ECLI:NL:OGEAM:2020:114

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
SXM201900434
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na orkaanschade en discussie over eigen risico en onderverzekering

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten is behandeld, vordert de naamloze vennootschap [A] schadevergoeding van de naamloze vennootschap [de assuradeur] en andere gedaagden na de schade die is ontstaan door de orkaan Irma op 6 september 2017. De eiseres stelt dat zij orkaanschade heeft geleden van USD 4.839.296,00, en dat de assuradeur haar zorgplicht heeft geschonden door een onjuiste toepassing van het eigen risico en onderverzekering. De zaak is gestart met een verzoekschrift op 6 mei 2019, gevolgd door verschillende conclusies en pleitnotities. Het pleidooi vond plaats op 17 september 2020. De rechter heeft op 10 november 2020 vonnis gewezen, waarin werd geoordeeld dat de assuradeur zich aan de polisvoorwaarden heeft gehouden en dat er geen sprake is van een onjuiste toepassing van het eigen risico of onderverzekering. De rechter heeft de vorderingen van [A] tegen de assuradeur afgewezen en de zaak naar de rolzitting verwezen voor verdere behandeling. De rechter heeft ook geoordeeld dat er geen grond is om de agent en de directeur van de agent aansprakelijk te houden voor de schade.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM201900434
Vonnis d.d. 10 november 2020
inzake
de naamloze vennootschap
[A],
gevestigd in Sint Maarten,
eiseres,
hierna: [A],
gemachtigde: mr. E.R.C. DE HAAN en mr. E.F. KEUNING,
tegen

1.de naamloze vennootschap [de assuradeur],

gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
hierna: [de assuradeur],
gemachtigde: mr. A.A. KRAAIJEVELD,

2.de naamloze vennootschap [de agent],

gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
hierna: [de agent],
gemachtigde: mr. J. VEEN,

3.[de directeur van de agent],

wonende in Sint Maarten,
gedaagde,
hierna: [de directeur van de agent],
gemachtigde: mr. J. VEEN.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, op 6 mei 2019 door het Gerecht ontvangen,
  • de akte wijziging van eis van 17 september 2019,
  • de conclusie van antwoord namens [de assuradeur] met producties,
  • de conclusie van antwoord namens [de agent] en [de directeur van de agent] met producties,
  • de conclusie van repliek met productie,
  • de conclusie van dupliek van [de assuradeur] met producties,
  • de conclusie van dupliek met producties van [de agent] en [de directeur van de agent] met producties,
  • akte uitlating producties tevens verzoek pleidooi van [A],
  • pleitnota van [A],
  • pleitnota van [de assuradeur],
  • pleitnota van [de agent] en [de directeur van de agent].
1.2.
Het pleidooi heeft plaatsgevonden op 17 september 2020. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
de assuradeur] is een verzekeraar. Blijkens het uittreksel uit het handelsregister is [de agent] een verzekeringsagent
(“Het hebben van agentschappen voor verzekeringsmaatschappijen”). [de directeur van de agent] is haar directeur. [A] exploiteert een resort.
2.2.
Blijkens een polisblad (nr. F05556/14) van [de assuradeur] d.d. 26 augustus 2014 is het resort verzekerd voor een totale som van USD 14.050.000,00 gedurende de periode 14 augustus 2014 tot 27 september 2014. De jaarlijkse premie bedraagt USD 316.131,00. Als “agent/broker” is [de agent] vermeld. Zij ondertekent de polis en de hierna te noemen polisaanhangsels namens [de assuradeur]
(“signed for and on behalf of the company”). Deze eerste polis stond op naam van [de directeur van het resort]; de
ultimate benificial ownervan het [A]-resort. Daarna zijn ze uitgemaakt op naam van [A]. Op dit polisblad worden 5 verzekerde items genoemd en per item wordt een verzekerde waarde genoemd; de som daarvan is USD 14.050.000,00.
