ECLI:NL:OGEAM:2019:44

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
SXM201900185 / KG00040/2019
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding over dwangsommen en rekening en verantwoording met betrekking tot appartement in Sint Maarten

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, heeft eiseres, een vrouw wonende te Sint Maarten, een kort geding aangespannen tegen een vennootschap naar het recht van Delaware, USA. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. V.C. Choennie, verzoekt het Gerecht om de executie van een eerder Hofvonnis van 7 september 2018 te schorsen, waarin zij werd bevolen om rekening en verantwoording af te leggen over het financiële beheer van een appartement in Cupecoy Beach Club. De vrouw is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure in de Verenigde Staten, waarin ook de boedelscheiding aan de orde is. De man, de enige statutaire bestuurder van de vennootschap, heeft zonder toestemming van de vrouw haar als aandeelhouder geschrapt uit het aandeelhoudersregister.

De vrouw stelt dat de executie van het Hofvonnis ongegrond en onrechtmatig is, en dat er sprake is van misbruik van recht. De vennootschap, vertegenwoordigd door mr. J.G. Snow, concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw en verzoekt om haar in de proceskosten te veroordelen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vrouw heeft voldaan aan de verplichtingen uit het Hofvonnis door een groot aantal documenten te overleggen, maar de vennootschap stelt dat deze documenten onvoldoende zijn voor belastingaangifte in de Verenigde Staten.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft het Gerecht besloten de executie van het Hofvonnis te schorsen totdat in een bodemprocedure is beslist of er dwangsommen verschuldigd zijn. De vennootschap is in de proceskosten veroordeeld, en het vonnis is uitgesproken op 26 april 2019 door rechter A.J.J. van Rijen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM201900185 / KG00040/2019
Datum: 26 april 2019
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[de vrouw]
wonende te Sint Maarten,
-eiseres-,
gemachtigde: de advocaat mr. V.C. CHOENNIE
tegen
de vennootschap naar het recht van de staat Delaware [de vennootschap],
gevestigd te Delaware, USA,
-gedaagde-
gemachtigde: de advocaat mr. J.G. SNOW

