ECLI:NL:OGEAM:2022:34

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
SXM202100643
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van notaris voor niet opstellen testament

In deze zaak vorderde eiseres, vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Merx, dat de notaris aansprakelijk werd gesteld voor de schade die zij had geleden door het niet opstellen van een testament voor haar overleden moeder, mevrouw A. De notaris, vertegenwoordigd door mr. J. Veen, verweerde zich door te stellen dat er geen opdracht was gegeven om een testament op te stellen. De feiten van de zaak tonen aan dat er op 30 maart 2020 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de notaris en mevrouw A, waarbij de notaris aantekeningen maakte van een lijst met namen die mevrouw A wilde opnemen in haar testament. Echter, er was geen definitieve overeenkomst of opdracht tot het opstellen van het testament. Eiseres heeft op 17 juni 2020, vlak voor het overlijden van mevrouw A, opnieuw contact gezocht met de notaris om het testament op te stellen, maar de notaris heeft dit geweigerd omdat het lijstje niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat mevrouw A daadwerkelijk opdracht had gegeven aan de notaris om het testament op te stellen. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen en zij is in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 8 maart 2022 door mr. A.J.J. van Rijen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202100643
Vonnis van 8 maart 2022
inzake
[eiseres],
wonende in Sint Maarten,
eiseres,
hierna: [eiseres],
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,
tegen
[de notaris],
wonende en kantoorhoudende in Sint Maarten,
gedaagde,
hierna: de notaris,
gemachtigde: mr. J. VEEN,

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 5 mei 2021 ontvangen,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de conclusie van repliek met producties,
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op [2020] is in Sint Maarten overleden mevrouw [A], hierna: [A]. Zij is geboren op [1943]. Voorafgaande aan haar overlijden was zij enige tijd ziek en bedlegerig.
2.2.
Op 30 maart 2020 heeft de notaris een bezoek gebracht aan de woning van [A] om een akte van volmacht te passeren ten behoeve van de verkoop van een aan haar in eigendom toebehorend appartement. De gevolmachtigden zijn [eiseres] en de heer [B].
2.3.
Tijdens dit bezoek is door de notaris met [A], in aanwezigheid van [eiseres], gesproken over het opstellen van een testament door de notaris voor [A]. [eiseres] heeft toen ook gevraagd of de notaris dit zou kunnen regelen. Door [A] is een handgeschreven lijstje met namen getoond van personen die in het testament zouden moeten worden bedacht, waaronder [eiseres]. Die lijst is gedateerd 20 maart 2020. De notaris heeft op die lijst, tijdens haar bezoek, aantekeningen gemaakt; zij heeft de namen van personen die op het lijstje voorkwamen èn in de zitkamer zaten gecompleteerd en hun geboortedata genoteerd. Er is ook nog een ander lijstje, gedateerd 14 april 2020. Lang niet alle namen op beide lijstjes zijn volledig. Op beide lijstjes staan percentages genoteerd. Op het lijstje van 14 april 2020 komt de naam van [eiseres] niet voor.
2.4.
Onder een ongedateerde afrekening van de notaris, in verband met de verkoop van het appartement, staat
“(fee for Last Will and Testament to be signed shortly: also to be deducted from the $40.000)”.
2.5.
Daags voor het overlijden van [A], op 17 juni 2020, is [eiseres] bij de notaris langsgegaan om het lijstje van 20 maart 2020, met daarop de door de notaris gemaakte aantekeningen, te overhandigen en aan te dringen op het opmaken van een testament. [A] was toen opgenomen in het ziekenhuis.
2.6.
Blijkens een verklaring van 22 januari 2021 van het Centraal Testamentenregister in Curaçao heeft [A] op 23 augustus 2007 bij Openbaar Testament, verleden ten overstaan van de notaris mr. [naam notaris] over haar nalatenschap beschikt.

