In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten op 9 mei 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een naamloze vennootschap (hierna: eiseres) en een gedaagde, die beiden erfpachter zijn van percelen aan de Wellfare Road. De eiseres verzocht om opheffing van de executoriale beslagen die door de gedaagde waren gelegd, omdat er geen executoriale titel was die deze beslagen rechtvaardigde. De gedaagde had eerder een vonnis verkregen waarin de eiseres was veroordeeld tot het verwijderen van inbreukmakende bebouwingen op het perceel van de gedaagde. De eiseres stelde dat de gedaagde geen spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, maar het Gerecht oordeelde dat er sprake was van een executiegeschil, waardoor de eiseres ontvankelijk was in haar vorderingen.
Het Gerecht oordeelde dat de executoriale beslagen moesten worden opgeheven, omdat er geen vonnis in de schadestaatprocedure was dat de gedaagde het recht gaf om beslag te leggen voor het gevorderde bedrag van US$ 80.000,00. De gedaagde had onvoldoende bewijs geleverd dat hij daadwerkelijk schade had geleden. De vorderingen van de eiseres tot opheffing van de beslagen werden toegewezen, terwijl de vorderingen van de gedaagde in reconventie werden afgewezen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de eiseres. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.