Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1.[A],
2. [B],
1. DE OPENBARE RECHTSPERSOON HET LAND SINT MAARTEN EN/OF DE MINISTER VAN JUSTITIE,
2.de naamloze vennootschap RBC ROYAL BANK N.V.,
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het geschil
“MET CONCLUSIE: [AB] persisteert in zijn vorderingen, met dien verstande dat de eis in die zin wordt gewijzigd/verhoogd dat als schadebedrag en het met het te betalen wederrechtelijke verkregen voordeel te verrekenen bedrag een bedrag van US$ 2.769.290,00 vermeerderd met het bedrag aan misgelopen rente ten gevolge van de afschrijvingen aan de drie (3) civiele partijen wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag der algehele voldoening.”
4.De standpunten van partijen
het Land: alinea 51 van het verzoekschrift:
“Indien het Openbaar Ministerie niet lijdzaam had toegekeken terwijl er aanzienlijke bedragen van de door haar beslagen rekeningen werden afgeschreven, hadden de zich op de rekeningen bevindende saldi, na het onherroepelijk worden van de arresten van de Hoge Raad van 10 maart 2015, pondspondsgewijs onder de diverse schuldenaren [bedoeld zal zijn: schuldeisers, GEA] verdeeld kunnen worden met als gevolg dat het Openbaar Ministerie een groter deel – wellicht zelfs haar gehele vordering – verhaald had kunnen zien worden dan thans het geval is. Hierbij benadrukken eisers dat zij ook rente zijn misgelopen nu de afschrijvingen van de rekeningen hebben plaatsgevonden.”Het OM wordt een onrechtmatige daad verweten door [AB].
de bankstaat in alinea 56:
“[De Bank] heeft, zonder overleg met het Openbaar Ministerie en met [[AB]] substantiële bedragen overgemaakt naar de drie (3) civiele partijen. Bij een juiste toepassing van de wet waren deze bedragen niet overgemaakt maar was het totale saldo volgens de wettelijke verdeelsleutel aan alle beslagleggers uitgekeerd. Indien [de Bank] geen onjuiste informatie op de door hen opgemaakte verklaring derdenbeslag had vermeld, waren de volledige vorderingen (die na verstekverlening werden toegewezen) niet gevolg door afschrijvingen van substantiële bedragen van de door [Dl] en [[C]]. Door de nalatige en onzorgvuldige handelwijze van de Bank met betrekking tot de verklaring derdenbeslag opgegeven informatie, hebben eisers schade geleden nu er een bedrag van US$ 2.634.690,56 van de beslagen rekeningen is afgeschreven. De Bank is ernstig tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens [D] en [[C]] en daarmee jegens eisers.”
“Daarnaast handelt de Bank onrechtmatig door haar fout jegens haar klant ( [AB]) te verhullen en wetende dat de benadeelde partij ([AB]) consequenties zal ondervinden van haar fouten een vaststellingsovereenkomst aangaat met het OM waarbij de Bank alle aansprakelijkheid op zich neemt teneinde strafrechtelijk onderzoek en/of vervolging door het OM jegens de Bank/haar medewerkers te voorkomen. Daarmee heeft de Bank jegens [AB] in strijd met het ongeschreven recht zoals de maatschappelijk de zorgvuldigheid betaamt en ook in strijd gehandeld met haar wettelijke plicht. Deze fouten kunnen aan de Bank worden toegerekend en de Bank is dan ook aansprakelijk voor de door haar veroorzaakte schade.”[AB] acht het onjuist dat hij de volledige 3 jaar vervangende hechtenis moet ondergaan terwijl de Bank USD 1,5 miljoen heeft betaald aan het OM.
5.De beoordeling
(“…Het feit dat de veroordeelde en zijn medeveroordeelde de enigen waren die vervolgens beschikten en konden beschikken over deze gelden leidt het Hof tot het oordeel dat het in de vennootschap binnengekomen vermogen als wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden toegeschreven aan de veroordeelde en zijn medeveroordeelde”).Aan het Land kan worden toegegeven dat dit vanuit civielrechtelijk perspectief in principe niet mogelijk is, maar vanuit het strafrechtelijk perspectief is dat wel het geval, vooral omdat [AB] vervangende hechtenis moet ondergaan.
off shorevennootschappen die niet op Sint Maarten waren gevestigd, die evenmin een gekozen woonplaats op Sint Maarten hebben en waarvan de statutaire bestuurder niet te achterhalen waren. Echter, omdat het OM weet had van de detentie op Sint Maarten van [AB] (en dat hij de UBO van [C] en [D]was) had het OM hem daarvan op de hoogte moeten brengen. Dit alles aldus [AB].
“dat geen overeenkomstige toepassing toekomt aan voorschriften omtrent termijnen waarbinnen na het beslag de eis in de hoofdzaak dient te zijn ingesteld.”
“De bal ligt dus weer bij u c.q. uw cliënten. Tot slot kan ik u wel mededelen een positieve grondhouding te hebben t.a.v. een schikking. Dat betekent dat uw cliënten mij een realistisch voorstel kunnen doen, inhoudende betaling van een substantieel bedrag ineens tegen finale kwijting.”Ook dit argument van de Bank gaat daarom niet op.