ECLI:NL:OGEAM:2024:11

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
SXM202300341, SXM202300360 en SXM202300361
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en pensioeninkomen van belanghebbende in Sint Maarten

In deze zaak is in geschil of het belastbaar inkomen van belanghebbende over het jaar 2015 terecht door de Inspecteur is gecorrigeerd vanwege een verondersteld pensioeninkomen afkomstig uit het Franse deel van Sint Maarten. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende in 2015 pensioeninkomen heeft genoten, maar dat de hoogte van het door de Inspecteur veronderstelde pensioeninkomen van NAf 39.174 niet aannemelijk is gemaakt. Het Gerecht acht het aannemelijk dat belanghebbende ten minste een pensioeninkomen heeft genoten ter grootte van NAf 28.000, gebaseerd op een 'Avis de non-imposition' van het Franse deel van Sint Maarten. De uitspraak van het Gerecht op 4 juni 2024 heeft geleid tot een vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ tot een belastbaar inkomen van NAf 48.826. Het Gerecht heeft de Inspecteur ook veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en het betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 4 juni 2024
BBZ nrs. SXM202300341, SXM202300360 en SXM202300361
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
[Belanghebbende], woonachtig in Sint Maarten,
belanghebbende [1] ,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 21 december 2020 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 137.826, resulterend in een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van NAf 36.945. Gelijktijdig is een verzuimboete opgelegd van NAf 250.
1.2
Aan belanghebbende is op 21 december 2020 een aanslag premie AVBZ voor het jaar 2015 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 137.826, resulterend in een te betalen bedrag aan premie AVBZ van NAf 2.756.
1.3
Belanghebbende heeft op 18 februari 2021 tegen bovengenoemde aanslagen bezwaar gemaakt door het indienen van een herziene aangifte inkomstenbelasting 2015.
1.4
De Inspecteur heeft op 7 februari 2023 uitspraken op bezwaar gedaan en de aanslag inkomstenbelasting voor 2015 verminderd naar één naar een belastbaar inkomen van NAf 98.652, resulterende in een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting van NAf 20.225. De aanslag premie AVBZ is verminderd naar één naar een premie- inkomen van NAf 110.652, resulterende in een te betalen bedrag aan premie AVBZ van NAf 2.113.
1.5
Belanghebbende heeft op 24 maart 2023 tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De Inspecteur heeft op 24 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
1.7
Belanghebbende heeft op 12 februari 2024 gereageerd op het verweerschrift van de Inspecteur bij wijze van conclusie van repliek.
1.8
Belanghebbende heeft op 7 maart 2024 een nadere motivering ingediend bij de Griffie van het Gerecht Sint Maarten. Deze nadere motivering is door de Griffie niet aan het Gerecht en de Inspecteur doorgestuurd.
1.9
De zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024 te Philipsburg. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is geboren in 1940.
2.2.
In 2023 is belanghebbende overleden.
2.3
Belanghebbende heeft op 16 januari 2018, gezamenlijk met zijn echtgenote, [de echtgenote] (hierna: de echtgenote), de aangifte Inkomstenbelasting voor het jaar 2015 ingediend. Belanghebbende heeft in de aangifte een belastbaar inkomen van NAf 17.826 aangegeven, bestaande uit inkomsten uit verhuur van onroerend goed van NAf 20.826 verminderd met NAf 3.000 persoonlijke lasten (onderhoudskosten).
2.4
Belanghebbende heeft op 18 februari 2021, gezamenlijk met de echtgenote, een herziene aangifte Inkomstenbelasting 2015 ingediend naar een belastbaar inkomen van NAf 20.826. In deze herziene aangifte is niet langer een bedrag aan onderhoudskosten in aanmerking genomen.
2.5
Na behandeling van het bezwaar heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen, na vermindering, vastgesteld op NAf 98.652, te weten NAf (20.826 – NAf 3.000) = NAf 17.826 (inkomsten verhuur onroerend goed), plus NAf 60.000 (pensioen), plus NAf 20.826 (inkomsten verhuur onroerend goed).