1.Het verloop van het kort geding

1.1.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • verzoekschrift met producties, ontvangen op 22 februari 2019,
  • brieven van 2 en 11 april 2019 met producties van gedaagde,
  • brief van 11 april 2019 met producties van eiseres,
  • pleitnota van eiseres,
  • pleitnota van gedaagde.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 12 april 2019 plaatsgevonden in aanwezigheid van eiseres en de beide gemachtigden. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
Vandaag wordt uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
Eiseres (hierna: de vrouw) is op 25 juni 1994 in het huwelijk getreden met ….. (hierna: de man). Tijdens het huwelijk hebben zij gezamenlijk het recht van appartement in eigendom verkregen van unit #.... in Cupecoy Beach Club, Lowlands op Sint Maarten. Bij leveringsakte van 28 november 2000 is de eigendom van het appartementsrecht door het echtpaar geleverd aan gedaagde, hierna: [de vennootschap].
2.2.
Inmiddels zijn de man (wonende in de Verenigde Staten) en de vrouw (wonende in Sint Maarten) al weer geruime tijd verwikkeld in een echtscheidingsprocedure in de Verenigde Staten. Uit de stukken en het besprokene op de zitting volgt dat het einde daarvan nog lang niet in zicht is. Onderdeel van die procedure is ook de boedelscheiding omdat tussen partijen een vorm van gemeenschap van goederen bestaat. In dat kader wordt in de Verenigde Staten ook geprocedeerd over voormeld appartement.
2.3.
De man is thans de enige statutaire bestuurder van [de vennootschap]. Zonder toestemming van de vrouw heeft hij haar als aandeelhouder geschrapt in het aandeelhoudersregister.
2.4.
Bij vonnis in kort geding van 6 september 2016 (KG 2016/88) van dit Gerecht zijn de vorderingen van [de vennootschap], ertoe strekkende dat de vrouw wordt veroordeeld het appartement te ontruimen en om rekening en verantwoording over haar beheer hiervan af te leggen, afgewezen. Bij vonnis in hoger beroep van 7 september 2018 (KG 88/2016 ghis 82120/2017 H 36/17), dat in kracht van gewijsde is gegaan, is dit vonnis vernietigd. Het Hof heeft de vordering, strekkende tot het doen van rekening en verantwoording, als volgt aan [de vennootschap] toegewezen:
“beveelt [de vrouw] om binnen twee maanden na de dag van de uitspraak van dit vonnis aan [[de vennootschap]] op deugdelijke wijze rekening en verantwoording af te leggen over het (financiële) reilen en zeilen van het appartement vanaf 1 mei 2015 zoals in rov. 2.4 omschreven, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van $ 1000,-voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijft tot een maximum van $ 50.000,-;”
2.5.
Bij brief van 6 november 2018 heeft de gemachtigde van de vrouw aan de gemachtigde van de man een groot aantal documenten toegezonden:
  • “2015 spreadsheet with all income and expenses; please note that the taxes were filed for 2015 in the USA;
  • 2016 spreadsheet with all income and expenses; please note that the taxes were filed for 2016 in the USA;
  • 2017 spreadsheet with all income and expenses; was mailed yesterday to the department of Treasurer IRS (…);
Additional information top roof that client also filed her own taxes showing her income from [de vennootschap]:
  • 2015 taxes filed;
  • 2016 taxes filed;
  • 2017 taxes filed.
Further documents:
  • Payments in 2015 for maintenance fees at CBC (3);
  • Correspondence between attorney of client with all relevant information from [de vennootschap];
  • Decision and order from the court in USA dated 28/06/2018;
  • Letter of March 4, 2018 with a payment received of US$ 2425; this payment has to be reimbursed to the client because of a cancellation;
  • Letter of March 7, 2018 from CMFA for reconstruction;
  • Statement of August 31, 2018;
  • Letter of October 9, 2018.
(…)
With sending these documents client has fulfilled her obligation according to the judgment.”
2.6.
Hierop is door de man niet inhoudelijk gereageerd. Op 20 november 2018 heeft de deurwaarder het Hofvonnis aan de vrouw betekend met het bevel:
“a. Beveelt [de vrouw] om binnen twee maanden na de dag van de uitspraak van dit vonnis aan [de vennootschap] Sun op deugdelijke wijze rekening en verantwoording af te leggen over het (financiele) reilen en zielen van het appartement vanaf 1 mei 2015 zoals in rov. 2.4. omschreven.”Als zij hier niet aan voldoet dan verbeurt zij de dwangsommen.
2.7.
In de ongedateerde brief van de gemachtigde van [de vennootschap] uit december 2018 aan de gemachtigde van de vrouw wordt geschreven dat de dwangsommen volledig zijn verbeurd en dat wordt als volgt uitgelegd:
“Secondly, the documents that were delivered to my office are clearly not what is meant by giving proper accountability to say the least. The documents and further lack of information provided by your client about her (other) companies and the absence of a basic profit and loss summary, are certainly not sufficient to administer or file taxes in the U.S. Little of the documentation provided is geared towards [de vennootschap] Sun Inc. and it therefore is obvious that none of this information will hold up as sufficient in an IRS audit, to which [de vennootschap] Sun Inc would bear the ultimate responsibility and accountability. And that was the exact reason the accounting was required and requested.”

