Uitspraak
1.de naamloze vennootschap [A] N.V., h.o.d.n. ……….
1.Het procesverloop
- het verzoekschrift met producties, op 11 september 2018 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met productie,
- de conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie met producties,
- conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie,
- conclusie van dupliek in reconventie.
2.De feiten
“Sub-contracting Agreement”tot stand gekomen tussen de failliet als
“Principal”, [A] als
“Sub-Contractor”en [B] als
“Sub-Contractor’s Guarantor”(hierna: de Agreement). Deze is ondertekend door de directeur van de failliet. Voor [A] en
“Sub Contractor’s Guarantor”is ondertekend door [B] (door middel van het plaatsen van één handtekening).
“To: [B], Managing Director – [A] ”.
“Will do my best to get a partial payment out. This will depend heavily on collections. I will keep you updated as the week progresses.”
“Indemnity”. De relevante gedeeltes worden geciteerd:
3.Het geschil in conventie en in reconventie
“om binnen 5 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis een overzicht van de door de werknemers …… in de maand augustus 2017 gewerkte uren aan eiser te overhandigen”, op straffe van een dwangsom,
“op gedaagde q.q. van curator (gefailleerde [DE FAILLIET]) heeft en haar toe te laten als crediteur in het faillissement van [DE FAILLIET]”;
“gedaagde q.q. van curator”te veroordelen om aan [A] te betalen USD 108.502,55, vermeerderd met de wettelijke rente,
“te bepalen dat de vordering van [A] verrekend kan worden met enig schuld van [A] aan gedaagde q.q. van curator (gefailleerde [DE FAILLIET]), voor zover door Uw Gerecht in conventie is vastgesteld dat de gefailleerde en/of gedaagde q.q. van curator een vordering op [A] heeft”;
4.De beoordeling
“A/P Aging Summary”in het geding gebracht uit de administratie van de failliet d.d. 28 juli 2016. Wat betreft de vordering om inzicht te verschaffen in de gewerkte uren van de maand augustus 2017 beroept [A] zich op overmacht; deze stukken zijn verloren gegaan als gevolg van Orkaan Irma.
“[A] ….”en dat ziet op de onderneming [D] (opgericht op 12 december 2016 en voorheen eenmanszaak) waarvan [B] (voornamen …..) wel de statutair bestuurder is. Gelet hierop had van [A] mogen worden verwacht dat zij bij dupliek facturen, opdrachtbevestigingen dan wel andere documentatie in het geding hadden gebracht waaruit blijkt dat zij wel degelijk een vordering van de gestelde omvang op de failliet heeft. Bij dupliek heeft het Gerecht echter geen stukken aangetroffen en evenmin is pleidooi gevraagd zodat deze stukken op een later tijdstip alsnog in het geding zouden kunnen worden gebracht. Daarmee heeft [A] de inhoudelijke betwisting van de curator niet weerlegd zodat het Gerecht uit moet gaan van het gelijk van de curator op dit punt. Er is dus niet komen vast te staan dat sprake is van een vordering van [A] op de failliet zodat reeds daarom het verrekeningsverweer strandt.