In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgeefster en een werkneemster over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De werkneemster, die sinds 1987 in dienst was bij de werkgeefster, werd in oktober 2021 geschorst vanwege vermeend onverantwoord gedrag met betrekking tot Covid-19 protocollen. De werkgeefster verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder vergoeding, terwijl de werkneemster een vergoeding van NAf. 248.235,00 eiste. Het Gerecht oordeelde dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden, maar niet op basis van een dringende reden. De vertrouwensbreuk die de werkgeefster ervoer, was het gevolg van de brief van de werkneemster aan verschillende autoriteiten, wat het Gerecht als onnodig escalerend beschouwde. Het Gerecht oordeelde dat de werkneemster recht had op een billijke vergoeding, die werd vastgesteld op NAf. 76.259,00, te betalen door de werkgeefster binnen 14 dagen na de uitspraak. De proceskosten werden voor eigen rekening van beide partijen gesteld.