2.3.
In polisaanhangsel No. 1 d.d. 14 augustus 2014 is vermeld:
“Effective August 14th 2014 it is hereby understood and agreed that the Maximum Loss Limit for any Claim resulting from Loss or Damage caused by Hurricane, Cyclone, Tornado or Windstorm is Fifty Percent (50%) of the Total Sum Insured under above mention policies.”
2.4.
In polisaanhangsel No. 2 van dezelfde datum is vermeld:
“Deductible Clause
1.
It is hereby declared and agreed that the limit of the Company’s liability as regards loss or damage directly caused by the undermentioned perils where applicable and where further defined in the Policy, shall be limited to its ratable proportion of the amount by which such loss of damage exceeds the relevant sums as follows:
(i)
Hurricane, Cyclone, Tornado, Windstorm including rain accompanying these perils, Earthquake, Earth Tremor, Typhoon, Wind Driven water, Volcanic Eruptions and Flood (including overflow of the sea) Fallen Rocks. – a sum equivalent to 7.5% of the Sum Insured per item which shall apply to each item as set out in the Schedule subject to a minimum amount of US$ 560.00.
It is further noted that this clause shall apply separately to each incident giving rise to such loss or damage, and that for the purpose hereof the extent and duration of an incident shall be limited to 72 consecutive hours and thereafter the clause shall apply afresh.
(ii)
Any other insured peril, a sum of US$ 2,500.00 of each and every loss. This shall apply to each item for which purpose all insured terms set out in the schedule at the same address will be regarded as one item.”
2.5.
Op 26 september 2014 wordt de verzekering verlengd. De verzekerde som is USD 7.200.00,00 en de jaarlijkse premie bedraagt USD 115.206,00. Dezelfde polisaanhangsels gelden en [de agent] heeft de polis op gelijke wijze als de eerste polis ondertekend. De Deductible Clause is echter verhoogd naar 15%. De verzekerde waardes per items zijn veranderd.
2.6.
Op 27 september 2015 wordt de verzekering weer verlengd. De verzekerde som is USD 7.200.000,00 en de jaarlijkse premie bedraagt USD 61.206,00. Verder hetzelfde.
2.7.
Per e-mail van 7 oktober 2015 schrijft [de directeur van de agent] aan [A]:
“As per my discussion with[de UBO, GEA]
yesterday, please see the following quote.
For Fire & Extended Perils Sum insured of $7.2M, the annual premium $61,200.00 based on the 15% Catastrophe deductible selected.
(…)
[de assuradeur] is prepared to maintain these terms for two consecutive years effective 2015 providing there are no claims made for the period 2015-2016.
I do hope this is satisfactory and look forward to your further instructions.”
2.8.
Per e-mail van 7 oktober 2015 schrijft [de directeur van de agent] aan [A]:
“Following our discussion of yesterday, I again contacted [de assuradeur] but unable to get any better terms. On my part, as explained to you, I have very little flexibility but will round the premium on the Fire & Extended Perils policy to $ 61,000.00.
[de directeur van [A], GEA]
, please note that these are really attractive terms for this risk and I do hope we can renew on this basis.
I look forward to your confirmation.”
2.9. [
A] is akkoord gegaan, omdat de verzekeringsovereenkomst wordt verlengd, zo blijkt uit het polisblad van 27 september 2015.
2.10.
Op 15 september 2016 e-mailt [de agent] het volgende aan [A]:
“I am pleased to attach the renewal notice for the insurance which falls due on September 27th, 2016.
As per my discussion with [de directeur van het resort], kindly note that the item on miscellaneous buildings has been reduced from $ 750,000.00 to $ 75,000.00 representing only for the Taco Macho building.
The deductibles are unchanged at 15% of the sum insured on catastrophe claims and $2,500.00 other losses.
Please review the various values to ensure they are adequate.
