ECLI:NL:OGEAM:2022:130

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
SXM202100797
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot onderbouwing van deelgerechtigdheid in nalatenschapsboedel

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, heeft eiser [naam] een vordering ingediend tegen gedaagde [naam] met betrekking tot een onverdeelde nalatenschapsboedel. De zaak is ontstaan uit een eerder vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, waarin werd vastgesteld dat gedaagde de enige erfgenaam is van [naam]. Eiser stelt dat hij ook deelgenoot is van de boedel en vordert dat het Gerecht de ontruiming van een perceel grond beveelt, dat momenteel in gebruik is door gedaagde. Gedaagde heeft op haar beurt een tegenvordering ingediend om het perceel aan haar toe te kennen.

Het procesverloop omvat verschillende conclusies en producties, waarbij de partijen hun standpunten hebben uiteengezet. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de deelgerechtigdheid van eiser in de nalatenschapsboedel, en dat er nader onderzoek nodig is om te bepalen wie de daadwerkelijke erfgenamen zijn. Het Gerecht heeft eiser de gelegenheid gegeven om aanvullende informatie te verstrekken en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling.

De beslissing van het Gerecht houdt in dat de zaak wordt verwezen naar een rolzitting voor akte van eiser, met de mogelijkheid voor gedaagde om een antwoordakte in te dienen. Het vonnis is uitgesproken door rechter A.J.J. van Rijen op 28 juni 2022, en de zaak blijft open voor verdere beoordeling.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202100797
Vonnis d.d. 28 juni 2022 (bij vervroeging)
inzake
[naam],
wonende in Sint Maarten,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,
tegen
[naam],
wonende in Sint Maarten,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 16 juni 2021 ontvangen,
  • conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties,
  • conclusie van repliek in conventie en van dupliek in reconventie met producties,
  • conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
In een onherroepelijk vonnis van 29 januari 2016 (AR224/11 Ghis 63518 – H 354/2013), gewezen tussen [gedaagde], [eiser] en een derde partij heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hofvonnis) voor recht verklaard dat
“[gedaagde] de enige erfgenaam is van [naam].
2.2.
In het Hofvonnis worden de vorderingen van [gedaagde], die erop neerkomen dat zij door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van de onder 3.1. van dit vonnis vermelde gronden, afgewezen. Er is geen sprake van bezit maar alleen van houderschap en de verjaringstermijn was nog niet verstreken.
2.3.
Uit het Hofvonnis volgt verder dat [eiser] niet in hoger beroep is gekomen tegen de afwijzing door dit Gerecht van zijn vorderingen, zodat deze in stand zijn gebleven. Uit het vonnis van 9 april 2013 (AR 2011/224) volgt dat die vorderingen erop neerkomen dat het [gedaagde] verboden wordt inbreuk te maken op de eigendomsrechten van [eiser] en anderen op de hieronder vermelde gronden.
2.4.
In het Hofvonnis is verder vermeld:
“[eiser] is kennelijk nakomeling van [naam] en deelgenoot in de betreffende gemeenschap.”De hieronder vermelde gronden maken deel uit van een onverdeelde gemeenschap. [naam] heeft deze gronden in 1885 verkregen.

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert dat het Gerecht, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, de volgende beslissingen zal nemen:
[gedaagde] te veroordelen om binnen 2 weken na het vonnis
“de locatie gelegen in[naam regio], nummer C 1-18 en C 3-354”, met alle daarop eventueel aanwezige personen en goederen te verlaten en te ontruimen en de locatie ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, met machtiging aan [eiser] om daarvoor zonodig de sterke arm in te schakelen, een en ander voor rekening van [gedaagde],
[gedaagde] te veroordelen aan [eiser] de “niet afgedragen huur” vanaf minimaal 6 april 2013 van USD 196.000,00, te vermeerderen met 15% buitengerechtelijke incassokosten van USD 29.400,00, en vermeerderd met de wettelijke rente en interest vanaf 17 februari 2021,
[gedaagde] tevens te veroordelen tot betaling van de nog te verschijnen huurtermijnen tot aan de datum van ontruiming van de locatie, te vermeerderen met de wettelijke rente en interest vanaf datum verschuldigdheid tot aan de algehele voldoening,
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [
gedaagde] vordert dat het Gerecht, bij uitvoerbaar te verklaren vonnis, het volgende beslist:
  • “het perceel grond groot 4.632 vierkante meters (m2), gelegen in het district van[naam regio] , zoals nader aangeduid of gearceerd op de als productie 2 overgelegde kadastrale kaart, makende deel uit van het perceel grond beschreven in de akte van eigendomsverkrijging in register C 1-18 en C 3-354 ten name van [naam] aan [gedaagde] toe te kennen, zulks onder de door Uw Gerecht te bepalen voorwaarden zoals neergelegd in artikel 3.200a lid BW enz.”
  • [eiser] te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Partijen verzoeken over en weer het Gerecht om de vorderingen van de andere partij af te wijzen, met veroordeling van de ander in de proceskosten.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Uit het Hofvonnis volgt dat [gedaagde] niet de eigenaar van de gronden is. Deze maken deel uit van een onverdeelde boedel. Net als in het Hofvonnis kan het Gerecht in deze zaak niet vaststellen of inderdaad [eiser] vorderingsgerechtigd is. Niet vaststaat immers of hij inderdaad deelgenoot is van deze boedel.
4.2.
Dat moet dus eerst worden uitgezocht. De verklaring van de Afdeling Burgerzaken van 14 juli 2005 is daarvoor slechts een begin. Deze dient te worden geactualiseerd per 2022 zodat kan worden vastgesteld wie de nakomelingen zijn. Verder dient zoveel mogelijk te worden vastgesteld of de nakomelingen van ook daadwerkelijk erfgenaam, en dus deelgenoot zijn in deze onverdeelde boedel. Daarvoor dient notarieel onderzoek plaats te vinden waarin rekening wordt gehouden met eventuele testamenten. Omdat een en ander vaak lange tijd in beslag neemt wordt aan [eiser] een vrij uitstel op de rol verleend voor de hierover in te dienen akte.
4.3.
Wat betreft de tegenvordering van [gedaagde] het volgende. Te gelden heeft wat door het Hof is overwogen. Er is geen sprake van verkrijgende verjaring omdat er geen sprake was van bezit. Bovendien geldt, anders dan door [gedaagde] wordt gesteld, dat de verjaringstermijn nooit voltooid is geworden omdat de reconventionele vordering van [eiser] in voormelde procedure heeft te gelden als een stuiting van de verjaring.

5.De beslissing

Het Gerecht:
verwijst de zaak [gedaagde] de rolzitting van
dinsdag 23 augustus 2022voor akte van [eiser] (vrij uitstel),
bepaalt dat [gedaagde] een antwoordakte mag indienen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 28 juni 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.