ECLI:NL:OGEAM:2019:9

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
8 januari 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
SXM201800208 (AR 2018/60)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur voor herstelwerkzaamheden na orkaan Irma en misbruik van procesrecht

In deze zaak vordert de aannemer, gevestigd te Sint Maarten, betaling van een factuur van US$ 2,362.50 van de particulier, die de aannemer had ingeschakeld voor herstelwerkzaamheden aan zijn woning na de schade door orkaan Irma. De aannemer stelt dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en dat de particulier gehouden is tot betaling voor de opgestelde 'quotation'. De particulier betwist dit en stelt dat de offerte vrijblijvend was en dat hij nooit heeft ingestemd met betaling voor de offerte. De rechtbank oordeelt dat de aannemer niet voldoende bewijs heeft geleverd dat er een overeenkomst tot opdracht is gesloten. De aannemer heeft niet aangetoond dat de particulier heeft ingestemd met betaling voor de 'quotation'. Bovendien blijkt uit de stukken dat de aannemer al door de verzekeringsagent is betaald voor de offerte, waardoor de vordering van de aannemer ongegrond is. De rechtbank wijst de vorderingen van de aannemer af en oordeelt dat de aannemer misbruik van procesrecht heeft gemaakt door de procedure aan te spannen. De particulier wordt in het gelijk gesteld en de aannemer wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de particulier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM201800208 (AR 2018/60)
Vonnis d.d. 8 januari 2019
inzake
[de aannemer],
gevestigd te Sint Maarten,
eiser(es),
procederende bij haar statutair bestuurder,
tegen
[de particulier],
wonende te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.J. FOX,
Partijen zullen hierna [de aannemer] en [de particulier] genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 22 februari 2018 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties zijdens [de particulier];
  • de conclusie van repliek tevens antwoord in reconventie met producties zijdens [de aannemer];
  • conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie met productie zijdens [de particulier];
  • conclusie van dupliek in reconventie met producties zijdens [de aannemer];
  • akte uitlating producties zijdens [de particulier].
1.2.
Vonnis is daarna bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 13 december 2017 heeft [de aannemer] een “quotation” aan [de particulier] doen toekomen voor herstelwerkzaamheden voor de door orkaan Irma ontstane schade aan de woning van [de particulier] (hierna ook: de quotation). De quotation vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“We are pleased to quote you our price for above-mentioned work as per your request.
Estimation, sourcing, transportation, disposal, labor & material costs for:
(..)
Total US $. 49.455.00
(..)
This quotation is based on availability and present prices and is good for 3 months.
We thank you for the opportunity to serve you.
(..)”
2.2. [
de particulier] heeft de quotation bij zijn verzekeringsagent ingediend en heeft een uitkering onder zijn verzekering ontvangen.
2.3.
Op 24 januari 2018 heeft [de aannemer] een factuur aan [de particulier] verstuurd die, voor zover van belang, het volgende vermeldt:
“INVOICE
Hurricane Irma & Maria damage repairs estimate for insurance company US$.2,250.00
TOT 5% 147.50
Total US$ 2,352.50
The US $. 2,352.50 represents 5% professional fees of what you said you received from your insurance company US $ 45,000.00.
Please remit payment before end of day Thursday, January 25, 2018 to bank account: (..)”
2.4. [
de particulier] heeft de factuur van [de aannemer] onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1. [
de aannemer] vordert dat [de particulier], uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van US$ 2,362.50 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente, US$ 354.38 aan buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten.
3.2. [
de particulier] concludeert in conventie dat het Gerecht [de aannemer] niet-ontvankelijk zal verklaren althans de vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van [de aannemer] in de proceskosten. In reconventie vordert [de particulier] veroordeling van [de aannemer] tot betaling van US$ 3,000.00 althans een bedrag gelijk aan de daadwerkelijke advocaatkosten van [de particulier]. Een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
In reconventie concludeert [de aannemer] dat het Gerecht [de particulier] niet-ontvankelijk zal verklaren althans de vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van [de particulier] in de proceskosten.
3.4.
Ter onderbouwing van haar vorderingen in conventie voert [de aannemer], samengevat, aan dat partijen een overeenkomst hebben gesloten althans dat [de particulier] [de aannemer] de opdracht heeft gegeven een taxatierapport dan wel schaderapport of offerte voor [de particulier] op te maken voor het herstel van de door [de particulier] geleden orkaanschade. De intentie van partijen was dat na uitkering van gelden door het verzekeringsbedrijf aan [de particulier], [de aannemer] de opdracht zou krijgen de woning van [de particulier] te herstellen. [de particulier] heeft die opdracht uiteindelijk aan derden gegeven. Nu [de aannemer] wel werkzaamheden heeft verricht (het opstellen van het taxatierapport/de offerte), dient [de particulier] daarvoor te betalen. De hoofdsom betreft 5% van het verzekeringsgeld dat aan [de particulier] is uitgekeerd.
3.5. [