I remain available to meet and discuss further and do look forward to your continued support.”
2.11.
Blijkens het polisblad van 4 oktober 2016, dat ziet op de periode 27 september 2016 tot 27 september 2017, geldt er een verzekerde som van USD 6.700.000,00 met een jaarlijkse premie van USD 67.010,00. De polisaanhangsels en de ondertekening zijn identiek aan die van de vorige keer.
2.12.
Op 6 september 2017 heeft de Orkaan Irma enorme schade aangericht op Sint Maarten. Ook het resort van [A] heeft veel schade ondervonden.
2.13.
Bij brief van 11 juli 2018 heeft [A] [de assuradeur] gesommeerd om, naast het inmiddels ontvangen voorschot van USD 500.000,00, een aanvullend bedrag van USD 2 miljoen te betalen aan haar. Uitgaande van de methodologie van [de assuradeur], waar [A] het niet mee eens is, heeft zij orkaanschade ondervonden van USD 2.961.194,68 maar eigenlijk van zeker circa USD 5,8 miljoen. Inmiddels is door [de assuradeur] een totaal voorschot van USD 1 miljoen betaald.
2.14.
Bij brief van 12 oktober 2018, aan
“Dear Mr. [de directeur van de agent]”, zijn [de agent] en [de directeur van de agent] door [A] aansprakelijk gesteld voor het verschil tussen het bedrag dat [de assuradeur] uit zal keren en de claim van [A] op [de assuradeur]. Uit de brief:
“After consulting all correspondence that took place between you and [A] when each policy was concluded, it must be concluded that [[de agent]] and you personally are liable for the fact that [A] may be unable to obtain full reimbursement under its insurance policy with [de assuradeur].”
2.15.
Van het resort van [A] maken Buildings B en C deel uit. De vorige eigenaar had deze gebouwen bij [de assuradeur] verzekerd voor USD 8 miljoen. Dit is daarna aangepast tot USD 7,2 miljoen met een eigen risico van 15%. En vanaf september 2014 is dit aangepast tot USD 5,7 miljoen met hetzelfde eigen risico.
2.16.
Partijen hebben experts ingeschakeld die rapporten hebben opgesteld en partijen hebben onderhandeld. Echter, gebleken is dat de standpunten van partijen ver uit elkaar liggen.

3.Het geschil

3.1. [
A] vordert dat het Gerecht, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, de volgende beslissingen neemt:
Primair
a. [de assuradeur] te veroordelen tot vergoeding van alle schade die [A] lijdt en nog zal lijden ten gevolge van Orkaan Irma op 6 september 2017, welke schade thans is begroot op USD 4.839.296,00, althans USD 4.411.646,00, zijnde het totale schadebedrag conform het Rapport respectievelijk de oorspronkelijke schadeclaim verminderd met de reeds gedane uitkering van USD 1.000.000,00 alsmede verminderd met de bereddingskosten ad USD 457.668,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de datum van indiening van dit verzoekschrift tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair
Voor recht te verklaren dat [de agent] en [de directeur van de agent] – in persoon en als vertegenwoordiger van [de agent] – wegens schending van hun zorgplicht jegens [A] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade die [A] onder de verzekeringspolis(sen) lijdt en mocht lijden als gevolg van de onderverzekering en/of een onjuiste berekening van het eigen risico en [de agent] en [de directeur van de agent] hoofdelijk, dus dat als de één betaalt de ander zal zijn bevrijd van haar betalingsverplichting, te veroordelen tot betaling van het verschil in verzekeringsuitkering door [de assuradeur] zoals primair vastgesteld en het gehele primair gevorderde bedrag;
Zowel primair als subsidiair
[de assuradeur] te veroordelen tot betaling van USD 457.668,00, zijnde de bereddingskosten die [A] noodgedwongen heeft gemaakt voor de voorbereiding van orkaan Irma, zoals omschreven in het probandum van dit verzoekschrift, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de datum van indiening van dit verzoekschrift tot aan de dag van de algehele voldoening,
gedaagden hoofdelijk, dus dat als de één betaalt de ander zal zijn bevrijd van haar betalingsverplichting, te veroordelen tot betaling van USD 20.000,00 aan buitengerechtelijke incassokosten alsmede de nakosten, zoals beschreven in het probandum van dit verzoekschrift, eveneens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van het in deze te wijzen vonnis,
gedaagden hoofdelijk, dan wel afzonderlijk te veroordelen in de kosten van deze procedure en het salaris van de gemachtigde, met inbegrip van nog eventueel te maken beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het in dezen te wijzen vonnis.
