ECLI:NL:OGEAM:2021:140

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
SXM202101381
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie en derdenverzet tegen arbeidsrechtelijke beschikking in kort geding

In deze zaak, die op 17 december 2021 door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door een advocaat en zijn advocatenkantoor tegen een voormalige cliënt, [A], en de naamloze vennootschap N.V. Gemeenschappelijk Elektriciteitsbedrijf Bovenwindse Eilanden (GEBE). De advocaat verzoekt om rectificatie van onrechtmatige uitlatingen die door GEBE zijn gedaan in de media, waarin hij beschuldigd wordt van onwettig en onregelmatig gedrag. De zaak is ontstaan na eerdere beschikkingen van het Gerecht, waarin GEBE werd veroordeeld tot rectificatie van deze uitlatingen. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 december 2021, waarbij alle partijen aanwezig waren. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de advocaat niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat hij als advocaat handelde namens GEBE en de uitlatingen dus aan GEBE zijn toe te rekenen. Het Gerecht heeft de advocaat ook veroordeeld in de proceskosten van zowel GEBE als [A]. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers en hun vertegenwoordigers in het kader van onrechtmatige publicaties en de bescherming van werknemers.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202101381
Vonnis in kort geding d.d. 17 december 2021
inzake

1.[de advocaat],wonende in Sint Maarten,2. [het advocatenkantoor],gevestigd in Sint Maarten,verzoekende partijen,

hierna gezamenlijk ook: [de advocaat],
gemachtigde: mr. J.G. [DE ADVOCAAT],
tegen
[A],
wonende in Sint Maarten,
verweerster sub 1,
hierna: [A],
gemachtigde: mr. J. DEELSTRA,
en
de naamloze vennootschap N.V. GEMEENSCHAPPELIJK ELEKTRICITEITSBEDRIJF BOVENWINDSE EILANDEN,gevestigd in Sint Maarten,
verweerster sub 2,
hierna: GEBE,
gemachtigde: mr. C. KOSTER en mr. S. LEON.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift “
kort geding procedure, met verzoek gelijktijdige behandeling (voeging) met tegelijkertijd ingestelde derdenverzet procedure” met producties, ontvangen op 10 november 2021,
brief van 2 december 2021 met producties namens [A],
aanvullende producties van 2 december 2021 van [de advocaat],
pleitnota van [de advocaat],
pleitnota van [A],
pleitnota van GEBE.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 december 2021 in aanwezigheid van [de advocaat] en [A] alsmede de gemachtigden van alle partijen. Gelijktijdig is behandeld het door [de advocaat] tegen dezelfde gedaagden aanhangig gemaakte andere kort geding (SXM202101525). De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is gezegd.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 3 november 2021 heeft dit Gerecht een drietal beschikkingen gewezen. Deze zijn in één doorlopend document weergegeven. Het betreft twee door [A] aangevangen procedures strekkende tot nietigverklaring van twee ontslagen op staande voet die door GEBE aan [A] zijn gegeven. De derde beschikking betreft die op een voorwaardelijk ontbindingsverzoek dat door GEBE tegen [A] is aangevangen. [1]
2.2.
In de twee procedures strekkende tot nietigverklaring van het eerste ontslag op staande voet heeft het Gerecht, naast een veroordeling van GEBE tot doorbetaling van het loon van de tot twee keer toe onterecht ontslagen [A], ook de volgende veroordeling uitgesproken:
“veroordeelt de werkgeefster om, binnen 48 uur na dit vonnis, over te gaan tot plaatsing van de volgende rectificatie op de websites van The Daily Herald, SMN News en SintMaartenNews.com:
“The Court of First Instance of Sint Maarten by judgment of 3 November 2021 ordered N.V. GEBE to place the following announcement:
On 2nd and 3rd July 2021, Mr. [de advocaat], attorney of the Supervisory Board of N.V. GEBE, stated in various media, among other things, that our employee Ms. . [A] displayed “illegal and irregular behavior” and that he will provide the Public Prosecutors Office with evidentiary data. The Court has found that these statements unlawfully harm the interests of our employee Ms. [A] and that N.V. GEBE is required to safeguard Ms. [A] against such allegations in the media. N.V. GEBE emphasizes that these statements are not supported by N.V. GEBE in any way.”
veroordeelt de werkgeefster tot betaling van een dwangsom van USD 500,00 voor elke dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat zij aan deze veroordeling niet of niet volledig gehoor geeft,”
2.3.
De motivering voor deze beslissing is te vinden onder 4.22. tot en met 4.26. van de beschikkingen en wordt hier weergegeven:

