NL:OGEAM:2019:113

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
14 juni 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
SXM201900347
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlijden van aktes door notaris in kort geding

In deze zaak, die op 14 juni 2019 door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten is behandeld, heeft de eiser, een opdrachtgever, een kort geding aangespannen tegen de notaris. De eiser vorderde dat de notaris bepaalde aktes zou verlijden en dat de notaris de kosten daarvan deels zelf zou dragen, met verbeurte van dwangsommen en veroordeling in de proceskosten. De notaris heeft de vorderingen gemotiveerd weersproken en verzocht om de eiser in de reële proceskosten te veroordelen. Tijdens de zittingen op 10 mei en 7 juni 2019 is gebleken dat de eiser de zaak uiteindelijk heeft ingetrokken, omdat de notaris inmiddels was begonnen met de verzochte verdeling van de nalatenschap. De notaris heeft echter aangegeven dat zij instemt met royement mits de eiser een bedrag van NAf. 1.000,00 aan gemachtigdensalaris voldoet. Het Gerecht heeft overwogen dat de communicatie tussen de notaris en de eiser beter had kunnen verlopen, vooral gezien het feit dat de eiser geen juridische achtergrond heeft. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat de vorderingen van de eiser niet voor toewijzing in aanmerking kwamen, maar dat het kort geding wel heeft geleid tot een hernieuwde samenwerking tussen partijen. Uiteindelijk heeft het Gerecht beslist dat de proceskosten voor eigen rekening van beide partijen zijn.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM201900347
Vonnis in kort geding d.d. 14 juni 2019
inzake
[de opdrachtgever],
wonende in Sint Maarten,
eiser,
procederende in persoon,
tegen
[de notaris]
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. F.N. JANSEN,
Partijen zullen hierna “[de opdrachtgever]” en “de notaris” worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties, ontvangen op 10 april 2019,
producties van de notaris,
aanvullende producties van [de opdrachtgever],
pleitnota namens de notaris,
e-mail van 19 mei 2019 van [de opdrachtgever] aan het Gerecht en de antwoord-mail van 5 juni 2019 van het Gerecht en de e-mail van dezelfde datum van mr. Jansen,
aanvullende producties van [de opdrachtgever],
aanvullende producties van de notaris,
tweede pleitnota namens de notaris.
1.2.
De zaak is op zitting behandeld op 10 mei 2019 en op 7 juni 2019 in aanwezigheid van [de opdrachtgever] en mr. Jansen. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
Vandaag wordt uitspraak gedaan.

2.De beoordeling

2.1.
De vorderingen van [de opdrachtgever] strekken ertoe dat de notaris zal worden veroordeeld om bepaalde aktes te verlijden, de kosten daarvan (deels) zelf te dragen, op verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van de notaris in de proceskosten.
2.2.
De notaris weerspreekt de vorderingen gemotiveerd, concludeert tot afwijzing en verzoekt het Gerecht om [de opdrachtgever] in de reële proceskosten te veroordelen.
2.3.
In zijn e-mail van 19 mei 2019 bericht [de opdrachtgever] aan het Gerecht dat hij de zaak “definitief” intrekt omdat de notaris nu wel aan de slag is gegaan met de verzochte verdeling van de nalatenschap.
2.4.
De notaris heeft vervolgens aan [de opdrachtgever] laten weten, zo blijkt uit haar e-mail van 5 juni 2019 aan het Gerecht, dat zij kan instemmen met royement mits [de opdrachtgever] aan haar NAf. 1.000,00 aan gemachtigdensalaris voldoet op grond van het Procesreglement.
2.5.
Op de zitting van 7 juni 2019 is gebleken dat partijen hierover geen overeenstemming hebben kunnen bereiken. [de opdrachtgever] wijst er op dat door het aanvangen van het kort geding de notaris in beweging is gekomen en dat hij niet langer van het kastje naar de muur werd gestuurd. De notaris wijst erop dat de vorderingen van [de opdrachtgever] nooit hadden kunnen worden toegewezen omdat zij onzinnig zijn.
2.6.
Het Gerecht overweegt het volgende. Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting volgt dat [de opdrachtgever] zich per e-mail tot de notaris heeft gewend om een rechterlijk vonnis geëxecuteerd te krijgen (verdeling nalatenschap). Ook heeft hij de notaris gevraagd een executoriale veiling te starten (op basis van een hypotheekakte). Voor beide opdrachten was de inschakeling van de notaris onontbeerlijk. Gebleken is dat de notaris [de opdrachtgever] niet heeft uitgenodigd voor een gesprek met een klerk, kandidaat of de notaris zelf maar dat partijen voornamelijk per e-mail bleven communiceren ondanks dat [de opdrachtgever] meerdere malen op het notariskantoor is geweest om te vragen hoe het met de voortgang stond. Naar voorlopig oordeel van het Gerecht had het op de weg van de notaris gelegen de communicatie beter aan te pakken door direct met [de opdrachtgever] rond de tafel te gaan en hem uit te leggen wat de verdere aanpak zou zijn. Niet uit het oog moet worden verloren dat [de opdrachtgever] een niet juridisch geschoolde burger is die recht heeft op de diensten die de notaris wegens haar ministerieplicht moet verlenen. Dat geldt eens temeer nu er een rechterlijk vonnis ligt dat [de opdrachtgever] uitgevoerd wilde zien en waarvoor de inzet van de notaris noodzakelijk is.
2.7.
Op zich terecht voert de notaris aan dat de vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking hadden kunnen komen. De rechter in kort geding kan immers niet bepalen welke aktes de notaris moet verlijden en wat daarin moet staan. Dat valt inderdaad binnen de uitsluitende professionele bevoegdheid van de notaris.
2.8.
Naar voorlopig oordeel is door het aanvangen van het kort geding de samenwerking tussen partijen weer op gang gekomen. Daarmee is, naar voorlopig oordeel, reeds gegeven dat er geen sprake van misbruik van procesrecht door [de opdrachtgever] is. Het verzoek van de notaris om [de opdrachtgever] in de reële proceskosten te veroordelen wordt daarom afgewezen.
2.9.
Alles afwegende ziet het Gerecht aanleiding om te beslissen dat partijen de proceskosten ieder voor eigen rekening moeten houden.

3.De beslissing

Het Gerecht:
verstaat dat de vorderingen zijn ingetrokken,
bepaalt dat partijen de proceskosten ieder voor eigen rekening moeten houden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 14 juni 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.