ECLI:NL:OGEAM:2020:78

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
SXM202000270
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsovereenkomst en aansprakelijkheid van assurantietussenpersoon in geval van wanbetaling

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Sint Maarten, een vordering ingesteld tegen The Windward Islands Bank Ltd. (WIB) met betrekking tot een verzekeringsovereenkomst. Eiseres stelt dat zij door tussenkomst van WIB een verzekering heeft afgesloten bij Island Heritage, maar WIB betwist dat er een verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 26 februari 2020, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kern van het geschil draait om de vraag of eiseres recht heeft op uitkering van een schadevergoeding na schade aan haar woning door orkaan Irma.

De rechter heeft vastgesteld dat eiseres in 2012 een dekkingsbevestiging heeft ontvangen, maar dat zij in 2017 slechts een 'pro forma' factuur heeft ontvangen en niet het volledige bedrag van de premie heeft betaald. WIB heeft verklaard dat zonder volledige betaling geen definitieve verzekeringsovereenkomst tot stand kan komen. Eiseres heeft de procedure van WIB niet betwist en het staat vast dat zij niet het volledige bedrag heeft betaald. De rechter concludeert dat eiseres er niet op mocht vertrouwen dat de verzekeringsovereenkomst was gesloten, en dat haar woning ten tijde van de schade niet verzekerd was.

De vordering van eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van WIB, die tot op heden zijn begroot op NAf 4.000, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.J.J. van Rijen op 27 oktober 2020.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202000270
Vonnis d.d. 27 oktober 2020
inzake
[eiseres],
wonende in [woonplaats],
eiseres,
procederende in persoon,
tegen
THE WINDWARD ISLANDS BANK LTD.,
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. VEEN,
Partijen zullen hierna [eiseres] en WIB worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties van 26 februari 2020;
  • de conclusie van antwoord van 26 mei 2020;
  • de conclusie van repliek van 21 juli 2020;
  • de conclusie van dupliek van 1 september 2020.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
eiseres] is woonachtig aan [adres]. In het openbaar register van het Kadaster is op 26 januari 2012 aangetekend dat [derden] gezamenlijk eigenaar zijn van de woning en dat [eiseres] het recht van vruchtgebruik toekomt.
2.2.
WIB is toegelaten als assurantietussenpersoon en bemiddelt bij het sluiten van verzekeringsovereenkomsten tussen onder meer particulieren en schadeverzekeraar Island Heritage.
2.3.
Bij brief van 21 juni 2017 heeft WIB aan [eiseres] medegedeeld dat voor een verzekering, met als omschrijving “Fire Ins”, bij Island Heritage voor de periode “30/08/2017-2018” een premie van USD 2.873,70 moet worden betaald.
2.4.
Op 29 juni 2017 heeft [eiseres] een bedrag van NAf 3.185 overgemaakt naar WIB.
2.5. [
eiseres] heeft een schadeclaim ingediend bij WIB naar aanleiding van schade aan de woning door orkaan Irma. WIB heeft op 2 februari 2018 gereageerd dat haar claim wordt afgewezen omdat [eiseres] vanaf 2013 niet meer verzekerd is. Bij brief van 4 juli 2018 heeft WIB verder toegelicht dat de in 2012 door [eiseres] afgesloten verzekering in 2013 door wanbetaling was beëindigd en dat haar verzekeringsaanvraag uit 2017 niet was gehonoreerd omdat zij niet het volledige bedrag van de “pro forma” factuur heeft voldaan.
2.6.
Op 24 mei 2019 is in opdracht van [eiseres] een schaderapport opgesteld, waarin de schade aan de woning wordt begroot op NAf 244.967.