3.2.
Gedaagden verzoeken het Gerecht om [A] in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze aan haar te ontzeggen. Een en ander met veroordeling van [A] in de proceskosten die uitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard.
3.3.
Op de argumenten van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
Het Gerecht moet per rechtsverhouding een oordeel geven. Inzake [A] versus [de assuradeur] gaat het erover of [de assuradeur] zich houdt aan de polisvoorwaarden. Als het Gerecht zou oordelen dat [de assuradeur] zich daar aan houdt, stelt [A] dat dit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Ook wordt [de assuradeur] door [A] verweten haar zorgplicht te hebben geschonden; [de assuradeur] zou uit zijn op het incasseren van zo hoog mogelijke premies maar laat [A] in de steek als het op uitkeren aankomt.
4.2.
Inzake [A] versus [de agent] gaat het erover of [de agent] als assurantiemakelaar of verzekeringsagent enige zorgplicht jegens haar heeft geschonden.
4.3.
Inzake [A] versus [de directeur van de agent] gaat het erover of hij, als directeur van [de agent], voor diens schending van de zorgplicht, zelf persoonlijk aansprakelijk is.
Inzake [A] versus [de assuradeur]
4.4.
In deze rechtsverhouding spelen de hierna te bespreken geschilpunten.
Eigen risico
4.5. [
A] voert hierover in het verzoekschrift (alinea 37) het volgende aan:
“Bovendien is de toepassing van het eigen risico zoals gehanteerd door gedaagden niet juist. Voor de goede orde: [A] betwist niet de hoogte van het eigen risico van 15%. Echter, bij het aanbod van [de assuradeur] is het eigen risico van 15% toegepast op de verzekerde waarde, niet op het schadebedrag. Dit resulteert in de onjuiste situatie dat het eigen risico altijd een vast bedrag bedraagt, dat overigens aanzienlijk is: US$ 1.005.000,-- (15% van US$ 6.700.000,--). Dit zou betekenen dat iedere schade onder pakweg US$ 1 miljoen, nooit gedekt is.”[A] wijst erop dat in de Deductible Clause een minimumbedrag van USD 560,00 wordt genoemd zodat daar ook uit blijkt dat het eigen risico op het verzekerde schadebedrag in mindering moet worden gebracht. Bij pleidooi (alinea’s 10 en 11) voert [A] aan:
“Wellicht zou de redenering van gedaagden op kunnen gaan in geval van een relatief kleine schade en toepassing van 15% per object, maar in geval van een enorme schade, leidt die redenering dus tot onredelijke uitkomsten. Dan had [A] zich dus net zo goed niet kunnen verzekeren: de jaarlijkse premies opgeteld met het eigen risico overstijgen dan de uitkering (bijna volledig verwoest!). (…)”. “Nu [A] voor orkaanschade verzekerd was – zoals gebruikelijk op Sint Maarten – omdat de kans op grote orkaanschade hier groot is, ligt in de rede dat het eigen risico op de schade wordt gebaseerd. (…).”
4.6.
