ECLI:NL:OGEAM:2019:37

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
SXM201801070 (AR2018/227)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van procesrecht en kostenveroordeling in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 2 april 2019 uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. H.S. Kockx, en gedaagde, vertegenwoordigd door mr. C.F. Klooster. Eiseres vorderde een betaling van Euro 7.346,35, vermeerderd met wettelijke rente en $500 aan buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeling van gedaagde in de proceskosten. Gedaagde verzocht het gerecht om eiseres niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen of deze af te wijzen, met veroordeling van eiseres in de proceskosten.

De zaak heeft een voorgeschiedenis waarin eerdere vorderingen van eiseres zijn afgewezen, maar later door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie zijn toegewezen. Eiseres stelde dat gedaagde misbruik van procesrecht heeft gemaakt door cassatie in te stellen tegen de Hofbeschikking, en eiste vergoeding van de reële kosten van rechtsbijstand. Gedaagde betwistte deze claim en verwees naar de maatstaf voor misbruik van procesrecht zoals geformuleerd in eerdere jurisprudentie.

Het Gerecht oordeelde dat eiseres niet aan de maatstaf voor misbruik van procesrecht voldeed, aangezien er juridische gronden waren voor het cassatieberoep. Het Gerecht wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, begroot op NAf. 2.000,00 aan salaris voor de gemachtigde, met wettelijke rente indien de kosten niet binnen 14 dagen worden betaald. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM201801070 (AR2018/227)
Vonnis d.d. 2 april 2019
inzake
[eiseres],
wonende in Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.S. KOCKX,
tegen
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting [gedaagde],
gevestigd op Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.F. KLOOSTER.

1.Het procesverloop

1.1.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • verzoekschrift met producties, ontvangen op 14 augustus 2018,
  • conclusie van antwoord met productie,
  • conclusie van repliek,
  • conclusie van dupliek.
1.2.
Vandaag wordt uitspraak gedaan.

2.De feiten

Tussen partijen is een procedure bij dit gerecht aanhangig geweest. Bij beschikking van 1 april 2016 van dit gerecht (EJ 2015/…) zijn de vorderingen van eiseres afgewezen. Bij beschikking van 7 oktober 2016 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: de Hofbeschikking) is de beschikking van dit gerecht vernietigd en is de vordering van eiseres overwegend toegewezen. Bij beschikking van de Hoge Raad van 22 december 2017 is de Hofbeschikking, met toepassing van artikel 81 lid 1 RO, bekrachtigd.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
Eiseres vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, dat gedaagde wordt veroordeeld aan haar te betalen Euro 7.346,35, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder vordert zij een bedrag van $ 500 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tot slot vordert zij dat gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Gedaagde verzoekt het gerecht op, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, om eiseres in haar vorderingen niet–ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van eiseres de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.De beoordeling

4.1.
Kort en zakelijk weergegeven stelt eiseres in het verzoekschrift dat gedaagde misbruik van procesrecht heeft gemaakt door beroep in cassatie in te stellen tegen de Hofbeschikking. Daarom moeten de werkelijke kosten van rechtsbijstand van het cassatieberoep aan eiseres worden vergoed. Dat is het bedrag dat onder 3.1. van dit vonnis als hoofdsom is vermeld. In de conclusie van repliek wordt aangevoerd dat eiseres wegens feitelijkheden cassatie heeft ingesteld. Ook uit de motivering van het arrest van de Hoge Raad volgt dat er sprake is van een nodeloos beroep omdat daaruit blijkt dat de klachten tegen de Hofbeschikking niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen. Kortom: eiseres is nodeloos op kosten gejaagd door gedaagde. Dat is onrechtmatig handelen en levert gebruik van procesrecht op.
4.2.
Gedaagde betwist deze argumenten.
4.3.
In het arrest Duka/Achmea (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828), waarnaar beide partijen verwijzen, is de volgende maatstaf gegeven om aan te kunnen nemen dat sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen, noodzakelijk om tot vergoeding van de reële kosten van rechtsbijstand te kunnen besluiten:
“Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, LJN BA3516, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM.”
4.4.
Met gedaagde is het gerecht van oordeel dat eiseres deze maatstaf niet haalt. In de eerste plaats is gebleken dat eiseres heeft geklaagd dat het Hof een verboden aanvulling van de feitelijke grondslagen van de vordering van eiseres heeft gegeven. Het is dus niet zo dat gedaagde het cassatieberoep op zuiver feitelijke gronden heeft ingesteld. Dit is een juridische grondslag die tot cassatie zou kunnen leiden. Vandaar dat de cassatieadvocaat aan gedaagde een schriftelijk advies heeft gegeven waarin is vermeld dat er “een redelijke kans van slagen" is dat de Hoge Raad zou casseren.
4.5.
Als de Hoge Raad afdoet op de grond dat de klachten tegen de Hofbeschikking niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen is dat, zonder nadere toelichting want die ontbreekt, geen grond om tot misbruik van procesrecht te besluiten. Het gerecht is van oordeel dat eiseres op dit punt onvoldoende stelt.
4.6.
Het gerecht beslist dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht. Daarom worden de vorderingen van eiseres afgewezen en moet zij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
wijst de vorderingen van eiseres af,
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde begroot op NAf. 2.000,00 aan salaris gemachtigde, met de wettelijke rente daarover tot de dag van algehele voldoening indien de proceskosten niet binnen 14 dagen zijn betaald,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 2 april 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.