ECLI:NL:OGEAM:2022:9

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
SXM202101262
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vraag of werknemer recht heeft op uitkering wegens arbeidsongeschiktheid op grond van de cao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [de werknemer], en zijn werkgever, Menzies Aviation St. Maarten B.V. De werknemer verzocht het Gerecht om te oordelen over zijn recht op een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid, gebaseerd op de cao. De werknemer was sinds 13 februari 1995 in dienst bij Menzies en had de functie van Ramp Supervisor. Na zijn pensioengerechtigde leeftijd werd zijn arbeidsovereenkomst voortgezet, maar hij raakte arbeidsongeschikt. De werknemer claimde een uitkering op basis van de cao, maar zijn claim werd door de verzekeraar Nagico afgewezen, omdat hij volgens hen niet volledig arbeidsongeschikt was voor alle werkzaamheden.

Het Gerecht heeft de processtukken en de mondelinge behandeling in overweging genomen. De werknemer heeft medische rapporten overgelegd waaruit blijkt dat hij niet in staat is om zijn functie uit te oefenen, maar de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben geconcludeerd dat hij mogelijk geschikt is voor andere werkzaamheden, zoals kantoorwerk. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er verschillende definities van arbeidsongeschiktheid worden gehanteerd door Menzies en Nagico, wat complicaties met zich meebrengt voor de beoordeling van de claim.

De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere aktes van partijen en het benoemen van een arbeidskundige om te beoordelen of de werknemer arbeidsongeschikt is voor alle loonvormende functies. Het Gerecht heeft ook de subsidiaire vordering van de werknemer, die betrekking heeft op kennelijk onredelijke opzegging, in overweging genomen, maar deze kan mogelijk verjaard zijn. De beslissing van het Gerecht houdt in dat verdere beoordeling van de zaak noodzakelijk is, waarbij de kosten van de deskundige door Menzies moeten worden voorgeschoten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202101262
Beschikking d.d. 2 februari 2022
inzake
[de werknemer],wonende in Sint Maarten,
verzoeker,
hierna: [de werknemer],
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
de besloten vennootschap
MENZIES AVIATION ST. MAARTEN B.V.,gevestigd in Sint Maarten,
verweerster,
hierna: Menzies,
gemachtigde: mr. C.J. KOSTER.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
het verzoekschrift met producties, ontvangen op 12 oktober 2021,
het verweerschrift met producties,
de spreekaantekeningen namens Menzies.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 november 2021 in aanwezigheid van partijen en gemachtigden. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd. Na de zitting heeft het Gerecht per e-mail het uit de stukken blijkende verzekeringsgeneeskundig rapport van 5 februari 2019 opgevraagd. Dat is op 4 januari 2022 per e-mail ontvangen en de werknemer heeft daarop gereageerd per brief van 14 januari 2022.
1.3.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.De feiten

De arbeidsovereenkomst
2.1. [
de werknemer] (geboren op 4 februari 19..) is op 13 februari 1995 in loondienst van Menzies getreden. Hij vervulde de functie van
Ramp Supervisortegen een maandloon van NAf. 5.848,91 bruto. Na zijn pensioengerechtigde leeftijd is zijn arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden voortgezet.
Arbeidsongeschiktheid
2.2.
Gedurende de periode 10 oktober 2017 tot en met 31 maart 2019 was de werknemer volledig arbeidsongeschikt voor zijn overeengekomen werkzaamheden. Dr. [A], de huisarts van [de werknemer] en tevens arboarts van Menzies, rapporteert op 6 juni 2018:
“In conclusion this 65 year old employee is permanently disabled from doing any job involving pushing/pulling/lifting heavy goods. Mr. [de werknemer]’s physical limitations are a result from wear and tear due to the nature of his work for decades at the airport.”
2.3.
Op 5 september 2018 vult Dr. [A] een voorgedrukt formulier van verzekeraar Nagico in met de titel:
“Attending Physician’s Initial Group Disability Claim Statement”.Bij onderdeel 6 staat het volgende:
“Please explain the extent to which the patient’s illness or injury affects his or her capacity to:
Perform regular duties: Impossible
Perform any other occupation: Could do office job, job without using shoulders, - avoid lifting/pulling/pushing heavy goods”
2.4.
Een huisarts gevestigd in Saint Martin heeft op 3 december 2018 het volgende schriftelijk verklaard over [de werknemer]: “
His state of health is incompatible with a resumption of work totally and definitely on capable.” [1]
2.4.
