In deze zaak heeft de werkneemster, die sinds 1 mei 2013 werkzaam was voor verweerster sub 1, een verzoek ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De werkneemster ontving sinds 2018 geen loonstroken meer en werd contant uitbetaald, wat leidde tot onduidelijkheid over haar werkgeverschap. De werkneemster heeft ook werkzaamheden verricht voor verweersters sub 3 en 4, die feitelijk verbonden zijn aan verweerster sub 2. De werkneemster verzoekt het Gerecht om te verklaren dat verweerster sub 2 misbruik heeft gemaakt van de verschillende entiteiten om aan haar loonverplichtingen te ontkomen. Verweerster sub 2 betwist deze claims en vraagt om niet-ontvankelijkheid van de werkneemster in haar vorderingen.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat er een arbeidsovereenkomst bestaat tussen de werkneemster en verweerster sub 1, en dat de werkneemster ook werkzaamheden heeft verricht voor de andere verweersters. Het Gerecht oordeelt dat verweerster sub 2 als werkgever kan worden aangemerkt, vooral gezien de rol die zij speelde in de uitvoering van de werkzaamheden van de werkneemster. De vorderingen van de werkneemster worden grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vorderingen die betrekking hebben op misbruik van identiteit en vereenzelviging. Het Gerecht benadrukt dat werknemers beschermd moeten worden tegen werkgevers die niet voldoen aan hun verplichtingen.
De beslissing van het Gerecht houdt in dat verweersters worden veroordeeld tot betaling van het verschuldigde loon aan de werkneemster, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. Daarnaast worden de proceskosten aan de zijde van de werkneemster begroot op nihil aan verschotten en op Naf. 1.500,00 aan salaris van de gemachtigde. De beschikking is uitgesproken door mr. A.J.J. van Rijen op 28 april 2021.