Hiertegenover voert [de assuradeur] aan dat het [A] ging om premieverlaging. Vandaar dat het eigen risico, als percentage van de verzekerde som, is afgesproken. Jaar in jaar uit is [de assuradeur], die de afspraak kon nalezen op de polisbladen, hiermee akkoord gegaan. Zij verwijst naar een kort geding uitspraak van dit Gerecht d.d. 5 februari 2019 (ECLI:NL:OGEAM:2019:5; hoger beroep is nog aanhangig) waarin dezelfde discussie in het voordeel van [de assuradeur] is beslecht. Zij wijst er bij dupliek op dat het eigen risico een aftrek van de verzekerde waarde per verzekerd gebouw is. Alinea 2.7.2.:
“(…) blijkt dat deze 15% gaat om de “Sum Insured per item”. Niet om de “total sum insured”. Een gebouw met een verzekerde som van USD 50.000,- heeft dus een eigen risico van USD 7.500,-. Zoals gebouw A op het [A] resort. (…).”
4.7.
Het Gerecht overweegt het volgende. Uit de polisbladen en de Polisaanhangsels, voor zich en in onderling verband gelezen, volgt dat partijen zijn overeengekomen dat het eigen risico moet worden berekend over de Total Sum Insured, zij het dat dit per verzekerd item moet worden bekeken. Gesteld noch gebleken is dat enige wettelijke regeling eraan in de weg staat dat op deze wijze het eigen risico mag worden overeengekomen tussen verzekeraar en verzekeringsnemer. Dit is een eenvoudig na te rekenen eigen risico, elk jaar opnieuw weergegeven op polisbladen en -aanhangsels. Inderdaad klopt het dat [de assuradeur] dus nooit de verzekerde som (geheel of per item) hoeft uit te keren, maar dat was volledig kenbaar voor [A]. Eigenlijk komt het erop neer dat [de assuradeur] uitgaat van de verzekerde waardes die zij, in overleg met de verzekeringnemer, opportuun acht maar dat zij hierop een eigen risicopercentage loslaat. In die zin is het geen eigen risico in de strikte klassieke zin van het woord (een door de verzekerde gedeeltelijk zelf te betalen deel van de schade) maar is het een aftrek (“Deductible”) die wordt toegepast op de verzekerde waarde (per item) waarvan de verzekerde vantevoren weet dat als het evenement intreedt hij niet tot de gehele verzekerde waarde kan claimen maar rekening moet houden met het eigen risico. Uit de voormelde mailwisseling (zie 2.7., 2.8. en 2.10 van dit vonnis) is ook duidelijk dat partijen hierover hebben gesproken en onderhandeld, zodat de Deductible een manier is geweest, gelijk met de verlaging van de verzekerde waardes door de jaren heen, om tot een voor [A] acceptabele premie te geraken. Tot slot overweegt het Gerecht dat [A] (alinea 6 repliek) stelt dat zij ook met andere verzekeraars in gesprek was die betere prijzen boden. Zij stelt verder dat zij [de assuradeur] er in dat kader op heeft gewezen dat zij een
“competitievere premie”verwachtte. Daaruit volgt dat [A] de gekozen systematiek snapte en omzag naar alternatieven maar die kennelijk niet vond.
4.8.
Het Gerecht beslist dus dat het eigen risico tussen partijen is overeengekomen. [de assuradeur] is dus gerechtigd dit eigen risico per verzekerd item in mindering te brengen op de verzekerde waarde. Gesteld noch gebleken is dat [de assuradeur] dat (rekenkundig gezien) niet correct zou hebben gedaan.
4.9.
Geenszins is [A] door [de assuradeur] op het verkeerde been gezet, zoals uit het vorenstaande blijkt. Daarom kan ook niet worden geoordeeld dat toepassing van het eigen risico naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kennelijk onaanvaardbaar zou zijn in de rechtsverhouding tussen [A] en [de assuradeur].
4.10.