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
De vrouw verzoekt het Gerecht om de volgende beslissingen te nemen:
“Primair:
1.
[de vennootschap] te verbieden het hof vonnis van 7 september 2018 voor het innen van dwangsommen dan wel de verdere executie stop te zetten nu is aangetoond dat er sprake is van misbruik van recht en dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid nu de aangezegde executie ongegrond en onrechtmatig is;
Subsidiair:
2.
De executie van het hof vonnis van 7 september 2018 op te schorten totdat in de echtscheidingsprocedure in de V.S.A. is beslist nu de aangezegde executie ongegrond of onrechtmatig is.
3.
Kosten rechtens.”
3.2. [
de vennootschap] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw. Zij moet in de proceskosten worden veroordeeld.
3.3.
Op de argumenten van partijen gaat het Gerecht hierna in, voor zover deze relevant blijken voor de uitkomst van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Het Gerecht stelt vast dat dit een kort geding is dat wordt gevoerd op grond van artikel 438 Rv; een zogenaamd executiegeschil
4.2.
Eerst wil het Gerecht vaststellen op welke periode de veroordeling die het Hof heeft uitgesproken nu precies ziet. Partijen gingen er vanuit dat die periode zou doorlopen maar het Gerecht betwijfelde dat en moet dat eerst ambtshalve vaststellen. Een en ander heeft de rechter op de zitting met partijen besproken.
4.3.
Uit het kort geding vonnis van 6 september 2016 volgt dat de vordering van [de vennootschap] als volgt luidde:
“3. [de vrouw] voorts te gebieden om binnen vier weken na heden rekening en verantwoording af te geven met betrekking tot het financiële reilen en zeilen van het recht van appartement van [de vennootschap] op Sint Maarten over de periode vanaf 1 mei 2015 tot heden en afgifte van de daarbij horende documentatie en ontvangen huuropbrengsten aan [de vennootschap], welke namelijk benodigd is voor de vereiste aangifte door [de vennootschap] van haar belastingen in de Verenigde Staten van Amerika (….)”.
4.4.
Hieruit volgt dus dat het in het kort geding vonnis gaat om de periode vanaf 1 mei 2015 tot 18 juli 2016, de datum waarop het inleidend verzoekschrift is gedagtekend.
4.5.
Uit het Hofvonnis blijkt niet dat door [de vennootschap] in hoger beroep de eis is vermeerderd, zodanig dat deze ziet op een langere periode. In overweging 2.4. spreekt het Hof over
“de gevraagde voorziening”en dat moet dus wel dezelfde vordering zijn als ingesteld bij het inleidend verzoekschrift. Dit betekent dat het Gerecht er in dit kort geding vanuit gaat dat de discussie over de verbeurdverklaring van de dwangsommen enkel kan zien op de periode 1 mei 2015 tot 18 juli 2016. Daarmee mist een groot gedeelte van de argumentatie van [de vennootschap] doel omdat die ziet op recenter tijden. Het Gerecht kan zich best voorstellen dat op de vrouw een rechtsplicht rust tot het doen van rekening en verantwoording aan [de vennootschap] maar daar gaat dit kort geding niet over; een dergelijke vordering is in reconventie door de man immers niet aan de kort geding rechter ter beoordeling voorgelegd.
4.6.
Naar voorlopig oordeel heeft verder te gelden dat de vrouw heeft voldaan aan het Hofvonnis. Zij heeft een groot pakket stukken aan [de vennootschap] toegezonden, voorzien van een inventarislijst met toelichting. Het enige dat [de vennootschap] in de correspondentie daarna hiertegenover stelt is dat dit onvoldoende is voor haar om belastingaangifte in de Verenigde Staten te doen. Enige inhoudelijke toelichting, zoals bijvoorbeeld een duidelijk overzicht van welke gegevens ontbreken, ondersteund door een verklaring van een Amerikaanse belastingadviseur, ontbreekt. Dat had wel in het geding moeten worden gebracht nu de vrouw namelijk stelt, en onderbouwt met aangiften, dat zij wel aangifte in de Verenigde Staten heeft gedaan. Het Gerecht begrijpt niet waarom de vrouw dat wel kan en [de vennootschap] dat niet zou kunnen.
4.7.
Door [de vennootschap] wordt een zeer groot aantal producties in het geding gebracht waarop nauwelijks toelichting wordt gegeven. Het is niet aan het Gerecht om in de producties op zoek te gaan naar het gelijk van [de vennootschap]; dat moet in haar pleidooi gebeuren.
4.8.
Bij deze stand van zaken schorst het Gerecht de executie van het Hofvonnis. De schorsing duurt totdat de rechter in een door een van partijen aan te vangen bodemprocedure, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, heeft geoordeeld dat de dwangsommen wèl zijn verschuldigd. Het Gerecht kan namelijk niet uitsluiten dat er wel dwangsommen zijn verschuldigd maar dat moet nader worden onderzocht in een procedure waarin stelplichten en bewijsopdrachten beter tot hun recht komen dan in dit kort geding.
4.9.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt [de vennootschap] in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
schorst de executie van het Hofvonnis d.d. 7 september 2018 tot het moment door de bodemrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is beslist dat wel dwangsommen zijn verschuldigd,
veroordeelt [de vennootschap] in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw begroot op NAf. 240,50 aan oproepingskosten, NAf. 450,00 aan griffierecht en op NAf. 1.000,00 aan salaris gemachtigde,
verklaart deze beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door A.J.J. van Rijen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 26 april 2019.