ECLI:NL:OGEAM:2021:25

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
Lar 28/2020, SXM202000441
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke heroverweging van subsidieaanvragen door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

In deze zaak heeft de Stichting Voortgezet Onderwijs Bovenwindse Eilanden (eiseres) beroep ingesteld tegen een beschikking van de Minister van Onderwijs, Cultuur, Sport en Jeugdzaken van Sint Maarten (verweerder) betreffende de subsidie voor de schooljaren 2014-2015 tot en met 2018-2019. De beschikking van 11 maart 2020, waarin de bezwaarschriften van eiseres gegrond zijn verklaard, werd aangevochten omdat verweerder geen volledig heroverweging had neergelegd, maar enkel de bezwaren gegrond verklaarde zonder een nieuw inhoudelijk besluit te nemen. De procedure begon met een pro-forma beroepschrift op 21 april 2020, gevolgd door de indiening van de gronden van het beroep op 16 september 2020 en een verweerschrift van verweerder op 13 november 2020. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 januari 2021.

Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten oordeelde dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 68 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit artikel vereist dat het bestuursorgaan de beschikking in heroverweging grondt op het bezwaarschrift en de relevante stukken, en dat de beschikking de gronden bevat waarop zij berust. Het Gerecht concludeerde dat verweerder niet voldeed aan deze vereisten, aangezien er geen nieuw besluit was genomen over de subsidieaanvragen. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om binnen zes weken opnieuw te beslissen op de bezwaarschriften van eiseres. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 15 februari 2021
Zaaknummer: SXM202000441-LAR00028/2020
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
DE STICHTING VOORTGEZET ONDERWIJS BOVENWINDSE EILANDEN,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.J. KOSTER,
tegen
DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR, SPORTS EN JEUGDZAKEN VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M.P. VAN HEES,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 11 maart 2020 ontvangen op 31 maart 2020 waarbij de bezwaarschriften van eiseres, gericht tegen de beschikkingen van verweerder van 4 november 2014, 30 maart 2016, 19 december 2016, 27 maart 2017 en 21 december 2018, inhoudende de (voorlopige) vaststelling van de hoogte van de subsidie betreffende de schooljaren 2014-2015, 2015-2016, 2016-2017, 2018-2019, gegrond is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 21 april 2020 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro-forma beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 16 september 2020 zijn de gronden van het beroep ingediend.
2.2.
Op 13 november 2020 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 18 januari 2021. Eiseres en verweerder zijn bij hun gemachtigde voornoemd verschenen. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiseres is een Stichting die twee scholen hier te lande exploiteert: de Sundial School en het Milton Peters College (hierna: MPC), met in totaal 168 werknemers en 1298 leerlingen. Eiseres heeft een bestuur, bestaande uit vrijwilligers. De scholen, die als zodanig geen rechtspersoonlijkheid bezitten, worden geleid door de schoolleiding. Beide scholen worden door de overheid van Sint Maarten gesubsidieerd, welke bekostiging in handen ligt van verweerder.
3.2.
Bij een vijftal beschikkingen is door verweerder aan eiseres subsidie voor de schooljaren 2014-2015, 2015-2016, 2016-2017, 2018-2019 toegekend:
a. de beschikking van 4 november 2014 voor het schooljaar 2014-2015;
b. de beschikking van 30 maart 2016 voor het schooljaar 2015-2016;
c. de beschikkingen van 19 december 2016 en 27 maart 2017 voor het schooljaar 2016-2017;
d. de beschikking van 21 december 2018 voor het schooljaar 2018-2019;
3.3.
Door eiseres zijn bezwaarschriften ingediend tegen deze beschikkingen.
3.4.
Op 27 februari 2020 heeft de adviescommissie geadviseerd om de tegen de beschikkingen ingediende bezwaarschriften gegrond te verklaren.
3.5.
Conform het advies van de voormelde commissie heeft verweerder op 11 maart 2020 besloten om de bezwaren tegen de vijf beschikkingen betreffende de subsidie voor de schooljaren 2014-2015 tot en met 2018-2019 gegrond te verklaren. Tegen dit besluit is namens eiseres beroep ingesteld.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en primair verweerder te veroordelen een bedrag van NAf 2.388,960 te betalen, subsidiair verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen.
4.2.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Artikel 68 van de Lar luidt:
1.Het bestuursorgaan grondt de beschikking in heroverweging op het bezwaarschrift, in voorkomend geval op de stukken, bedoeld in artikel 61, derde lid, het commentaar, bedoeld in artikel 62, en hetgeen blijkens het verslag tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht.
2.De beschikking bevat de gronden waarop zij berust, en neemt de plaats in van de bestreden beschikking.
5.2.
Uit deze bepaling vloeit voort dat indien het bestuursorgaan na heroverweging tot de conclusie komt dat het aangevochten besluit niet in stand kan blijven, dit orgaan niet kan volstaan met gegrondverklaring van het bezwaarschrift. In dat geval dient, behoudens het zich hier niet voordoende geval waarin de enkele herroeping van dat besluit voldoende is, voor het onjuist bevonden besluit een nieuw besluit in de plaats te worden gesteld.
5.3.
Het Gerecht stelt vast dat hieraan in het onderhavige geval niet is voldaan. Verweerder heeft immers volstaan met het aanhouden van de nieuwe beslissing omtrent de subsidie toekenning. Er is echter eerst sprake van een voltooide heroverweging als bedoeld in artikel 68, tweede lid van de Lar wanneer ook ten aanzien van de subsidie toekenning/vaststelling is besloten om deze hetzij te verlenen voor een te bepalen bedrag, hetzij te weigeren.
5.4.
Omdat verweerder bij het besluit van 11 maart 2020 geen volledig heroverweging heeft neergelegd maar slechts heeft volstaan met een gegrondverklaring van de bezwaren zonder dit gepaard te doen gaan van een nader voor beroep bij het gerecht vatbaar inhoudelijk besluit is gehandeld in strijd met artikel 68 van de Lar.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is. Het gerecht zal het bestreden besluit vernietigen en bepalen dat verweerder opnieuw dient te beslissen op het bezwaarschrift van eiseres. Het Gerecht ziet aanleiding om verweerder op te dragen binnen zes weken te beslissen op de bezwaarschriften van eiseres.
5.6.
Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakt proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,00 zijnde 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiseres NAf 150,00 dient te betalen als vergoeding van het door haar gestorte griffierecht.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 11 maart 2020;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak te beslissen op de bezwaarschriften van eiseres;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres zal betalen een bedrag ad NAf 1.400,00 en een bedrag van NAf 150,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 15 februari 2021.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.