ECLI:NL:OGEAM:2019:135

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 september 2019
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
SXM201801255
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kansovereenkomst en bewijsopdracht in geschil over loterijwinst

In deze zaak heeft eiser, wonende in Sint Maarten, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap gedaagde, eveneens gevestigd op Sint Maarten, met betrekking tot een kansovereenkomst. Eiser heeft op 29 april 2018 loten gekocht voor de loterij 'Diario', maar gedaagde weigert de prijs van USD 40.000,00 uit te betalen. Eiser vordert betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat hij de loten zou hebben gekocht na de trekking.

Het Gerecht heeft kennisgenomen van de processtukken en de argumenten van beide partijen. Eiser stelt dat hij recht heeft op de prijs omdat hij winnende loten heeft gekocht, terwijl gedaagde aanvoert dat eiser wist dat de trekking al had plaatsgevonden. Gedaagde voert aan dat de meeste deelnemers met vaste nummers spelen en dat het ongebruikelijk is dat eiser dezelfde loten bij twee verschillende Booths heeft gekocht. Eiser betwist dat hij op de hoogte was van de trekking en stelt dat gedaagde geen vergunning heeft voor het exploiteren van een loterij op Sint Maarten, wat volgens hem onrechtmatig is.

Het Gerecht overweegt dat eiser zich beroept op nakoming van de overeenkomst, maar dat het in dit geval gaat om een kansovereenkomst. Het Gerecht laat gedaagde toe tot het bewijs van haar verweer, dat eiser op de hoogte was van de trekking ten tijde van de aankoop van de loten. De beslissing over de vordering van eiser wordt aangehouden, en gedaagde moet haar bewijsvoering leveren op de zitting die is gepland op 7 november 2019.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM201801255
Vonnis d.d. 3 september 2019
inzake
[eiser],
wonende in Sint Maarten,
eiser,
gemachtigde: mr. R.E. DUNCAN,
tegen
de besloten vennootschap [gedaagde],
gevestigd op Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G. HATZMANN,