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ voor het jaar 2015 terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil de vraag of belanghebbende in het jaar 2015 pensioen heeft genoten ter zake van een vroegere dienstbetrekking verricht in het Franse deel van Sint Maarten.
3.2
Belanghebbende verdedigt het standpunt dat geen pensioen is genoten vanuit het Franse deel van Sint Maarten en dat het belastbaar inkomen van belanghebbende moet worden vastgesteld op NAf 20.826, zijnde het belastbaar inkomen aangegeven in de herziene aangifte.
3.3
Ter zitting heeft de Inspecteur als standpunt ingenomen dat het belastbaar inkomen en het premie-inkomen van belanghebbende dienen te worden bepaald op NAf 60.000, elk. Van dit inkomen dient NAf 20.826 te worden aangemerkt als inkomsten verhuurd onroerend goed en, naar het Gerecht bergrijpt, NAf 39.174 (NAf 60.000 – NAf 20.826) als genoten pensioen.
3.4
In zijn beroepschrift heeft belanghebbende nog geklaagd over het feit dat tijdens de bezwaarfase geen hoorgesprek heeft plaatsgevonden. Na ter zitting van het Gerecht te zijn gewezen op het bepaalde in artikel 30, lid 4 van de ALL (in het bezwaarschrift is niet het verlangen gegeven om vóór de uitspraak op bezwaar te worden gehoord), heeft belanghebbende zijn klacht over de schending van de hoorplicht ingetrokken