Uit een op verzoek van Menzies opgesteld verzekeringsgeneeskundig rapport van 5 februari 2019, waaraan de werknemer heeft meegewerkt door op 11 december 2018 op spreekuur te verschijnen, blijkt onder andere het volgende:
“Gezien het voorgaande en de consistentie van claimklachten zijn beperkingen aannemelijk ten aanzien van de schouders. Betrokkene is beperkt voor het heffen van de schouder en daarmee ongeschikt voor werken boven schouderhoogte, tillen, reiken alsmede duwen en trekken. Het klimmen is niet mogelijk en het beroepsmatig trappen lopen moet ook worden beperkt alsmede beroepsmatig auto rijden.”
“Conclusie
Er is sprake van beperkingen in de belastbaarheid als rechtstreeks en objectief gevolg van ziekte en gebrek.”
2.5.
Blijkens een rapport van de arbeidsdeskundige van 5 februari 2019 wordt de volgende conclusie getrokken: [2]
“Op basis van zijn beperkingen is belanghebbende niet geschikt zijn eigen werk als “Ramp Supervisor” te verrichten.Binnen Menzies Aviation St. Maarten is er geen passend werk beschikbaar.Dit rapport moet in samenhang met het rapport van de verzekeringsarts worden gelezen.”
De cao
2.6.
Tussen Nagico en Menzies bestaat een verzekeringsovereenkomst. Het bestaan daarvan vindt zijn oorsprong in de cao die Menzies met de vakbond heeft afgesloten. Het relevante gedeelte van Appendix D van de cao luidt als volgt:
“The Company will acquire the following insurance for each Employee:
iv. Life Insurance Benefit of ANG 60.000.00
v. Accident Insurance Benefit of ANG 60.000.00
vi. Permanent Disability Insurance Benefit of ANG 80.000.00.”
2.7.
Bij brief van 5 november 2018 wordt de claim van [de werknemer], gebaseerd op punt vi. van Appendix D van de cao, afgewezen door Nagico met de volgende uitleg:
“The Group Policy GLHI090/97 issued to Menzies Aviation St. Maarten B.V. under which you were covered, includes a Total Permanent Disability (TPD) Rider benefit which is activated when an employee “becomes totally and permanently disabled from bodily injury or disease so as to be wholly prevented from performingany occupationfor remuneration or profit.”
Based on your claim statements received, we hereby make reference to the Attending Physician’s Statement issued by Dr. H.P. [A] dated September 5, 2018. In the medical report Dr. H.P. [A] states that you “could do office job or a job without using the shoulders”.
Since the TPD benefits is only activated when the member cannot performany occupation, we regret to inform you that based on the medical report provided your condition does not meet the criteria to substantiate a TPD claim as described in the policy conditions of GLHI090/97 for the employees of Menzies Aviation St. Maarten B.V.
The disability claim is hereby declined.”
De beëindiging van de arbeidsovereenkomst
2.8.
Menzies heeft ontslagtoestemming verzocht aan het Departement van Arbeidszaken. In de ontslagbeschikking van de Secretaris-Generaal van 30 januari 2019 staat als een van de voorwaarden voor het mogen opzeggen van de arbeidsovereenkomst door Menzies:
“That options are explored to compensate Mr. [de werknemer] for the disability insurance that he will not be able to claim, because of his partial disability.”
2.9.
De arbeidsovereenkomst is door Menzies bij brief van 15 februari 2019 opgezegd tegen 31 maart 2019. De reden voor opzegging is arbeidsongeschiktheid die langer dan één jaar heeft geduurd zodat het opzegverbod niet langer gold (artikel 7A:1615h BW).
2.10.
In de opzeggingsbrief geeft Menzies uitleg over de nog aan [de werknemer] te betalen bedragen. Daarin komt ook de volgende zin voor
: “However, given the reason for termination and the possibility that your injury could be (partially) work related, Menzies has decided to increase the severance pay with NAfl 10,000, to a total amount of NAfl. 52,803.58 gross. This increase is therefore also intended as a compensation for the disability insurance that you will not be able to collect from Nagico given their assessment that you are not disabled for any occupation.”
2.11.