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van WIB tot betaling van NAf 244.679, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2018, met veroordeling van WIB in de proceskosten.
3.2. [
eiseres] legt aan de vordering ten grondslag dat zij vanaf 2012 door tussenkomst van WIB een verzekering heeft afgesloten bij Island Heritage en dat WIB uit hoofde daarvan is gehouden tot uitkering.
3.3.
WIB heeft primair het verweer gevoerd dat geen verzekeringsovereenkomst met [eiseres] tot stand is gekomen. Subsidiair stelt WIB dat [eiseres] geen schade heeft geleden omdat zij geen eigenaar maar vruchtgebruikster is van de woning; meer subsidiair heeft [eiseres] volgens WIB haar schade onvoldoende onderbouwd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Om de vraag of [eiseres] recht heeft op uitkering te beantwoorden, moet eerst vast komen te staan dat een verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen. Hiervan is sprake bij aanbod en aanvaarding door de betrokken partijen, waarbij moet worden gelet op hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en mochten afleiden uit elkaars verklaringen en gedragingen.
4.2. [
eiseres] stelt dat de woning vanaf 2012 doorlopend verzekerd is geweest. Zij verwijst daartoe naar een “cover note” van Island Heritage van 3 januari 2012 met betrekking tot een opstalverzekering voor de woning en naar haar betaling naar aanleiding van de brief van WIB van 21 juni 2017.
4.3.
WIB heeft toegelicht dat de procedure voor het sluiten van een verzekeringsovereenkomst als volgt verloopt. Op verzoek van een klant wordt een aanvraagformulier voorbereid en een “pro forma” factuur opgesteld, waarop een tijdelijk polisnummer en de te verwachten premie worden vermeld. Nadat de vermelde premie wordt betaald, wordt een voorlopige dekkingsbevestiging verstrekt die dertig dagen geldig is en wordt de aanvraag naar de achterliggende verzekeraar verstuurd. Als de verzekeraar de aanvraag goedkeurt, geeft WIB de verzekeringspolis af en is de verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. Als de verzekeraar de aanvraag weigert, wordt dit aan de klant medegedeeld en de betaalde premie door WIB terugbetaald. Volgens WIB heeft [eiseres] in 2012 een dekkingsbevestiging ontvangen en in 2017 slechts een “pro forma” factuur. Omdat [eiseres] vervolgens maar ongeveer de helft van de te verwachten premie heeft betaald, is geen dekkingsbevestiging gestuurd en is ook geen aanvraag naar Island Heritage verstuurd. Het betaalde bedrag is daarom op 16 juni 2020 aan [eiseres] terugbetaald, aldus WIB.
4.4. [
eiseres] heeft de door WIB beschreven procedure niet betwist. De stelling van WIB dat [eiseres] op de hoogte is van deze procedure doordat zij deze in 2012 al eens had doorlopen, heeft zij evenmin weersproken. Daarnaast staat vast dat [eiseres] het op de “pro forma” factuur vermelde bedrag niet volledig heeft betaald en dat zij vervolgens geen nadere stukken omtrent de verzekering heeft ontvangen. Hoewel van WIB mocht worden verwacht dat zij het bedrag onverwijld aan [eiseres] retourneerde en niet pas drie jaar later nadat [eiseres] een rechtszaak is gestart, hetgeen volgens WIB het gevolg is van de drukte na Irma waardoor het dossier in vergetelheid is geraakt, had [eiseres] zonder de volledige premie te hebben betaald en zonder nadere bevestiging of verzekeringspolis van Island Heritage te hebben ontvangen er niet vanuit mogen gaan dat de verzekeringsovereenkomst tot stand was gekomen. Anders gezegd had zij er gelet op die omstandigheden niet op mogen vertrouwen dat de verzekering daadwerkelijk was afgesloten.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de woning ten tijde van orkaan Irma niet was verzekerd en dat [eiseres] niet met succes aanspraak kan maken op uitkering van het door haar geclaimde bedrag. Haar vorderingen daartoe zullen daarom worden afgewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat ook als de verzekeringsovereenkomst tot stand zou zijn gekomen, in beginsel niet WIB – die immers niet de verzekeraar is maar de tussenpersoon - maar Island Heritage zou zijn gehouden tot uitkering.
4.6. [
eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van WIB tot op heden begroot op (2 punten x tarief 7) NAf 4.000 aan salaris gemachtigde. De door WIB gevorderde wettelijke rente komt voor toewijzing in aanmerking.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van WIB tot op heden begroot op NAf 4.000, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 27 oktober 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.