de particulier] stelt dat [de aannemer] slechts een vrijblijvende offerte heeft opgesteld, zoals te doen gebruikelijk is en zoals zoveel andere aannemers ook hebben gedaan na orkaan Irma. Volgens [de particulier] hebben partijen op geen enkel moment gesproken over betaling voor de offerte en zou hij ook nooit hebben ingestemd met een bedrag van US$ 2,362.50 voor het opstellen van een enkele offerte. Van een taxatierapport of schaderapport is geen sprake; in de eerste plaats niet omdat [de particulier] daar geen opdracht toe heeft gegeven en in de tweede plaats omdat hetgeen [de aannemer] heeft opgesteld zo weinig professioneel en vaag is, dat dit geen taxatierapport mag heten. [de particulier] voert verder aan dat [de aannemer] ook andere woningeigenaren op dezelfde wijze na het verstrekken van een “vrijblijvende” offerte met een factuur heeft geconfronteerd en dat de in dit verband gestuurde facturen eenvoudig knip- en plakwerk betreffen. Om [de aannemer] tegemoet te komen heeft [de particulier] op enig moment een schikkingsvoorstel gedaan voor een bedrag van US$ 700.00, maar dat voorstel heeft [de aannemer] afgewezen. [de particulier] heeft voorts van zijn verzekeringsagent vernomen dat [de aannemer] reeds door deze agent althans de verzekeraar - onverplicht – is betaald voor de offerte. [de aannemer] maakt dan ook misbruik van procesrecht door betaling te vorderen van een reeds betaalde rekening. Om die reden vordert [de particulier] in reconventie vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1. [
de aannemer] heeft, tegenover het gemotiveerde verweer van [de particulier], niet voldoende met stukken onderbouwd dat tussen partijen een overeenkomst (tot opdracht) tot stand is gekomen, op grond waarvan [de particulier] gehouden is tot betaling voor de door [de aannemer] opgestelde “quotation”, ongeacht of die “quotation” nu als een taxatierapport, schaderapport of offerte moet worden aangemerkt. De door [de aannemer] overgelegde verklaring van haar werknemer ….. (productie 1 bij repliek tevens conclusie van antwoord in reconventie), die overigens door [de particulier] inhoudelijk wordt betwist, ziet op een vermeende afspraak tussen [de particulier] en [de aannemer] over het gunnen van de opdracht tot herstel van de woning van [de particulier] zodra [de particulier] gelden van de verzekering ontvangt. Uit die verklaring volgt niet dat [de particulier] heeft ingestemd met betaling voor het opmaken van de “quotation” zelf. Het had op de weg van [de aannemer] als professionele partij gelegen om vooraf voldoende duidelijk te maken dat een bedrag in rekening zal worden gebracht voor de “quotation” en de afspraken hieromtrent voldoende duidelijk vast te leggen. Dit geldt temeer nu [de aannemer] daarvoor maar liefst 5% van het ontvangen verzekeringsgeld in rekening heeft gebracht. [de aannemer] heeft weliswaar een beschrijving van haar post-Irma werkwijze in het geding gebracht (productie 2 bij repliek tevens conclusie van antwoord in reconventie), maar zij heeft naar het oordeel van het Gerecht daarmee nog niet voldoende toegelicht hoe het bedrag van US$ 2,352.50 zich verhoudt tot de werkzaamheden die voor [de particulier] zijn verricht. Voorts maakt de omstandigheid dat [de aannemer] de “quotation” heeft gemaakt met het oog op het verkrijgen van de opdracht tot het uitvoeren van de daarin genoemde werkzaamheden, maar die opdracht uiteindelijk niet van [de particulier] heeft gekregen terwijl [de particulier] wel zijn voordeel met de “quotation” heeft gedaan (door daarmee een uitkering onder zijn verzekering te krijgen), nog niet dat [de particulier] gehouden is voor de “quotation” te betalen zonder dat daarover overeenstemming was bereikt. Daarvoor ontbreekt namelijk een rechtsgrond. Hierom moeten de vorderingen van [de aannemer] worden afgewezen.
4.2.
Daarnaast geldt als zelfstandig dragende overweging dat [de aannemer] niet heeft weersproken dat zij reeds betaald heeft gekregen voor de “quotation”. Volgens [de aannemer] doet de omstandigheid dat zij door [de verzekeringsagent] is betaald niet ter zake. Dat klopt niet. Door deze betaling is [de aannemer] namelijk niet meer vorderingsgerechtigd. Het Gerecht overweegt namelijk dat uit de e-mail van [de verzekeringsagent]aan
“To whom it may concern”volgt dat zij de wil had die factuur van [de aannemer] te betalen:
“To avoid a situation of owing a favor I have paid mr. …[directeur van eiseres, GEA]
for his services. I am not aware and was not informed at that time he would charge my customers separetely.”Uit al het voorgaande volgt dat de vorderingen van [de aannemer] in conventie moeten worden afgewezen. Aan het niet gespecificeerde bewijsaanbod van [de aannemer] wordt voorbij gegaan.
4.3.
De reconventionele vordering van [de particulier] komt erop neer dat [de aannemer] de onderhavige procedure zonder grond tegen hem heeft aangespannen en daarom gehouden is alle door [de particulier] in verband met deze procedure gemaakte kosten te vergoeden. Deze vordering is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, LJN BA3516, NJ 2007/353, HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter.
4.4.
Gelet op het hetgeen hiervoor met name in rov. 4.2 is geoordeeld, is het Gerecht van oordeel dat [de aannemer] op voorhand moest begrijpen dat haar vorderingen geen kans van slagen hadden; de onderhavige factuur was immers al betaald. [de aannemer] maakt aldus met de onderhavige procedure misbruik van procesrecht. Dit betekent dat [de aannemer] gehouden is de door [de particulier] in verband met deze procedure gemaakte kosten te vergoeden. De werkelijke advocaatkosten bedragen blijkens productie 1 bij conclusie van repliek in reconventie US$ 2,000.00. Hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft [de aannemer] in haar akte uitlating producties niet gereageerd op deze kosten, meer in het bijzonder de hoogte daarvan. Het Gerecht zal de vordering daarom toewijzen als hierna te melden.

5.De beslissing

Het Gerecht:
in conventie en in reconventie:
wijst de vorderingen van [de aannemer] af;
veroordeelt [de aannemer] tot betaling aan [de particulier] van US $ 2,000.00 aan gemachtigdensalaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door A.J.J. van Rijen, rechter, en op 8 januari 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.