De vordering tot rectificatie
4.22.
De werkneemster vordert rectificatie door de werkgeefster, waarbij het de werkneemster met name gaat om de volgende uitlating van de advocaat van de Raad van Commissarissen, mr. [de advocaat], in onder meer St. Maarten News en The Daily Herald:
“(…) The record shows that when our office, on request of the Supervisory Board and its individual members, started advising about the illegal and irregular behavior of [de werkneemster [2] ] and thereinafter also [lid RvC], we didn’t only have to suffer constant misrepresentations, false allegations, twisting of facts and pretending ignorance, but also media publications of deliberate fabrications. (…) Also considering the fact that I can’t keep up with the fabrications and distortions, this entire matter is best handled to providing the Public Prosecutors Office with all evidentiary data.”
4.23.
De werkneemster vindt dat zij door de werkgeefster behoed had moeten worden voor dergelijke uitlatingen namens een orgaan van de werkgeefster; de Raad van Commissarissen.
4.24.
De werkgeefster betwist dit; er rust geen plicht op haar om de werkneemster te beschermen tegen dit soort publicaties. Mr. [de advocaat] heeft dit op eigen titel gedaan.
4.25.
Het Gerecht overweegt dat voormelde uiting is gedaan door mr. [de advocaat] als advocaat van de Raad van Commissarissen van de werkgeefster. Het is moeilijk voorstelbaar dat hij dat louter op eigen titel heeft gedaan, laat staan zonder enige afstemming met de Raad van Commissarissen. Zie ook de stellige instructie van de Raad van Commissarissen aan Dembrook om
“disciplinary action”en
“other measures”te nemen tegen de werkneemster. De informatie die mr. [de advocaat] verspreidt is afkomstig uit wetenschap van de Raad van Commissarissen en dus van de werkgeefster. Deze uitlatingen zijn dan ook toerekenbaar aan de werkgeefster. Arbeidsrechtelijk gezien is het dan zo dat de werkgeefster de werkneemster in het openbaar beschuldigt van
“illegal and irregular behavior”en dreigt met strafrechtelijke aangifte.
4.26.
Dit gedrag verhoudt zich niet met de verplichting van de werkgeefster tot het verschaffen van een veilige werkomgeving (artikel 7A:1614x BW) en evenmin met haar verplichting om te handelen in overeenstemming met de beginselen van goed werkgeverschap. Dat dit op Sint Maarten gebruikelijk is (het “hoge bomen vangen veel wind”-argument) is niet relevant; ten tijde van de publicatie was de werkneemster niet langer de tijdelijke CEO, was zij arbeidsongeschikt en solliciteerde zij naar de functie van CEO. Er is sprake van een opzettelijke beschadigingsactie ten aanzien van de goede naam en privacy van de werkneemster die door de werkgeefster had moeten worden voorkomen gelet op haar verplichting tot het organiseren van een veilige werkomgeving, terwijl tot op heden niet is komen vast te staan dat de ernstige beschuldigingen van “
illegal and irregular behavior” voldoende steun vinden in de feiten. Deze actie van de werkgeefster is dan ook onrechtmatig en moet op grond van artikel 6:167 BW worden gerectificeerd, zoals hieronder is vermeld. De rectificatie wordt gesanctioneerd met dwangsommen, zoals verzocht.”

3.Het geschil

3.1.
Letterlijk weergegeven verzoekt [de advocaat] het volgende:
“het U E.A. voorzieningenrechter behage om, rechtdoende in kort geding, bij vonnis steeds voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
NV GEBE en/of gedaagde te bevelen om de navolgende rectificatie te plaatsen in de Sint maarten Daily Herald, SMN News en Sint Maarten News Network:“By verdict dated (datum vonnis) the Court of First Instance on Sint Maarten rectified its decision of November 3rd, 2021 and ruled that Mr. [de advocaat] was entitled to make the statements about illegal and/or irregular behavior of Ms. [A] in the media statement of July 2nd, 2021. NV GEBE consequently does or did not have to distance itself from these statements.”
gedaagde sub 1 te veroordelen in de kosten van deze rechtsprocedure.”
3.2.
De conclusie van [A] luidt, letterlijk weergegeven, als volgt:
“dat [A] U Edelachtbare Heer verzoekt, bij beschikkingen uitvoerbaar bij voorraad, [de advocaat] niet-ontvankelijk te verklaren in het derdenverzet, dan wel het derdenverzet ongegrond te verklaren, de Beschikkingen van 3 november 2021 alsmede het daarin opgenomen rectificatiebevel in stand te laten, en [de advocaat] te veroordelen in de kosten van deze twee kortgedingprocedures.”
3.3.
GEBE voert enig verweer en verder refereert GEBE zich aan het oordeel van de rechter.
3.4.
Op de argumenten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het verzoek om voeging van de beide door [de advocaat] aanhangig gemaakte procedures

