ECLI:NL:OGEAM:2019:62

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
SXM201900693
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwanginvordering en executoriaal beslag op erfpachtrechten in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, aangeduid als [x], een kort geding aangespannen tegen de Ontvanger van het Land Sint Maarten. De procedure is gestart op 10 juli 2019 met een verzoekschrift, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 augustus 2019. De kern van het geschil betreft de rechtmatigheid van een executoriaal beslag dat door de Ontvanger is gelegd op de erfpachtrechten van [x] wegens onbetaald gelaten erfpachtcanon. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft op 16 augustus 2019 uitspraak gedaan. Het Gerecht oordeelt dat het beslag niet vexatoir is en dat er geen gronden zijn voor opheffing van het beslag. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet bekend was met het dwangschrift op basis waarvan het beslag is gelegd en dat de verhoging van de erfpachtcanon in 2008 onrechtmatig was. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat het beslag is gelegd op basis van een geldig dwangschrift en dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid. De vordering van [x] wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM201900693
Vonnis in kort geding van 16 augustus 2019
inzake
[X].,
gevestigd in Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.S. KOCKX,
tegen
ONTVANGER VAN HET LAND SINT MAARTEN,
kantoorhoudende in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.A. KRAAIJEVELD,
Partijen zullen hierna ‘[x]’ en ‘de Ontvanger’ worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
x] heeft op 10 juli 2019 een verzoekschrift ingediend. Vervolgens heeft op 9 augustus 2019 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij alleen de gemachtigden zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd en pleitaantekeningen overgelegd. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De Ontvanger heeft 22 september 2016 executoriaal beslag gelegd op verscheidene erfpachtrechten van [x] . De Ontvanger heeft blijkens het beslagexploit het beslag gelegd op grond van een op 18 april 2016 uitgevaardigd dwangschrift. Dit dwangschrift is blijkens het beslagexploit op 19 april 2018 aan [x] betekend.
2.2.
De Ontvanger heeft dit dwangschrift doen betekenen wegens door [x] aan het Land Sint Maarten onbetaald gelaten erfpachtcanon.
2.3.
In 1990 heeft [x] (een) waterperceel/waterpercelen van het Land Sint Maarten in erfpacht gekregen tegen een jaarlijks verschuldigde canon van NAF 3.700,00. In 2008 is de canon verhoogd tot NAF 22.651,24 (vergelijk productie 3 van het verzoekschrift: het besluit van 26 mei 2008 van het eilandgebied Sint Maarten van de Nederlandse Antillen).
2.4.
Bij kort geding vonnis van 22 december 2016 heeft het Gerecht het executoriaal beslag opgeheven. Dit vonnis heeft het Hof in hoger beroep bij vonnis van 22 februari 2019 (Ghis 82550/2017 – H70/17) vernietigd en de vordering tot opheffing van het beslag afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
Na vermeerdering van de eis vordert [x] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis het executoriale beslag opheft en de Ontvanger opdraagt een jaarlijkse canon van NAF 3.700,00 bij [x] in rekening te brengen totdat het Land Sint Maarten een rechtmatige beslissing neemt ten aanzien van een verhoging van de erfpachtcanon en de Ontvanger voorts opdraagt zijn administratie aan het voorgaande aan te passen onder veroordeling van de Ontvanger in de proceskosten.
3.2. [
x] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij niet bekend is met het dwangschrift op grond waarvan de Ontvanger het beslag heeft gelegd. Ook voert [x] aan – en dit is het fundamentele geschil tussen partijen – dat het Land Sint Maarten de erfpachtcanon in 2008 onrechtmatig met 600% heeft verhoogd.
3.3.
De Ontvanger voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het Gerecht is op grond van artikel 438 Rv bevoegd het door [x] opgeworpen executiegeschil in kort geding te beoordelen.
4.2.
Het Gerecht zal in verband met de vereiste consistentie van rechtspraak zijn uitspraak in dit kort geding afstemmen op de oordelen van het Hof te lezen in rechtsoverwegingen sub 4.7. – sub 4.8. en sub 4.10. van het voormelde vonnis. Dat betekent dat het Gerecht in dit geding met het Hof zal aannemen dat (i) de verschuldigde canon onder ‘
bijdragen en vergoedingen’ van artikel 1 lid 1 van de
Landsverordening dwanginvorderingkan worden geschaard in welk verband het Hof wijst op artikel 2 sub b van de
Verordening op de uitgifte van eigendommenen (ii) uitgaande van de toepasselijkheid van de
Landsverordening dwanginvorderinguitsluitend de Ontvanger in rechte kan worden betrokken.
4.3.
Desondanks vraagt het Gerecht zich af of dwanginvordering niet uitsluitend voor de inning van vergoedingen en bijdragen van bestuursrechtelijke aard mogelijk is. Een verschuldigde canon is evenwel privaatrechtelijk van aard. Verder is het erfpachtrecht inmiddels uitvoerig in een burgerlijk wetboek (vergelijk boek 5, titel 7 BW) vastgelegd (vergelijk ook 104 van de
Staatsregeling van Sint Maarten [1] ) dat voorts voldoet aan de bepaling van artikel 39 van het
Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden [2] zodat het maar de vraag is of nog betekenis mag worden gehecht aan de slechts op de bovenwindse eilanden, of alleen in Sint Maarten, toepasselijke
Verordening op de uitgifte van eigendommenen die - in elk geval op onderdelen - strijdt met het erfpachtrecht van het nadien ingevoerde burgerlijk wetboek. Ook de
Verordening op de uitgifte van eigendommenlijkt met de invoering van het burgerlijk wetboek in Sint Maarten gedateerd te zijn, zodat het Gerecht zich afvraagt of op grond van deze verordening dwanginvordering wel mag plaatsvinden.
