In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, hebben eisers [AB] c.s. een vordering ingesteld tegen gedaagden [C] en [D] met betrekking tot een generatorhuisje dat zich op hun perceel bevindt. De eisers vorderen onder andere de verwijdering van het generatorhuisje, dat volgens hen onrechtmatig op hun eigendom is geplaatst door de gedaagden. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij op 14 november 2018 een tussenvonnis werd gewezen en op 27 november 2018 een gerechtelijke plaatsopneming plaatsvond. De eisers stellen dat het generatorhuisje inbreuk maakt op hun eigendomsrecht en hebben gedaagden gesommeerd tot verwijdering. Gedaagden hebben echter betoogd dat zij door verkrijgende of bevrijdende verjaring eigenaar zijn geworden van de grond onder het generatorhuisje.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat [D] de feitelijke macht over de grond heeft uitgeoefend door het plaatsen van de generator en het bouwen van een betonnen huisje. De vraag of [D] daadwerkelijk eigenaar is geworden door verjaring, hangt af van de bewijsvoering van de gedaagden. Het Gerecht heeft [D] in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de tijdsduur van het bezit en de omstandigheden waaronder het generatorhuisje is geplaatst. De eisers zijn op hun beurt ook verplicht om hun stelling dat er geen sprake is van goede trouw aan de zijde van [D] te onderbouwen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijslevering, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om schriftelijk bewijs in te dienen.
De beslissing van het Gerecht is dat de zaak wordt aangehouden en dat partijen gelijktijdig een akte kunnen nemen om hun standpunten verder te onderbouwen. De volgende zitting is gepland op 5 maart 2019.