1.Het procesverloop

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 24 september 2018 ontvangen;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek,
  • de conclusie van dupliek met productie,
  • de akte uitlating productie.
1.2.
De rolrechter heeft beslist dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
Op 29 april 2018 om 03:20 PM heeft eiser loten van gedaagde gekocht bij de Booth met nummer TH-45. De nummers van deze loten, in het spel met de naam Diario, zijn 475S, 75 en 547S. Op diezelfde dag, om 03:33 PM heeft eiser precies dezelfde loten gekocht maar dan bij de Booth met nummer Thomas-40. Bij beide Booths heeft eiser USD 25,00 betaald.
2.2.
Op deze loten is een prijs gevallen van in totaal USD 40.000,00. Gedaagde weigert echter deze prijs aan eiser uit te betalen.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert dat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van USD 40.000,00 aan hem, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2018 tot de dag van algehele betaling. Verder moet gedaagde worden veroordeeld tot betaling van 15% buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
Gedaagde concludeert dat het Gerecht eiser in zijn vorderingen niet-ontvankelijk verklaart, althans dat deze zullen worden afgewezen, met veroordeling van eiser in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Kort en zakelijk weergegeven onderbouwt eiser zijn vorderingen als volgt. Er is sprake van een koopovereenkomst die eiser als consument met gedaagde heeft gesloten. Daarvan wordt nakoming gevorderd.
4.2.
Kort en zakelijk weergegeven verweert gedaagde zich als volgt. De meeste deelnemers spelen met vaste nummers en in meerdere van haar loterijen tegelijk. Dat heeft eiser niet gedaan. Ook ongewoon is dat eiser dezelfde loten heel snel achter elkaar bij twee verschillende Booths heeft gekocht. De hoogte van het door eiser ingezette bedrag, USD 50,00, is ook ongewoon. De meeste deelnemers zetten dagelijks kleine bedragen van USD 0,50 tot USD 2,00 in. Gedaagde denkt dan ook dat eiser wist dat deze nummers winnend zouden zijn. De trekking namelijk had al plaatsgevonden op het moment dat deze loten werden gekocht. Op Aruba had de trekking voor de Diario om 15.00 uur plaatsgevonden. Dat is ook bevestigd door [A] N.V., die met de trekking is belast, in diens brief van 8 mei 2018 die in het geding is gebracht. Eiser is dus een valsspeler. De algemene voorwaarden van gedaagde, die zichtbaar voor de klanten op de Booths zijn gepubliceerd, bepalen in artikel 6:
“Ticket that has been both after closing time of each lottery draw will be participating in the next first draw of the lotteries games.” “Both”is natuurlijk een typefout en moet
“bought”zijn. De volgende dag is er helaas geen prijs gevallen op de lotnummers die door eiser zijn gekocht.
4.2.
Door eiser wordt aangevoerd dat gedaagde geen overheidsvergunning heeft voor het exploiteren van een loterijbedrijf op Sint Maarten. Dat moet wel op grond van de Loterijverordening. Dus handelt gedaagde onrechtmatig en heeft zij eiser bedrogen. Op dat argument heeft gedaagde niet gereageerd, zo constateert het Gerecht. Daarom moet het Gerecht ervan uitgaan dat gedaagde inderdaad niet over een vergunning beschikte. Overwogen wordt dat dit argument eiser toch niet kan baten. Hij stelt immers niet dat door het ontbreken van een vergunning het dús zo is dat gedaagde de prijs moet uitbetalen. Het juridische causale verband wordt door hem niet gesteld. Uit de Loterijverordening kan niet worden afgeleid dat er sprake is van nietigheid van rechtshandelingen als een vergunning ontbreekt, zodat voor het Gerecht geen taak is weggelegd om dit ambtshalve te onderzoeken. Die verordening is meer fiscaal, bestuursrechtelijk en strafrechtelijk ingestoken. Bepalingen van materieel privaatrecht ontbreken. Daarom gaat het argument van het ontbreken van een vergunning niet op, mede in aanmerking genomen artikel 3:40 lid 3 BW.
4.3.
Het Gerecht overweegt dat eiser zich beroept op nakoming van de met gedaagde gesloten overeenkomst. Overigens is dat niet een koopovereenkomst maar een kansovereenkomst. Eiser stelt voldoende; namelijk dat hij winnende loten heeft gekocht en dus gerechtigd is tot de prijs. Dat klopt op het eerste gezicht zodat het aan gedaagde is om dit in voldoende mate te betwisten.
4.4.
Terecht voert eiser aan dat uit de voormelde brief van 8 mei 2018, waarop gedaagde zich beroept, niet volgt dat op 29 april 2018 de trekking van de Diario loterij op Aruba om 15:00 uur heeft plaatsgevonden. Dat staat er gewoonweg niet, nog daargelaten de overige vraagtekens die deze brief oproept en waarop eiser terecht wijst. Wel kan in die brief worden gelezen dat de trekking altijd om 15:00 uur plaatsvindt maar daarmee is niet vastgesteld dat dit dus op 8 mei 2018 ook daadwerkelijk het geval was. Uit de argumentatie van gedaagde leidt het Gerecht verder af dat zij van mening is dat eiser wist dat die trekking al had plaatsgevonden of dat had kunnen weten. Daarvoor is echter nodig dat gedaagde dit aan haar klanten heeft gecommuniceerd. Klanten moeten immers weten aan welke loterij zij meedoen; die van vandaag of die van morgen.
4.5.
Het Gerecht is van oordeel dat gedaagde heeft voldaan aan haar stelplicht zodat zij tot het bewijs van de door haar gestelde feiten kan worden toegelaten. Als deze komen vast te staan moeten de vorderingen worden afgewezen. Gedaagde zal dus worden toegelaten tot het bewijs van haar (bevrijdende) verweer, inhoudende dat:
de trekking ten tijde van de aankoop van de loten al had plaatsgevonden
en
dat eiser dit wist of kon weten ten tijde van de aankoop van de loten.
4.6.
Alle overige beslissingen worden aangehouden.

5.De beslissing

Het Gerecht:
laat gedaagde toe tot het bewijs als bedoeld onder 4.5.,
bepaalt dat op
donderdag 7 november 2019 om 8:30 uurhet Gerecht maximaal drie getuigen kan horen die door gedaagde uiterlijk 3 dagen voor de zitting schriftelijk aan eiser en het Gerecht moeten worden aangezegd,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 3 september 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.