Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1.Het procesverloop
- het verzoekschrift met producties, op 20 december 2019 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de vervangende productie (6) van [de stichting],
- de akte uitlaten producties van [eiser].
2.De feiten
to own, manage and maintain the common grounds, buildings and other facilities”.
rules and regulations”, ook wel “
restrictive covenants” genoemd, bepalen onder meer het volgende:
their negligence and recklessness” USD 9.855,00 aan juridische kosten moet vergoeden aan [de stichting], welke kosten [de stichting] heeft gemaakt in een gerechtelijke procedure tegen de voormalig beheerder (hierna: “besluit 1”).
their negligence with respect to their due diligence responsibilities for the safeguarding of owners monies and the financial operations of the Foundation” (hierna: “besluit 2”).
reaffirmed”. Verder heeft de deelnemersraad met eveneens zes van de elf stemmen besloten “
to assess [eiser] for all legal costs incurred to date ($ 16,587.55) as a result of the SXM Court dismissing all claims of [eiser] against [de huidige bestuursleden in persoon]” (hierna: “besluit 3”).
3.Het geschil
4.De beoordeling
rules and regulationsopgenomen uitgangspunt dat iedere eigenaar alleen voor diens aandeel wordt aangeslagen. Bovendien is het derde besluit niet door het bestuur genomen en ook daarom in strijd met de eigen voorschriften. Door deze fundamentele totstandkomingsgebreken zijn de besluiten op grond van artikel 2:21 lid 2 BW nietig, zonder dat het Sint Maartens recht voorziet in een mogelijk die gebreken te herstellen door middel van bekrachtiging, aldus [eiser].
rules and regulationsbepaalt immers dat eigenaren zijn verplicht tot betaling “
as assessed by the Foundation” (zie onder 2.5). [De stichting] schrijft in randnummer 12 van haar dupliek: “
Los daarvan is de vraag of zij dat wel of niet hebben gedaan [Gerecht: kansloze procedures voeren] niet relevant voor de vraag of sprake is van een totstandkomingsgebrek. Het bestuur van [Gerecht: de stichting] was bevoegd om te besluiten dat de uitsluitend door [eiser] en zijn bestuursgenoten veroorzaakte proceskosten uitsluitend voor rekening komen van [eiser] en zijn bestuursgenoten.” De besluiten dat het voormalige bestuur en/of [eiser] extra vergoedingen moet(en) betalen, behelzen daarom geen afwijking van de
rules and regulationsen behoeven dan ook geen goedkeuring van (twee derde van) de deelnemersraad, aldus [de stichting].
proportional share of the costs, expenses and charges, as assessed by the Foundation for management, maintenance” – waarvan het Gerecht aanneemt dat dit ziet op een vorm van servicekosten/periodieke bijdragen – gevolgd door “
or other charges”. Deze laatste categorie wordt niet gespecificeerd. Deze bepaling sluit dus niet uit dat aanvullende kosten aan de eigenaren in rekening worden gebracht anders dan voor management en onderhoud. De vraag is evenwel of die ook aan eigenaren afzonderlijk kunnen worden toegewezen; het gaat immers steeds om een “
proportional share”. [De stichting] heeft niet uitgelegd hoe de bepaling erin voorziet dat feitelijk van die “
proportional share” kan worden afgeweken. Dat [de stichting] er vanuit gaat dat het bestuur die bevoegdheid wel heeft, volgt uit haar hiervoor weergegeven standpunt. Dat komt er kort gezegd op neer dat het bestuur van [de stichting] naar believen kan vaststellen voor welke kosten afzonderlijke eigenaren moeten opdraaien, zonder dat hieraan concrete beperkingen zijn gebonden en in wezen ongeacht de grondslag. Voor de uitleg dat het bestuur over zo’n verstrekkende zelfstandige – zonder betrokkenheid van de deelnemersraad - bevoegdheid beschikt, kan geen steun worden gevonden in de statuten of de
rules and regulations. Ook wanneer wordt uitgegaan van een zuiver tekstuele uitleg, zoals geboden bij de uitleg van dergelijke reglementen die daarbij niet te ruim worden uitgelegd, kan uit de enkele woorden “
as assessed by” en “
other costs” niet worden afgeleid dat het bestuur vrij baan heeft om allerhande vorderingen om te slaan over individuele eigenaren zonder dat daarop enige vorm van controle zou zijn. Meer in het algemeen kan worden betwijfeld of het bestuur via de interne besluitvormingsprocedure vermeende vorderingen op grond van onbehoorlijk bestuur/bestuurdersaansprakelijkheid (wat in dit geschil het verwijt aan het adres van het oude bestuur lijkt te zijn), nog los van de vraag of deze handelswijze strookt met de redelijkheid en billijkheid die [de stichting] jegens de eigenaren moet betrachten (artikel 2:7 BW). Concreet heeft [eiser] er onder meer op gewezen dat de proceskosten die [de stichting] wil verhalen (besluit 3) zien op een procedure die [eiser] heeft aangespannen tegen de toenmalige bestuursleden persoonlijk en niet tegen het bestuur, hetgeen [de stichting] niet heeft weersproken. Voor een dergelijke manier van incasseren geldt in ieder geval dat die afwijkt van hetgeen waarin de
rules and regulationsvoorzien. Dat betekent dat op grond van artikel 10 sub a onder 5 voorafgaande goedkeuring van de deelnemersraad is vereist en wel met twee derde van de stemmen. Het argument van [de stichting] dat de vereiste twee derde meerderheid alleen ziet op het gebruik van percelen gaat uit van een onjuiste lezing van artikel 10, waarin immers ondubbelzinnig staat dat voor “
the subject concerning sub 5” die gekwalificeerde meerderheid geldt. De verwijzing naar “
Section I, sub 2” kan niet anders worden opgevat dan dat de goedkeuring schriftelijk geschiedt (“
aforementioned deed”), zoals daarin beschreven.
reaffirmed”, maar door zes van de elf stemgerechtigden en dus niet door de voorgeschreven twee derde van de deelnemersraad. Hieruit volgt dat de besluiten dus niet (rechtsgeldig) zijn bekrachtigd. Ten aanzien van besluit 3 – genomen door de deelnemersraad - brengt [de stichting] onder meer naar voren dat dit een
de factobestuursbesluit is omdat alle bestuursleden, tevens deelnemers, daarvoor hebben gestemd. Wat daar ook van zij, feit is dat het besluit nu eenmaal niet door het bestuur als orgaan is genomen maar door de deelnemersraad en - voor zover het besluit als bekrachtiging zou hebben te gelden - ook niet door de vereiste twee derde meerderheid.
NAf 3.125,00(2,5 x tarief NAf 1.250,00) +