4.OVERWEGINGEN

4.1
In geschil is of het belastbaar inkomen terecht door de Inspecteur is gecorrigeerd met een bedrag van NAf 39.174 wegens een verondersteld genoten pensioen afkomstig vanuit het Franse deel van Sint Maarten. De bewijslast ter zake rust op de Inspecteur. Het is immers zo dat het de Inspecteur is die stelt dat belanghebbende pensioeninkomen heeft genoten, terwijl dit door belanghebbende wordt betwist; bovendien gaat het om feiten die leiden tot een hogere belastingaanslag.
4.2
De Inspecteur heeft ter zake van het veronderstelde genoten pensioen in 2015 het volgende aangevoerd:
- een verklaring van de echtgenote, gegeven tijdens een gesprek met de Inspecteur ([de Inspecteur]) op 7 mei 2021, vastgelegd in een mail van 24 mei 2021 met betrekking tot de op 18 februari 2021 gedane herziene aangifte (zie 1.3). In die mail is vermeld:
“Furthermore you have declared the following related to your partner:
10. You are married to [belanghebbendes].
11. Your husband, [belanghebbendes], is a pensioner and receives income from abroad
(pension).”
In diezelfde mail van 24 mei 2021 verzoekt de Inspecteur de echtgenote van belanghebbende nadere informatie, alsmede bewijsstukken ter zake, te verstrekken met betrekking tot het inkomen van de belanghebbende, aangiften die in het buitenland zijn gedaan en bewijzen van betaling van mogelijke belastingaanslagen betaald in het buitenland.
De toenmalige accountant, EFS Accounting, heeft op 11 juni 2021 aanvullende informatie verstrekt, waaronder een ‘Avis de non-imposition 2015’ en een overzicht van een ‘retraite complémentaire (aanvullend pensioen) over het jaar 2019;
  • dat in Frankrijk gepensioneerden vanaf 65 jaar een aanvullend pensioen krijgen en dat de leeftijd voor een basispensioen 60 jaar bedraagt;
  • dat belanghebbende is geboren in 1940 en in 2015 reeds 75 jaar oud is en dus pensioengerechtigd was;
  • dat belanghebbende als inwoner van Sint Maarten voor zijn wereldinkomen belast is, inclusief het pensioen genoten ter zake van de vroegere dienstbetrekking verricht in het Franse deel van Sint Maarten;
  • dat belanghebbende niet onderworpen is aan een belasting in het Franse deel van Sint Maarten waardoor verrekening niet aan de orde is, en een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting achterwege kan blijven.
4.3
Belanghebbende voert aan dat hij in 2015 geen pensioen heeft genoten en dat hij pas met ingang van 2019 een aanvullend pensioen heeft genoten. Voorts spreekt belanghebbende zijn verbazing en ongenoegen uit over het feit dat de Inspecteur voor het jaar 2015 ruim NAf 39.000 aan pensioen bij het inkomen van belanghebbende heeft geteld en voor het jaar 2016 ‘maar’ ruim NAf 26.000.
4.4
Met hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd, acht het Gerecht aannemelijk dat belanghebbende in 2015 een pensioen, althans inkomen, heeft genoten. In dit verband acht het Gerecht de leeftijd van belanghebbende van belang - immers met zijn leeftijd van 75 jaar in 2015 is belanghebbende onmiskenbaar pensioengerechtigd –, alsmede de verklaring van zijn echtgenote, dat belanghebbende in 2015 pensioen heeft genoten, en de ‘Avis de non-imposition’.
4.5
De ‘Avis de non-imposition 2015’ (vertaald: kennisgeving van het niet verschuldigd zijn van belasting) is afkomstig van het land Saint Martin. Middels deze kennisgeving wordt een overzicht gegeven van het in 2015 genoten inkomen. Uit dat overzicht volgt dat in 2015 in totaal een bruto-inkomen (Traitement et salaires) is genoten van € 13.668. In aftrek op genoemd bedrag komen de ‘Déduction de 10% ou frais réels’ van € 1.367 (10% van € 13.668) en een aftrek of korting toegekend aan ouderen en gehandicapten, de ‘Abattement accordé aux personnes agées ou invalides’ van € 2.345. Het ‘netto’-inkomen bedraagt na die aftrekken/korting € 9.956. Dit genoten inkomen is kennelijk dermate laag dat daarover in het land Saint Martin geen belasting verschuldigd is.
Niet geheel duidelijk is wat ‘Traitements et salaires’ in dit verband precies betekent, maar naar het oordeel van het Gerecht kan dit, gegeven de leeftijd van belanghebbende, niets anders betreffen dan een genoten pensioen.
4.6
Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd in de van hem afkomstige stukken maakt een en ander niet anders. Dat belanghebbende in 2019 voor het eerst een
aanvullendpensioen genoten zou hebben, gesteld dat dit juist is, betekent nog niet dat in 2015 geen (basis)pensioen is genoten. Indien belanghebbende had gemeend dat aan de gegevens vermeld op de ‘Avis de non-imposition’ geen betekenis kan worden toegekend, had het op de weg van belanghebbende gelegen om daarvoor het bewijs aan te dragen, bijvoorbeeld door een verklaring van de uitkerende instantie dat het op de ‘Avis de non-imposition’ vermelde inkomen nimmer aan belanghebbende is uitgekeerd of aan de hand van de financiële administratie van belanghebbende.
Het Gerecht wijst erop dat belanghebbende zelf, althans diens toenmalige adviseur, EFS Accountants, al op 11 juni 2021, de ‘Avis de non-imposition’ aan de Inspecteur heeft verstrekt en tot de beroepsfase nimmer heeft aangevoerd dat het daarop vermelde inkomen door belanghebbende niet zou zijn genoten.
4.7
De Inspecteur heeft in diens verweerschrift nog opgemerkt dat belanghebbende heeft verzuimd informatie aan te leveren betreffende het pensioen dat hij zou hebben genoten vanuit het Franse deel van Sint Maarten en dat dit pensioeninkomen door belanghebbende niet is aangegeven. Voor zover de Inspecteur daarmee bedoelt te stellen dat belanghebbende niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan als bedoeld in artikel 40 van de ALL dan wel de vereiste aangifte niet heeft gedaan, met als gevolg omkering en verzwaring van de bewijslast, oordeelt het Gerecht als volgt.
4.8
Of de Inspecteur nu wel of niet een beroep heeft gedaan op omkering en verzwaring van de bewijslast is op zichzelf niet relevant, nu deze rechtstreeks uit de ALL (artikel 30, lid 6) voortvloeit, hetgeen betekent dat deze sanctie van openbare orde is. De rechter dient de sanctie dus ook toe te passen indien de Inspecteur daarop geen beroep heeft gedaan [2] . Naar het oordeel van het Gerecht heeft de Inspecteur in deze fase van het geding onvoldoende gesteld en aannemelijk gemaakt dat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan of dat belanghebbende niet aan de informatieverplichting heeft voldaan om te concluderen tot omkering en verzwaring van de bewijslast. Voor de beoordeling of belanghebbende (pensioen)inkomen heeft genoten (zie 4.2, 4.4 en 4.5) is het vorenstaande niet van belang, nu het Gerecht met toepassing van de gewone regels omtrent de verdeling van de bewijslast tot het oordeel is gekomen dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende in 2015 (pensioen)inkomen heeft genoten.
4.9
Uitgaande van de aannemelijkheid van het door belanghebbende genoten (pensioen)inkomen, dient vervolgens te worden beoordeeld of de Inspecteur de hoogte van het door hem in aanmerking genomen (pensioen)inkomen aannemelijk heeft gemaakt. Het Gerecht stelt vast dat de Inspecteur het door hem veronderstelde (pensioen)inkomen in wezen niet heeft onderbouwd. In het verweerschrift is slechts vermeld dat het persoonlijk inkomen is verminderd naar NAf 60.000 “omdat het pensioen van belanghebbende vermoedelijk niet hoger zal zijn dan dit bedrag”. Tijdens de zitting van het Gerecht heeft de Inspecteur het (nadere) standpunt ingenomen dat het belastbaar inkomen en het premie-inkomen van belanghebbende dient te worden bepaald op NAf 60.000, hetgeen betekent dat voor het (pensioen)inkomen NAf 39.174 zou bedragen. Ook voor wat betreft laatstgenoemd bedrag ontbreekt een onderbouwing.
4.1
Gegeven het overwogene in 4.9 is het Gerecht van oordeel dat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat het (pensioen)inkomen NAf 39.174 bedraagt. Wel aannemelijk acht het Gerecht dat ten minste een (pensioen)inkomen is genoten ter grootte van het bedrag van € 13.668, zoals kan worden afgeleid uit de ‘Avis de non-imposition’, ofwel omgerekend NAf afgerond 28.000 [3] . Daarvan uitgaande dient het belastbaar inkomen en het premie-inkomen voor het jaar 2015 te worden vastgesteld op NAf 20.826 + NAf 28.000 = NAf. 48.826.
4.11
Tussen Sint Maarten en het Franse deel van Sint Maarten bestaat geen wettelijke regeling om dubbele belasting te voorkomen. Wel hanteert Sint Maarten een ‘eenzijdige regeling’, bestaande uit niet-gepubliceerd beleid (Memorandum Verrekening buitenlands inkomen) op grond waarvan aftrek ter voorkoming van dubbele belasting wordt gegeven (volgens de verrekenmethode) tot maximaal de in Sint Maarten over de desbetreffende buitenlandse inkomsten verschuldigde belasting.
Naar het Gerecht begrijpt uit de ‘Avis de non-imposition’ is over het (pensioen)inkomen dat is genoten vanuit het Franse deel van Sint Maarten geen belasting verschuldigd, zodat voor verrekening geen plaats is.
Slotsom
4.12
Rekening houdend met een vanuit het Franse deel van Sint Maarten genoten (pensioen)inkomen van NAf 28.000, dient het belastbaar inkomen en het premie-inkomen te worden vastgesteld op NAf 48.826.