Evenmin is voldoende gesteld door [A] om te kunnen oordelen dat [de assuradeur] enige zorgplicht zou hebben geschonden. Uit de mailwisseling en de stelling van [A] dat zij ook met andere verzekeraars heeft gesproken volgt dat zij zich behoorlijk geïnformeerd wist. Daar komt nog eens bij, zoals [de assuradeur] onbetwist aanvoert, dat [A] een grote zakelijke partij is wiens UBO een geslaagde zakenman in de financiële wereld en multimiljonair is en die dagelijks werd geleid door een directeur die als accountant is afgestudeerd.
4.11.
Daarmee is het onderwerp van het eigen risico volledig besproken. Het gelijk op dit punt ligt aan de kant van [de assuradeur].
De onderverzekering
4.12.
Kort en zakelijk weergegeven voert [A] het volgende aan. De vorige eigenaar had Buildings B en C, onderdelen van het resort, verzekerd voor een waarde van USD 8.000.000,00. Vanaf september 2017 is de verzekerde waarde op USD 5.700.000,00 vastgesteld. Dat is te laag gebleken. En dat terwijl op de aanbieding van [de assuradeur] een als “value at risk” van USD 8.070.080,00 is vermeld. Dus wist [de assuradeur] van de onderverzekering. Een en ander geldt m.m. ook voor Building F en het Taco Macho Building dat voor een verzekerde som van USD 250.000,00 op het polisblad is vermeld. Van de onderverzekering hoefde [de assuradeur] zich niet bewust te zijn. Bovendien heeft [de assuradeur] haar zorgplicht, die ertoe strekt dat [de assuradeur] [A] zou behoeden voor onderverzekering, geschonden. De argumentatie van [de assuradeur] over de vierkante meterprijs per gebouw en dat daaruit de onderverzekering ook voor [A] kenbaar zou volgen wordt verworpen door [A]; als dat al zo zou zijn onderstreept dat alleen maar dat [de assuradeur] haar zorgplicht heeft geschonden.
4.13.
Een en ander wordt door [de assuradeur] gemotiveerd betwist.
4.14.
Het Gerecht overweegt als volgt. Verwijzende naar wat hiervoor is overwogen over het eigen risico (alinea 4.7.) herhaalt het Gerecht dat jaar in jaar uit aan [A] polisbladen werden verstrekt. Daaruit volgt dat het eigen risico toenam en de waarde van de gebouwen steeds lager werd vastgesteld en de verschuldigde premies daalden navenant. Niet dan wel onvoldoende is gebleken dat [de assuradeur] daarin de hand zou hebben gehad. Dat zou ook ongerijmd zijn want een lagere verzekerde waarde, zeker gecombineerd met een hogere Deductible, betekent dat er naar rato minder premie zou hoeven te worden betaald. Dat is niet het commerciële belang van de verzekeraar. Bovendien is het ook nog eens zo dat het primair aan de verzekeringnemer is om ervoor te zorgen dat zijn eigendommen naar behoren worden verzekerd; hij weet immers als geen ander wat hij heeft geïnvesteerd en het zijn juist deze investeringen die hij wil verzekeren. Met zijn vraag gaat hij de markt op (zoals [A] naar eigen zeggen heeft gedaan) en vraagt hij om aanbiedingen. De verzekeraar doet daarvoor een aanbod en dat moet de verzekeringnemer kritisch toetsen, aan de hand van zijn eigen gegevens waaronder een recente waardebepaling, om te bezien of dat aanbod strookt met zijn eigen inzichten. Daarbij mag natuurlijk van de verzekeraar worden verwacht dat hij, volgens de regelen der kunst, een passend aanbod doet waarin geen sprake is van onderverzekering. Gesteld noch gebleken is dat [de assuradeur] dat niet zou hebben gedaan. Sterker nog: door in het aanbod dat [de assuradeur] volgens [A] heeft gedaan (dat het Gerecht overigens niet in de stukken heeft aangetroffen) te verwijzen naar een
”value at risk”van USD 8.070.080,00 laat [de assuradeur] juist weten dat de verzekeringswaarde hoger is dan het bedrag waarvoor [A] het wilde verzekeren. Vervolgens dalen de verzekerde waardes en stijgt de Deductible wat onverklaarbaar is als [A] haar investeringen naar behoren wilde verzekeren. Vooral omdat in het eerste polisblad sprake was van een verzekerde waarde van USD 14.050.000,00 op basis waarvan de vorige eigenaar het resort verzekerd hield en daarna een forse daling.