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] vordert dat, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, het Gerecht de volgende beslissingen zal nemen:
voor recht te verklaren dat de notaris aansprakelijk is voor de schade van [eiseres] als gevolg van het niet opmaken van het testamant,
de notaris te veroordelen aan [eiseres] schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen ingevolge de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente,
de notaris te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De notaris verzoekt het Gerecht om [eiseres] in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
3.3.
Kort en zakelijk weergegeven komen de standpunten van partijen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op het volgende neer.
[eiseres]:het lijstje met namen werd door de notaris samen met [A] doorgenomen. Zowel op de voor- als de achterzijde zijn verbeteringen door de notaris aangebracht. Dit lijstje bevat de wens van [A] dat haar nalatenschap moet worden verdeeld onder de personen op het lijstje genoemd, waaronder dus [eiseres]. Tussen de ontmoeting en het opmaken van het testament is [A] overleden. [eiseres] heeft gevraagd aan de notaris of zij uitvoering heeft gegeven aan de wens van de overledene door een testament op te maken. De notaris heeft nooit een antwoord gegeven op deze vraag maar verwezen naar het Centraal Testamentenregister. De notaris heeft zodoende jegens [eiseres] een wanprestatie, althans een onrechtmatige daad, gepleegd. Zij heeft haar plichten in het maatschappelijk verkeer verzaakt. Vanaf 20 maart wist de notaris dat de zieke en bedlegerige [A] een testament wilde maken en, ondanks haar eigen aanpassingen van het lijstje, heeft de notaris ten onrechte niets meer gedaan. Meer in het bijzonder is zij niet nogmaals bij [A] langsgegaan om haar werkzaamheden ten behoeve van het testament voort te zetten. Bij haar bezoek op 17 juni 2020 aan de notaris heeft [eiseres] daar hetzelfde lijstje afgegeven dat de notaris in groene inkt bij haar bezoek op 30 maart 2020 had aangepast.
3.4.
De notariswijst er op dat tussen [eiseres] en haar geen overeenkomst tot stand is gekomen. Het verwijt dat zij wanprestatie heeft gepleegd jegens [eiseres] klopt dus niet. Evenmin heeft de notaris onrechtmatig gehandeld en [eiseres] heeft niet eens gesteld dat zij schade heeft ondervonden door het niet opmaken van het testament. Vlak na het verlijden van de volmacht tijdens het bezoek van de notaris vroeg [eiseres] aan [A] of ze niet meteen haar testament wilde bespreken met de notaris. [A] haalde uit haar nachtkastje het lijstje met de namen en percentages. Omdat er geen volledige namen op stonden heeft [A] [eiseres] gevraagd de kamer binnen te komen om de personen die in de zitkamer zaten binnen te roepen. Enkel hun voornamen stonden op het lijstje en de notaris heeft toen hun volledige namen en geboortedata op het lijstje genoteerd. Niet alle personen als vermeld op het lijstje waren toen aanwezig. [eiseres] heeft toen gezegd dat ze de overige gegevens van de mensen die er niet waren zou verzamelen en doorgeven aan de notaris. De notaris heeft aan [A] gevraagd of zij het lijstje naar kantoor mocht meenemen om te beginnen met het opstellen van het testament. [A] antwoordde toen dat zij het lijstje liever wilde houden om er verder over na te denken en de notaris gaf toen het lijstje terug. [eiseres] vroeg toen om op de afrekening aan te tekenen dat het depot ook kon worden aangewend om de kosten van het testament te dekken. Begin juni 2020 kwam [eiseres] naar het kantoor van de notaris om een cheque op naam van [A] op te halen. De notaris heeft haar toen gevraagd of ze al klaar was met het vergaren van de gegevens in verband met het opmaken van het testament. Daarop heeft [eiseres] geen bevestigend antwoord gegeven. Vlak voor het overlijden, op 17 juni 2020, kwam [eiseres] weer langs met een lijstje dat leek op het lijstje dat de notaris op 30 maart 2020 had gezien. [eiseres] drong er bij de notaris op aan dit lijstje als testament te accepteren. Dat wilde de notaris niet omdat het lijstje niet voldeed aan de wettelijke vereisten van een testament en [A] wist dit ook. De notaris had geen foto of kopie gemaakt van het lijstje dat zij op 30 maart 2020 onder ogen heeft gehad zodat zij ook niet kon vaststellen of het lijstje van [eiseres] hetzelfde was. De notaris heeft daarna, op 13 juli 2020, per e-mail contact gehad met een andere persoon die een kopie van een foto stuurde waarop te zien is dat [A] een ander lijstje, gedateerd 14 april 2020, aan het opmaken is. Daarop komt [eiseres] niet voor.

4.De beoordeling

4.1.
Voor toewijzing van de vordering van [eiseres] is in elk geval noodzakelijk dat komt vast te staan dat de notaris van [A] opdracht had gekregen een testament te verlijden. Zoals hierna zal blijken kan het Gerecht dit niet vaststellen.
4.2.
Het Gerecht stelt voorop dat uit de stukken niet is gebleken dat [A] niet zèlf met de notaris in contact kon komen. Gesteld noch gebleken is namelijk dat zij niet in staat was om telefonisch de notaris te bereiken of een van haar vrienden of familieleden bij de notaris langs te sturen. Zij was ziek en bedlegerig vanwege een hartkwaal, zoals blijkt uit medische informatie.
4.3.
Duidelijk is dat op 30 maart 2020 door de notaris met [A] is gesproken over het opstellen van haar testament. Ook staat vast dat het lijstje waarop de notaris aantekeningen heeft gemaakt bij [A] is achtergebleven. Immers, [eiseres] stelt zelf dat zij dit lijstje daags voor het overlijden van [A] aan de notaris heeft overhandigd. Bij deze stand van zaken heeft te gelden dat [A], na het overleg met de notaris op 30 maart 2020, haar nooit heeft verzocht langs te komen om het testament daadwerkelijk op te stellen. Daarbij komt dat uit de foto van het lijstje van 14 april 2020 blijkt dat [A] inderdaad nog aan het overpeinzen was wie haar erfgenamen zouden worden; op dat lijstje immers komt [eiseres] niet voor. Dat onderstreept de stelling van de notaris dat [A] daarover haar wil nog niet had bepaald en daarom nog geen opdracht aan haar had gegeven om het testament te komen verlijden.
4.4.
Aan een en ander doet niet af dat op de afrekening van de verkoop van het appartement is genoteerd dat het depot mede aangewend zou worden om de kosten van het testament te betalen. Het vastleggen van een betaalmethode immers betekent niet dat [A] daadwerkelijk opdracht had gegeven aan de notaris haar testament op te stellen. Evenmin is relevant dat [eiseres] bij de notaris langs is geweest om te vragen of het lijstje als testament kon worden geaccepteerd. Gesteld noch gebleken immers is dat [eiseres] toen namens [A] sprak. Al die tijd had de notaris geen instructie van [A] ontvangen om haar testament op te maken. Nog daargelaten dat het duidelijk is dat het lijstje niet voldoet aan de wettelijke eisen waaraan een testament moet voldoen.
4.5.
Door de notaris is aldus voldoende gemotiveerd verweer gevoerd tegen de stelling van [eiseres] dat [A] een opdracht aan de notaris heeft gegeven om haar testament op te stellen. Daarom komt het Gerecht niet toe aan bewijslevering. De vorderingen worden dus afgewezen.
4.6.
Als in het ongelijk gestelde partij wordt [eiseres] in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de notaris begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 2.500,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover tot de dag van algehele voldoening indien deze niet binnen 14 dagen na heden zijn betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 8 maart 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.