Bij brief van 3 april 2020 aan Menzies maakt [de werknemer] aanspraak op
NAf. 70.000,00. Dat komt neer op de NAf. 80.000,00 van Appendix D minus de
NAf. 10.000,00 die Menzies in haar brief van 15 februari 2019 betaalbaar heeft gesteld. Aan deze sommatie heeft Menzies geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1. [
de werknemer] verzoekt het Gerecht om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, Menzies als volgt te veroordelen:
Primair:
1. Menzies te veroordelen om aan [de werknemer] NAf. 70.000,00 te voldoen, te vermeerderen met 10% wettelijke verhogingen en de wettelijke rente vanaf 2020 tot aan de dag van algehele voldoening alsmede 15% aan buitengerechtelijke incassokosten,
Subsidiair:
2. voor recht te verklaren dat Menzies op 31 maart 2019 door opgave van hetzij een valse dan wel voorgewende reden de dienstbetrekking met [de werknemer] kennelijk onredelijk heeft beëindigd,
3. Menzies te veroordelen om aan [de werknemer] te betalen NAf. 70.000,00 als deel van de schadevergoeding naar billijkheid, te vermeerderen met 10% wettelijke verhogingen en de wettelijke rente vanaf 31 maart 2019 tot en met de dag van algehele voldoening alsmede 15% aan buitengerechtelijke incassokosten,
Primair en subsidiair:
4. Menzies te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Menzies verzoekt het Gerecht om [de werknemer] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van [de werknemer] in de proceskosten en de wettelijke rente daarover, met uitvoerbaar verklaring bij voorraad van het vonnis.
3.3.
Op de argumenten van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De omvang van het geschil

4.1.
Menzies heeft de vorderingen van [de werknemer] zo begrepen dat hij zich primair beroept op de Appendix van de cao en, subsidiair, op kennelijk onredelijke opzegging. Namens [de werknemer] is gezegd dat dit juist is. Het Gerecht constateert dan ook dat van deze procedure geen deel uitmaakt de eventuele aansprakelijkheid van Menzies wegens een bedrijfsongeval of een beroepsziekte in de zin van artikel 7A:1614x BW.
De primaire vordering gebaseerd op de cao
4.2.
Menzies stelt dat zij heeft voldaan aan haar verplichting op grond van de cao door de
Permanent Disability Insuranceaf te sluiten. Als Nagico vervolgens besluit om niet uit te keren, dan kan het volgens Menzies niet zo zijn dat zij gehouden is het verzekerde bedrag te betalen. [de werknemer] betwist dit.
4.3.
Het Gerecht overweegt het volgende. De crux lijkt te zijn dat er verschillende definities van permanente arbeidsongeschiktheid worden gehanteerd. Menzies (zie de verklaringen van dr. [A] en het rapport van de arbeidskundige onder en hanteert als definitie ongeschikt voor het overeengekomen werk. Nagico hanteert als definitie ongeschikt voor alle arbeid. Nagico constateert dat dr. [A] andersoortige werkzaamheden niet uitsluit en weigert daarom dekking.
4.4.
De vraag is nu hoe Appendix D moet worden opgevat. Doorlezing van de gehele cao brengt hierover geen duidelijkheid. In de cao wordt namelijk met geen woord gerept over de
Permanent Disability Insurancevan Appendix D. En Appendix D zelf zegt niet meer dan hiervoor onder 2.5. geciteerd. Dat betekent ook dat uitleg op grond van de voor de hand liggende cao-norm [3] (“voor de uitleg van de bepalingen van een cao, de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn.”)geen oplossing biedt. In het DSM/Fox-arrest [4] heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij de uitleg van een schriftelijk contract alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van beslissende betekenis zijn.
4.5.
Uitgaande van die maatstaf wordt het volgende overwogen. De bedoeling van de cao-partijen (de vakbond en Menzies) is om werknemers die arbeidsongeschikt zijn geworden een inkomensvoorziening te geven. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar de oorzaken van de arbeidsongeschiktheid; het kan dus gaan om een beroepsziekte, een arbeidsongeval of een ongeluk buiten werktijd. Daaraan doet niet af dat Nagico mogelijk, op grond van de polisvoorwaarden, de uitkering terecht heeft geweigerd. Gesteld noch gebleken namelijk is dat de polisvoorwaarden een onderwerp van overleg of onderhandeling zijn geweest bij de vaststelling van de Appendix. In de cao wordt ook niet verwezen naar de polisvoorwaarden. Kortom: er moet worden voldaan aan de bedoeling van de cao en daarvoor is in principe niet leidend hoe Nagico de polis toepast.
4.6.
Voor de goede orde overweegt het Gerecht verder dat het geen verschil maakt hoe lang de werknemer in dienst is en hoe oud hij is. [de werknemer] is na zijn pensioenleeftijd blijven werken voor Menzies. Het is een feit van algemene bekendheid dat een aantal werkgevers op Sint Maarten dat goed vindt omdat de AOV-uitkering doorgaans onvoldoende is om een redelijk bestaansminimum te waarborgen. Zie in dit verband ook de opzeggingsbrief van Menzies (r.o. 2.10.) waaruit volgt dat zij [de werknemer] NAf. 10.000,00 extra als vergoeding meegeeft.
4.7.