4.4.
Het Gerecht is verder van oordeel dat het tweede oordeel van het Hof op grond van HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:350, rechtsoverweging sub 5.3.2, inzake Aruba Bank N.V. tegen Land Aruba, inmiddels gedateerd is, omdat hierin juist niet wordt uitgegaan van een exclusieve procesbevoegdheid van de Ontvanger. Ook het Sint Maartense invorderingsrecht kent immers niet een met artikel 3 lid 2 Invorderingswet 1990 vergelijkbare bepaling.
dwangschrift
4.5.
Ter zitting heeft de gemachtigde van de Ontvanger een exemplaar van het dwangschrift getoond. Dit dwangschrift is betekend aan een bestuurder van [x].
4.6.
Het Gerecht gaat dan ook voorbij aan de stelling van [x] dat zij onbekend is met het dwangschrift.
4.7.
Het Gerecht is voorshands dan ook van oordeel dat het bestreden beslag op grond van een geldig dwangschrift is gelegd ook omdat [x] geen gebruik heeft gemaakt van haar recht van verzet ex artikel 4 van de
Landsverordening dwanginvordering.
verhoging canon in 2008
4.8.
In 2008 heeft het Land Sint Maarten de canon aanzienlijk verhoogd. Deze verhoging hield kennelijk verband met een geplande commerciële bebouwing van de erfpachtpercelen van [x]. Die geplande commerciële bebouwing komt uit de koker van [x] ook al zal zij niet om verhoging van de canon hebben gevraagd. Dat dit plan gepaard is gegaan met een verhoging van de canon acht het Gerecht niet onbegrijpelijk omdat de grondwaarde hierdoor zou worden verhoogd. Die bebouwing heeft evenwel geen doorgang gevonden omdat investeerders niet (tijdig) over de brug kwamen, zodat – zo begrijpt het Gerecht – de commerciële bebouwing verder niet van de grond is gekomen. Ondertussen heeft het Land Sint Maarten tot op heden de verhoogde canon bij [x] in rekening gebracht. Om de onbetaald gelaten canon te innen, is de Ontvanger tot dwanginvordering overgegaan en heeft hij daartoe executoriale beslag doen leggen.
4.9.
Het Gerecht kan op grond van artikel 438 Rv tot opheffing van het beslag overgaan wanneer de executant door de executie voort te zetten zich schuldig maakt aan misbruik van bevoegdheid. Van misbruik van bevoegdheid kan sprake zijn als de titel op grond waarvan het beslag is gelegd berust op een juridische of feitelijke misslag. Ook wanneer een noodtoestand voor [x] ontstaat bij voortzetting van de executie kan plaats zijn voor schorsing indien en voor zover de feiten en omstandigheden die de noodtoestand veroorzaken hebben plaatsgevonden en zijn gelegen na uitvaardiging van het dwangschrift. Ook een disproportioneel gelegd beslag kan het Gerecht opheffen. Een dergelijk beslag zou jegens [x] dan immers onrechtmatig zijn.
4.10. [
x] heeft nagelaten feiten en omstandigheden aan te voeren die tot het oordeel van misbruik van bevoegdheid zouden kunnen leiden. Ook is het Gerecht niet gebleken dat het beslag vexatoir is zodat ook uit dien hoofde opheffing van het beslag niet geraden is. Het voorgaande dient te leiden tot afwijzing van de vordering. Een belangafweging maakt dat niet anders.
4.11.
Immers, het had op de weg van [x] gelegen om de rechtmatigheid van de verhoging van de canon in een civiele bodemprocedure aan te vechten omdat (i) [x] diverse malen tegen de verhoging heeft geprotesteerd en kennelijk niet akkoord was met deze verhoging terwijl (ii) het Land Sint Maarten aan deze protesten op geen enkele wijze is tegemoetgekomen en (iii) [x] in een dergelijk geding had kunnen betogen dat de grondwaarde ongewijzigd is gebleven omdat de commerciële bebouwing achterwege is gebleven. In een periode van ruim 10 jaren heeft het Land Sint Maarten jaarlijks deze verhoogde canon bij [x] in rekening gebracht zonder dat [x] de rechtmatigheid van deze verhoging ooit in rechte heeft aangevochten maar waarvoor [x] in deze periode wel ampel gelegenheid heeft gehad en voorts een groot belang. Desondanks heeft [x] nagelaten de rechtsgang te volgen die mogelijk had kunnen leiden tot een verlaging van de canon. Dit executie kort geding leent zich niet voor een beoordeling van de rechtmatigheid van de in 2008 doorgevoerde canonverhoging laat staan dat het Gerecht in dit executie kort geding de hoogte van de canon zelf kan vaststellen.
4.12.
Op grond van het voorgaande weegt het belang van de Ontvanger om zich uit de executieopbrengst te kunnen voldoen -zodat de verschuldigde canon wordt betaald- zwaarder, dan het belang van [x] om over de erfpachtrechten te kunnen blijven beschikken temeer [x] ter zitting heeft aangegeven dat de percelen thans braak liggen en zij geen economische activiteiten meer op de percelen zal ontplooien.
4.13.
Het voorgaande leidt tot afwijzing van de vordering.
4.14. [
x] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op:
salaris gemachtigde NAf 1.000,00
4.15
Het Gerecht zal het vonnis voor zover het betreft de proceskostenveroordeling ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1
wijst af de vordering;
5.2
veroordeelt [x] in de proceskosten, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op NAf 1.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden;
5.3
verklaart dit vonnis voor zover het betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.T.M. Luijks, rechter, en op 16 augustus 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.‘Bij landsverordening worden het burgerlijk recht (…) in algemene wetboeken geregeld (…)’
2.‘Het burgerlijk en handelsrecht (…) worden in Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze geregeld.