In deze zaak heeft de Stichting Voortgezet Onderwijs Bovenwindse Eilanden (eiseres) beroep ingesteld tegen een beschikking van de Minister van Onderwijs, Cultuur, Sport en Jeugdzaken van Sint Maarten (verweerder) betreffende de subsidie voor de schooljaren 2014-2015 tot en met 2018-2019. De beschikking van 11 maart 2020, waarin de bezwaarschriften van eiseres gegrond zijn verklaard, werd aangevochten omdat verweerder geen volledig heroverweging had neergelegd, maar enkel de bezwaren gegrond verklaarde zonder een nieuw inhoudelijk besluit te nemen. De procedure begon met een pro-forma beroepschrift op 21 april 2020, gevolgd door de indiening van de gronden van het beroep op 16 september 2020 en een verweerschrift van verweerder op 13 november 2020. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 januari 2021.
Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten oordeelde dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 68 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit artikel vereist dat het bestuursorgaan de beschikking in heroverweging grondt op het bezwaarschrift en de relevante stukken, en dat de beschikking de gronden bevat waarop zij berust. Het Gerecht concludeerde dat verweerder niet voldeed aan deze vereisten, aangezien er geen nieuw besluit was genomen over de subsidieaanvragen. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om binnen zes weken opnieuw te beslissen op de bezwaarschriften van eiseres. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.