5.KOSTEN VAN BEZWAAR, PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Belanghebbende heeft in haar beroepschrift verzocht om een vergoeding van de kosten in bezwaar. Voor wat betreft de bezwaarfase dient het verzoek te worden afgewezen, aangezien dit verzoek niet bij bezwaar is gedaan (artikel 32a, lid 2 ALL).
5.2
Belanghebbende heeft in haar conclusie van repliek verzocht om een integrale proceskostenvergoeding, omdat, volgens belanghebbende, de Inspecteur geheel willekeurig ambtshalve aanslagen oplegt. Belanghebbende betoogt in dit verband onder andere dat de Inspecteur de hoorplicht heeft geschonden, ten onrechte pensioeninkomsten bij belanghebbende heeft gecorrigeerd en bij belanghebbende dubbele huurinkomsten in aanmerking heeft genomen.
Belanghebbende heeft geen inzicht verleend omtrent de hoogte van de kosten en evenmin die kosten op enigerlei wijze met bewijsstukken onderbouwd. De Inspecteur heeft zich daardoor niet kunnen uitlaten omtrent het verzoek tot een integrale proceskostenvergoeding.
5.3
Het Gerecht is van oordeel dat het handelen of nalaten door de Inspecteur niet als dermate onzorgvuldig kan worden gekenschetst dat een integrale proceskostenvergoeding aan belanghebbende moet worden toegekend, nog daargelaten dat volstrekt onduidelijk is op welk bedrag die vergoeding dan zou moeten worden bepaald, nu elke vorm van informatie daaromtrent ontbreekt. Immers, onjuist is belanghebbendes standpunt dat de Inspecteur de hoorplicht heeft geschonden (zie r.o. 3.4); voorts heeft de Inspecteur terecht een correctie wegens niet-aangegeven pensioeninkomsten aangebracht.
Het Gerecht is van een oordeel dat wel een forfaitaire proceskostenvergoeding aan belanghebbende dient te worden toegekend.
5.4
Aangezien sprake is van een gegrond beroep zal het Gerecht met inachtneming van artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 (LBB) de Inspecteur forfaitair veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moet maken.
5.5
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, AB 2013, GT no. 512 (voorheen PB 2001, no. 127) (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.6
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor de conclusie van repliek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.7
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 48.826;
- vermindert de aanslag premie AVBZ tot een aanslag naar een premie-inkomen van NAf 48.826;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.750; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg , rechter, en is uitgesproken op 4 juni 2024, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd.

Voetnoten

1.Waar in deze uitspraak wordt vermeld ‘belanghebbende’, wordt bedoeld [Belanghebbende].
2.Bijvoorbeeld: ECLI:NL:HR:1996:AA2023
3.Uitgaande van het gemiddelde van een omrekenkoers per 1 januari 2015 van 1 € = NAf 2,1635 en 31 december 2015 1 € = NAf 1.946.