ECLI:NL:OGEAM:2020:21

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
Lar 41/2019, SXM201900439
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot informatie op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft eiseres op 4 augustus 2017 een verzoek ingediend op basis van artikel 3 van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) bij de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie van Sint Maarten. Dit verzoek betrof de verstrekking van informatie over de opleidingen en werkervaring van twee ambtenaren. De minister heeft op 26 maart 2019 een beschikking gegeven, maar eiseres vond de verstrekte informatie onvoldoende onderbouwd met diploma's en andere bewijsstukken. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 1 april 2020 door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten is behandeld.

Tijdens de procedure heeft het Gerecht vastgesteld dat de eerste drie vragen van eiseres in het Lob-verzoek niet als zodanig konden worden gekwalificeerd, en deze zijn dan ook niet meer in de procedure betrokken. Het Gerecht heeft de relevante uitspraak van 11 februari 2019 in aanmerking genomen, waarin werd geoordeeld dat de minister niet verplicht is om persoonlijke gegevens, zoals diploma's, integraal te verstrekken. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de minister voldoende invulling heeft gegeven aan de belangenafweging tussen eiseres en de betrokken werknemers. De minister heeft aangegeven niet over de onderliggende documenten te beschikken, wat het Gerecht niet onaannemelijk achtte.

Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij het de beschikking van de minister in stand heeft gelaten. De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken op 1 april 2020. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de kennisgeving.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 1 april 2020
Zaaknummer: SXM201900439-LAR00041/2019
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(eiseres),
eiseres,
gemachtigde: mr. P.P. SOONS,
tegen
DE MINISTER VAN TOERISME, ECONOMISCHE ZAKEN, VERKEER EN TELECOMMUNICATIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M.P. van HEES,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 26 maart 2019 gegeven op het door eiseres op 4 augustus 2017 bij verweerder ingediende verzoek ex artikel 3 van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (hierna: Lob).

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 29 april 2019 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar).
2.2.
Op 21 november 2019 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 24 februari 2020. Namens eiseres is mr. Vlasblom verschenen, deze occuperende voor gemachtigde voornoemd. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiseres heeft op 4 augustus 2017 een verzoek ingediend ex artikel 3 van de Lob.
3.2.
Verweerder heeft op 16 februari 2018 een beschikking gegeven op dit verzoek. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
3.3.
Bij uitspraak van 11 februari 2019 (Lar 30/2018) heeft dit Gerecht het beroep gegrond verklaard en de bestreden beschikking vernietigd. Verweerder is opgedragen een nieuwe beschikking te geven op de aanvraag van eiseres met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. Partijen hebben geen hoger beroep ingesteld zodat deze uitspraak in rechte vast staat.
3.4.
Verweerder heeft op 26 maart 2019 een nieuwe beschikking gegeven.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Het Gerecht heeft in voornoemde uitspraak van 11 februari 2019 overwogen dat de eerste drie door eiseres in het Lob- verzoek geformuleerde vragen niet als Lob-verzoek in de zin van artikel 3 van de Lob kunnen worden gekwalificeerd. De uitspraak staat in rechte vast en de betreffende drie door eiseres in haar Lob-verzoek geformuleerde vragen zijn aldus geen onderdeel meer van deze procedure.
5.2.
Eiseres heeft als vierde in haar Lob-verzoek verzocht om :
an overview of the educational and professional background including copies of diploma’s, degree’s and work experience of
a. Mr. (A)
b. Mr. (B).
5.3.
Verweerder heeft bij beschikking van 26 maart 2019 een overzicht gegeven van de opleidingen en werkervaring van beiden.
5.4.
In beroep heeft eiseres aangegeven dat zij de verstrekte informatie onvoldoende acht nu deze niet is onderbouwd met de diploma’s en andere bewijsstukken.
5.5.
Het Gerecht stelt voorop dat, zoals ook overwogen in voornoemde uitspraak van 11 februari 2019, opleidingsgegevens van functionarissen die, als ambtenaar of anderszins, voor de overheid werkzaam zijn, bijdragen aan de beoordeling of een persoon aan de gestelde functie-eisen voldoet en daarmee raken aan de manier waarop de overheid invulling geeft aan beleid inzake personeelszaken. De controleerbaarheid van dit beleid en de manier waarop de overheid hieraan uitvoering geeft, dient een goede en democratische bestuursvoering. Verweerder is dan ook gehouden om informatie te verstrekken dien aangaande indien daarom wordt verzocht.
5.6.
In geschil is of de door verweerder verstrekte informatie voldoende tegemoet komt aan het Lob-verzoek van eiseres.
5.7.
In haar uitspraak van 26 juni 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2019:1985) geoordeeld dat verweerder niet kan worden gehouden om diploma’s en opleidingsdocumenten, voor zo ver zij hierover de beschikking heeft, integraal te verstrekken. Persoonlijke gegevens, zoals in deze uitspraak opgesomd, kan verweerder weigeren. In lijn met voornoemde uitspraak van de Afdeling is het Gerecht van oordeel dat verweerder indien zij de beschikking heeft over documenten zoals diploma’s, zij deze kan verstrekken met weglating van bepaalde persoonlijke gegevens.
5.8.
Verweerder heeft in haar verweerschrift aangegeven dat zij niet beschikt over de onderliggende documenten zoals diploma’s en opleidingscertificaten. Het Gerecht acht dit niet onaannemelijk. De enkele stelling van eiseres dat verweerder het overgelegde overzicht slechts kan opstellen indien zij over de brondocumenten beschikt kan niet worden gevolgd. Het Gerecht acht hierbij van belang dat het persoonlijke documenten betreft waarvan niet op voorhand kan worden aangenomen dat deze door de betreffende ambtenaar aan verweerder zijn verstrekt. Dit laat onverlet dat verweerder wel kan beschikken over een overzicht zoals verstrekt.
5.9.
Voorts acht het Gerecht van belang dat eiseres kennelijk de brondocumenten wil inzien omdat zij twijfelt aan de door verweerder verstrekte informatie. Eiseres heeft echter niet nader toegelicht op basis waarvan zij deze twijfel heeft. Het Gerecht gaat dan ook voorbij aan deze stelling.
5.10.
Voorts is het Gerecht van oordeel dat verweerder met de verstrekte informatie voldoende invulling heeft gegeven aan de belangenafweging van eiseres enerzijds en de betrokken werknemers anderzijds. De betreden beschikking kan dan ook in stand blijven en het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 1 april 2020.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.