Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1.de besloten vennootschap [JACHTHAVEN 2] B.V.,
2.de openbare rechtspersoon HET LAND SINT MAARTEN,
1.Het procesverloop
- het verzoekschrift met producties, op 14 december 2018 ontvangen,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van [jachthaven 2],
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie met producties van het Land,
- de akte houdende producties van [jachthaven 2],
- de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis met producties tegen [jachthaven 2],
- de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis met producties tegen het Land,
- akte houdende producties van [jachthaven 2] d.d. 31 augustus 2020,
- akte houdende wijziging van eis van [jachthaven 1],
- akte houdende inbreng producties tevens akte houdende nadere uitlating (t.a.v. essentiële stellingen) van [jachthaven 1] d.d. 3 september 2020,
- akte houdende wijziging van eis van [jachthaven 1] d.d. 3 september 2020 tegen [jachthaven 2],
- akte houdende wijziging van eis van [jachthaven 1] d.d. 3 september 2020 tegen het Land,
- conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van [jachthaven 2] met producties,
- conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van het Land,
- akte uitlating met producties van [jachthaven 2],
- nadere producties van het Land d.d. 3 november 2020,
- nadere productie van [jachthaven 1] d.d. 4 november 2020,
- akte houdende inbreng producties tevens akte houdende nadere uitlating (t.a.v. essentiële stellingen) met producties van [jachthaven 1] d.d. 5 november 2020,
- pleitaantekeningen van het Land,
- proces-verbaal van comparitie van partijen d.d. 5 november 2020 met daarbij gevoegd de brief namens [jachthaven 1] d.d. 24 november 2020.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie en in reconventie
subsidiairte bepalen dat die grenzen in een andere door [jachthaven 1] overgelegde kaart (bijvoorbeeld productie 65 of productie 50) correct zijn weergegeven en/of deze grenzen, op een door uw Gerecht in goede justitie te bepalen wijze, bindend vast te stellen;
meer subsidiair: een deskundige te benoemen, die op basis van in een tussenvonnis te benoemen parameters, de grenzen van de Neutral Waterway in kaart zal brengen, om vervolgens in een eindvonnis voor recht te verklaren dat de grenzen van de Neutral Waterway correct zijn aangegeven/vastgesteld in de door de deskundige vervaardigde kaart;
subsidiairte bepalen dat die grenzen in een andere door [jachthaven 1] overgelegde kaart (bijvoorbeeld productie 65 of productie 50) correct zijn weergegeven en/of deze grenzen, op een door uw Gerecht in goede justitie te bepalen wijze, bindend vast te stellen;
meer subsidiair: een deskundige te benoemen, die op basis van in een tussenvonnis te benoemen parameters, de grenzen van de Neutral Waterway in kaart zal brengen, om vervolgens in een eindvonnis voor recht te verklaren dat de grenzen van de Neutral Waterway correct zijn aangegeven/vastgesteld in de door de deskundige vervaardigde kaart;
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
“Door het wegvallen van [jachthaven 2] als contractspartij kon aldus niet meer worden gesproken van de tripartite overeenkomst waarmee het Land dat conflict tussen die twee andere daarin te betrekken partijen had willen beslechten.”(alinea 10 van dupliek/repliek van het Land). Duidelijk is verder dat [jachthaven 2] op een gegeven moment in de ongeveer 10 maanden geduurd hebbende onderhandelingen ermee klaar was en eiste dat de Agreement werd ondertekend zonder de boeteclausule. Daarom zag de minister ook geen heil meer in zijn pogingen tot een oplossing te geraken. Ter comparitie is door zijn ambtenaar uitgelegd dat de minister het gevoel kreeg dat [jachthaven 2] en [jachthaven 1] zelfbeschikkingsrecht proberen te creëren over percelen water die in eigendom aan het Land toebehoren. Het Land wil de handen vrijhouden om haar eigendomsrechten uit te oefenen en wil daarom niet worden gebonden aan een Agreement die bindend vaststelt waar de grenzen van de Neutral Waterway lopen. Verder is het boetebeding een onderwerp waar de minister het Land niet aan wil binden, althans wil het Land niet een overeenkomst medeondertekenen met daarin een boetebeding dat ziet op haar eigendom.
“Wat [jachthaven 2] thans doet/wil, is het gehele perceel 71/2018 volbouwen, door dit perceel in te vullen en dan boten in de Neutral Waterway aanleggen. Hiertegen heeft [jachthaven 1] zwaarwegende bezwaren.”(zie pagina 8 repliek/antwoord inzake het Land) Dit is niet overeengekomen bij de afspraken over de Neutral Waterway uit 2005.
“setback van minimaal 10 meter”; dat zou een te vergaande inbreuk op het eigendomsrecht van het Land inhouden waarvan de noodzaak niet is aangetoond. Het Gerecht zal evenmin dwangsommen opleggen (zoals gevorderd onder 7, respectievelijk g) om de vrije toegang af te dwingen. Daarvoor geldt als reden dat onvoldoende is gebleken dat het Land en/of [jachthaven 2] de toegang in het verleden hebben belemmerd. Anders dan [jachthaven 1] kennelijk stelt, heeft dat niets te maken met de werking van het kortgedingvonnis. Dat ziet immers uitsluitend op waterperceel 2016/180 en dat maakt geen deel uit de van de Neutral Waterway. Het kort geding vonnis richt zich bovendien niet tegen [jachthaven 2]. Daarom zal het Gerecht volstaan met een verklaring voor recht. Als door [jachthaven 2], het Land of een derde in strijd daarmee wordt gehandeld kan [jachthaven 1] de kort geding rechter om een beslissing vragen.
“Zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn arrest van 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600, NJ 2016/380 (K./Rabobank), volgt uit art. 241 Rv en de toelichting op het daarmee corresponderende art. 57 lid 6 (oud) Rv (Parl. Gesch. Wijziging Rv. e.a.w. (Inv. 3, 5 en 6), p. 36) dat de art. 237-240 Rv, behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel limitatieve als exclusieve regeling bevatten van de kosten waarin de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, kan worden veroordeeld. Deze regeling derogeert ingevolge art. 6:96 lid 3 BW in verbinding met art. 241 Rv aan art. 6:96 lid 2 BW. Zij derogeert eveneens aan het uitgangspunt dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt die hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de ander dientengevolge lijdt, volledig te vergoeden.