In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 24 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de werkneemster, die sinds 20 november 1997 in dienst was bij de werkgeefster, WORLD GIFT IMPORTS B.V. h.o.d.n. LITTLE SWITZERLAND. De werkgeefster verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, die voortvloeien uit de sluiting van haar juwelierswinkels als gevolg van de COVID-19-pandemie. De werkneemster verzocht het verzoek af te wijzen, subsidiair om een vergoeding toe te kennen op basis van de kantonrechtersformule met een correctiefactor van 2, of om de ontbinding voorwaardelijk uit te spreken, afhankelijk van de heropening van de winkels zodra het cruisetoerisme weer op gang komt.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werkgeefster haar winkels heeft gesloten en dat er sprake is van veranderde omstandigheden die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. De werkneemster voerde aan dat de werkgeefster misbruik maakt van de situatie, maar het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de werkgeefster van plan was haar activiteiten te hervatten. De werkneemster kreeg geen voorwaardelijke ontbinding, omdat de werkgeefster geen intentie had om haar bedrijfsactiviteiten te hervatten.
Wat betreft de vergoeding oordeelde het Gerecht dat de werkneemster recht had op een vergoeding, maar dat deze niet meer dan neutraal kon zijn, gezien de omstandigheden van de coronacrisis. Uiteindelijk werd een correctiefactor van 0,75 vastgesteld, en de werkneemster werd een vergoeding van NAf. 66.261,00 bruto toegekend. De werkgeefster kreeg de gelegenheid om het verzoek in te trekken, maar als dit niet gebeurde, werd de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 29 mei 2021. De proceskosten werden voor eigen rekening van partijen bepaald.