4.1.
Door [de advocaat] zijn twee kortgedingprocedures [3] aanhangig gemaakt en hij vraagt daarvan voeging. Hierop hoeft niet formeel te worden beslist. Beide zaken zijn gelijktijdig op zitting behandeld en er wordt gelijktijdig vonnis in gewezen. Er is dan ook geen inhoudelijk belang meer dat formele voeging (voor zover al mogelijk in kort geding) rechtvaardigt.
Het spoedeisend belang
4.2.
De vorderingen zien op rectificatie van publiekelijk gedane uitlatingen door GEBE nadat zij daartoe is veroordeeld in een rechterlijke uitspraak. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven en is [de advocaat] in zoverre ontvankelijk in zijn vorderingen.
De ontvankelijkheid
4.3.
Letterlijke lezing van het petitum in het verzoekschrift leidt er al toe dat [de advocaat] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard als in het andere kort geding zijn vorderingen tot vernietiging van de twee beschikkingen zouden worden afgewezen. Aldus luidt het verweer van [A]. Naar voorlopig oordeel is sprake van een terecht verweer. In het petitum wordt immers de gewenste rectificatie weergegeven en dat is dat het Gerecht de twee beschikkingen heeft gerectificeerd. Bij kort geding vonnis van heden echter heeft het Gerecht [de advocaat] in zijn vorderingen die beschikkingen dan wel bevelen tot rectificatie te vernietigen of te schorsen niet-ontvankelijk verklaard. Reeds daarom moet [de advocaat] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
Welwillende lezing van het petitum van het verzoekschrift van [de advocaat] leidt tot de volgende overwegingen ten overvloede. [de advocaat] stelt, verkort weergegeven, dat zijn advocatenkantoor en hijzelf hierdoor schade hebben ondervonden omdat door de rectificatie de indruk in de samenleving is ontstaan dat hij zijn werk als advocaat niet goed heeft gedaan. Een en ander wordt betwist door [A]. GEBE ondersteunt het relaas van [de advocaat] deels en refereert zich voor het overige aan het oordeel van de rechter.
4.5.
Het Gerecht overweegt het volgende. [de advocaat] heeft zelf in de pers breeduit te kennen gegeven dat hij door de Raad van Commissarissen van GEBE is ontslagen uit zijn geheimhoudingsplicht als advocaat. Vervolgens heeft hij met kennis van “het dossier [A]”, zoals hij dit gedurende zijn werk voor de Raad van Commissarissen heeft opgedaan, willens en wetens uitvoerig allerlei vermeende irreguliere en onwettige handelingen van [A] aan de kaak gesteld op internetmedia waardoor er brede bekendheid aan werd gegeven. In de voormelde beschikkingen heeft het Gerecht deze handelwijze toegerekend aan werkgever GEBE. De Raad van Commissarissen is immers een orgaan van de werkgever en diens acties zijn arbeidsrechtelijk dus toe te rekenen aan GEBE, waaronder voormeld media-optreden van [de advocaat]. Dat [de advocaat] door de rectificatie schade heeft ondervonden, die overigens geenszins wordt onderbouwd, is geheel te wijten aan zijn eigen beslissing om, als het ware als een verlengstuk van de Raad van Commissarissen en dus van GEBE, [A] [4] in de media te belasteren. Een dergelijke handelwijze rechtvaardigt geen vernietiging van de genomen beslissingen in deze arbeidszaak op grond van derdenverzet. Als dat wel zou kunnen dan zouden advocaten zich als het ware kunnen “loskoppelen van hun cliënten” en de tegenpartijen van hun cliënten in de media zwart maken. Dat zou dan weer als ongewenste consequentie hebben dat werknemers niet alleen tegen hun werkgever maar ook nog eens tegen diens advocaten zich in rechte moeten verweren of tegen hen vorderingen moeten instellen. Als de vorderingen van [de advocaat] al ontvankelijk zouden worden geacht dan zouden zij op deze inhoudelijke gronden zijn afgewezen.
4.6.
Ontegenzeggelijk heeft [de advocaat] als privépersoon recht op vrijheid van meningsuiting. Uit vorenstaande overwegingen en uit de overwegingen in de beschikkingen volgt echter dat [de advocaat] niet als privépersoon maar namens GEBE, althans toerekenbaar aan GEBE, de gewraakte uitlatingen heeft gedaan. Vandaar ook dat het Gerecht in de beschikking GEBE heeft veroordeeld tot rectificatie van de uitlatingen van [de advocaat]. Als hij hierdoor schade heeft ondervonden komt dat volledig voor zijn eigen risico.
4.7.
Volledigheidshalve gaat het Gerecht nog in op de stellingen van GEBE, onder andere inhoudende dat [de advocaat] als privépersoon de gewraakte uitlatingen wel degelijk mocht doen. Dat stuit af op wat hiervoor is overwogen. Als GEBE het overigens niet eens is met de twee uitspraken met daarin de rectificatie kan zij hiertegen het gewone rechtsmiddel van hoger beroep instellen. De verweren van GEBE, die zich voor het overige refereert aan het oordeel van de rechter, kan het Gerecht dan ook niet in de beoordeling betrekken.
Proceskosten
4.8.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt [de advocaat] in de proceskosten van zowel GEBE als [A] veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
verklaart [de advocaat] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk,
veroordeelt [de advocaat] in de proceskosten, aan de zijde van GEBE en [A] begroot op ieder NAf. 1.000,00 aan honorarium en op nihil aan verschotten en verklaart de proceskostenveroordeling voor [A] uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 17 december 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

2.[A].
3.Twijfel is mogelijk omdat in het andere kort geding de aanhef van het verzoekschrift de zinsnede “verzoekschrift derdenverzet (artikel 288 Rv)” bevat.
4.[A] was toen geen waarnemend statutair bestuurder van GEBE meer, maar had haar werkzaamheden krachtens haar arbeidsovereenkomst als Head Internal Audit hervat.