Verder geldt het volgende. Dr. [A], die zowel de huisarts van de werknemer is als de arboarts van Menzies, is de enige geneeskundige die ooit heeft gezegd dat de werknemer arbeidsgeschikt is om kantoorwerk te verrichten omdat hij daarvoor zijn schouders niet zou hoeven te gebruiken. [5] Een dergelijke inschatting behoort echter niet tot de competentie van huisarts noch van arboarts. Het is aan een verzekeringsarts om de beperkingen en mogelijkheden van een voor zijn overeengekomen functie arbeidsongeschikte werknemer te beoordelen. En als er volgens de verzekeringsarts geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, moeten zijn bevindingen worden voorgelegd aan een arbeidskundige die beziet voor welke werkzaamheden deze werknemer nog wel kan worden ingezet. Het rapport van de arbeidskundige echter gaat niet verder dan dat de werknemer niet geschikt is voor het overeengekomen werk. Verder stelt hij vast dat er binnen Menzies geen geschikt werk voorhanden is. Dat laatste wordt door hem overigens geenszins onderbouwd.
4.8.
Daarom zal het Gerecht een arbeidskundige als deskundige benoemen die, op grond van de bevindingen van de verzekeringsarts, moet beoordelen of sprake is van arbeidsongeschiktheid voor alle loonvormende functies of dat [de werknemer] geheel of gedeeltelijk andersoortige werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld maar niet uitsluitend, kantoorwerk, zou hebben kunnen verrichten, te beoordelen
ex tunc, namelijk per 5 september 2018. Dat is de datum van de Statement die dr. [A] aan Nagico heeft toegezonden en die de basis voor Nagico vormde om tot afwijzing van de claim te beslissen. Als de arbeidskundige tot het oordeel komt dat [de werknemer] toen arbeidsongeschikt was voor alle loonvormende functies, dan betekent dit dat [de werknemer] recht heeft op de in de cao voorziene uitkering waarvoor de polis bij Nagico is ondergebracht.
4.9.
Als de arbeidskundige echter zou oordelen dat er wel gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid bestond, betekent dit dat de vorderingen van [de werknemer] worden afgewezen. De omschrijving
Permanent Disabilityin Appendix D laat geen ruimte voor een oordeel dat desalniettemin op Menzies een verplichting rust om aan [de werknemer] enige vergoeding te betalen, nog daargelaten dat Menzies uit eigen beweging reeds NAf. 10.000,00 heeft betaald.
4.10.
Het Gerecht zal de zaak naar de rolzitting verwijzen voor gelijktijdige akte van partijen over de persoon van de arbeidskundige en eventuele aanvullende vragen die zij aan hem willen stellen. De kosten van de deskundige dienen door Menzies te worden voorgeschoten en worden verrekend met de uiteindelijke proceskostenveroordeling.
De subsidiaire vordering gebaseerd op kennelijk onredelijke opzegging
4.11.
Menzies voert aan dat de subsidiaire vordering is verjaard. Dat wordt door [de werknemer] betwist.
4.12.
Op grond van artikel 7A:1615u BW geldt een verjaringstermijn van zes maanden voor vorderingen op grond van kennelijk onredelijke opzegging (artikel 7A:1615s BW). Uitgaande van het einde van de arbeidsovereenkomst per 31 maart 2019 had [de werknemer] de vordering moeten indienen, of in elk geval een stuitingshandeling moeten verrichten, uiterlijk 30 september 2019. De voormelde brief van 3 april 2020 van [de werknemer] valt buiten deze termijn. [de werknemer] doet een beroep op de door hem onder protest ondertekende kwitantie van 7 april 2019. Voor zover dat al als stuitingshandeling zou moeten worden gezien, moet binnen zes maanden weer een stuitingshandeling plaatsvinden en daarvan is het Gerecht niet gebleken. Het beroep op verjaring treft dan ook doel.
4.13.
Bij eindbeschikking, als het Gerecht toekomt aan de subsidiaire vordering, zal deze dan ook worden afgewezen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
verwijst de zaak naar de arbeidsrol van
woensdag 16 maart 2022voor aktes van beide partijen en bepaalt dat hiervan geen uitstel wordt verleend,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 2 februari 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Het Gerecht leest
2.Op de zitting is vastgesteld dat [de werknemer] niet door de arbeidsdeskundige is gezien. [de werknemer] is niet door de arbeidsdeskundige uitgenodigd om aan het rapport mee te werken.
3.HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687
4.HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493.
5.In zijn verklaring van 6 juni 2018 tekent dr. [A] overigens aan dat er vanwege zijn dubbele pet een andere geneeskundige moet worden aangewezen. Dat is echter niet gebeurd.