4.15.
Hieruit volgt ook dat geen sprake is van schending van enige zorgplicht door [A]. Daarvoor ontbreekt feitelijke grondslag, gelet op wat hiervoor is overwogen. Aan alle overige argumenten van [A] komt het Gerecht niet toe.
4.16.
Ook ten aanzien van de onderverzekering geldt dus dat [A] het gelijk niet aan haar zijde vindt.
De hoogte van de schade
4.17.
Er is een discussie over de hoogte van de door [de assuradeur] te vergoeden schade. Uitgaande van de beslissingen die het Gerecht hierover heeft genomen betreffende het eigen risico en de onderverzekering gaat het Gerecht ervan uit dat een groot gedeelte van deze discussie niet meer nodig. Echter zijn er nog wel de nodige geschilpunten (bereddingskosten, add-on’s enz.) die moeten worden beslecht. Het Gerecht wil daartoe deskundigen benoemen maar kan zich ook voorstellen dat partijen deze geschilpunten voorleggen aan arbiters volgens de arbitrageclausule in de polisvoorwaarden. Daarover mogen partijen zich bij akte uitlaten. Als er gekozen wordt voor deskundigen dan worden partijen verzocht gezamenlijk zich te beraden over de personen en aan het Gerecht drie deskundigen voor te stellen, met een concept lijst van vragen die door de deskundigen moeten worden beantwoord. Daarbij overweegt het Gerecht dat, gelet op wat hiervoor is overwogen, het voorschot voor de deskundigen door [A] moet worden betaald, ter verrekening in de uiteindelijke proceskostenveroordeling.
4.18.
Het Gerecht ziet ook aanleiding om expliciet in dit vonnis te beslissen dat geen sprake is van onderverzekering of verkeerde toepassing van de Deductible. Daarmee beoogt het Gerecht aan [A] de gelegenheid te geven om hiertegen hoger beroep in te stellen.
Inzake [A] versus [de agent] en [de directeur van de agent]
4.19.
Gelet op wat hiervoor is overwogen geldt het volgende. Het voorlopige oordeel is dat de vorderingen van [A] jegens [de agent] en [de directeur van de agent] moeten worden afgewezen. Er bestaat geen feitelijke grondslag om hen aansprakelijk te houden nu het Gerecht niet is gebleken van een verkeerde toepassing van het eigen risico en evenmin van onderverzekering waarvoor [de assuradeur] aansprakelijk kan worden gehouden. Nu [A] de gelegenheid krijgt te appelleren tegen dit tussenvonnis wordt het definitieve oordeel echter aangehouden tot na kennisneming van de beslissing van [A] of de uitspraak van het Hof inzake [A] versus [de assuradeur].

5.De beslissing

Het Gerecht:
inzake [A] versus [de assuradeur]:
beslist dat geen sprake is van foute toepassing van het eigen risico (Deductible) door [de assuradeur],
beslist dat geen sprake is van onderverzekering die voor rekening en risico van [de assuradeur] kan worden gebracht,
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 8 december 2020 (vrije aanhouding)voor akte van [A] over eventueel instellen van hoger beroep tegen dit tussenvonnis en over inschakeling van arbiters of deskundigen,
bepaalt dat [de assuradeur] op deze akte mag reageren,
houdt iedere verdere beslissing aan,
inzake [A] versus [de agent] en [de directeur van de agent]
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 10 november 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.