ECLI:NL:OGEAM:2024:111

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
SXM202400074
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een kapitaalinjectie in het kader van herfinanciering tussen twee vennootschappen

In deze zaak vordert de naamloze vennootschap Maduro & Curiel's Bank N.V. (WIB) betaling van een bedrag van US$ 650.000,00 van de naamloze vennootschap A.Q.G. Gasstation N.V. (AQG) in het kader van een kapitaalinjectie die onderdeel uitmaakte van een herfinanciering. De zaak betreft een geschil over de totstandkoming van een overeenkomst tussen partijen, waarbij AQG zich zou verplichten tot het doen van een kapitaalinjectie. WIB stelt dat er een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen, terwijl AQG betwist dat zij hiertoe verplicht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst tot stand is gekomen op basis van e-mailcorrespondentie tussen partijen, waarin AQG zich heeft verplicht tot de kapitaalinjectie. AQG heeft aangevoerd dat zij in een afhankelijke positie verkeerde en dat WIB misbruik van omstandigheden heeft gemaakt, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen. De rechtbank oordeelt dat de vordering van WIB toewijsbaar is en dat AQG in de proceskosten moet worden veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 26 november 2024.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202400074
Vonnis d.d. 26 november 2024
inzake
de naamloze vennootschap DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP MADURO & CURIEL'S BANK N.V. H.O.D.N. WINDWARD ISLAND BANK,
gevestigd in Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. J. VEEN,
tegen
de naamloze vennootschap DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP A.Q.G. GASSTATION N.V. H.O.D.N. DELTA ROBERTOS GAS STATION,
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.J. VRIEZEN.
Partijen zullen hierna WIB en AQG worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 12 januari 2024 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
AQG exploiteert een benzinestation in Sint Maarten onder de naam Delta Petroleum, gelegen aan de A.Th. Illidge Road in het district Upper Princes Quarter. AQG maakt onderdeel uit van de Delta Petroleum Group, hierna: Delta Group.
2.2.
AQG bankiert bij WIB. Zij houdt ten behoeve van haar bedrijfsvoering diverse rekeningen aan bij WIB.
2.3.
Delta Petroleum N.V., hierna: DP, heeft op 12 mei 2022 100% van de aandelen in AQG overgenomen. Tot 12 mei 2022 werden de aandelen gehouden door wijlen [naam]. DP maakt onderdeel uit van de Delta Group.
2.4.
De heer C. Papaliolios, hierna: Papaliolios, is de managing director/statutair bestuurder van AQG met ingang van de overnamedatum.
2.5.
Bij brief van 4 mei 2021 heeft WIB aan AQG geschreven, voor zover relevant:
“We refer to our recent conversations and are pleased to assist your esteemed company, with a restructure of your existing credit facility, subject to the following terms and conditions.
Facility:Up toUSD. 1,400,000.00(…), to restructure existing Non-Revolving loan no. (…), by way of Non-Revolving Loan administered under account (…).”
2.6.
Bij brief van 10 juni 2022 heeft WIB een herfinancieringsaanbod van US$ 1.400.000,00 gedaan. Deze heeft Papaliolios namens AQG aanvaard door ondertekening van dit aanbod op 7 augustus 2022.
2.7.
Bij e-mailbericht van 3 april 2023 (15:16 uur) heeft de heer [naam] (hierna:[naam] ) van WIB aan Papaliolios geschreven, voor zover relevant:
“ Based on our discussions today we hereby confirm the following:
1. Delta Petroleum would remit 3 payments totaling US$ 650,000.00 or US$ 215,667.00 each to the Bank.
a. These payments shall clear in full any and all outstanding draft balances and accrued interests on AQG accounts held at WIB, which shall be duly closed and replaced by 3. And 4. Below.
2. Amounts are to be received in the months of April 2023, May 2023 and June 2023.
3. The Bank will open the loan facility of US$ 1,400,000.00 as agreed in our letter dated June 10 2022, as soon as possible. Loan payments will start 30 days after the loan is opened. The Bank will provide an amendment letter whereby we confirm the new first payment date.
4. Delta Petroleum would further provide the pending documentation to open the new current accounts.”
2.8.
Papaliolios heeft op dit e-mailbericht van WIB op dezelfde dag om 3:39 pm gereageerd met:
“For clarities sake, please I’ve added 1.a. below in red. Please confirm as I will by return.
Also, I’ve added in carbon copy Moshe Mandelbaum and Yaw Asante.”
2.9. [
naam] heeft op de e-mail van Papaliolios op dezelfde dag om 15:59 uur gereageerd dat hij akkoord is met wat Papaliolios in rood heeft toegevoegd.
2.10.
Bij e-mail heeft Papaliolios op dezelfde dag om 5:01pm aan [naam] geschreven:
“For good order I too hereby confirm our agreement.”
2.11.
Bij e-mailbericht van 12 april 2023 heeft [naam] aan Papaliolios geschreven, voor zover van belang:
“Just a mail to follow-up on several pending items.
(…)
3. Signed Amendment letter attached.
4. Pending first payment of US$ 216,667.00 (Due in April).
(…)
Further note that the new loan has been opened. First payment date is May 5th 2023.”
2.12.
Bij e-mailbericht van 14 april 2023 heeft Papaliolios gereageerd op de e-mail van [naam]
van 12 april 2023 en aan [naam] geschreven (met Moshe Mandelbaum, hierna: Mandelbaum, controller bij Delta en Yaw Asante, hierna: Asante, CFO bij Delta in de cc) geschreven, voor zover relevant:
“See attached amendment letter.
(…)
Re. Payment: please to what account should we sent this cash injection?”
2.13.
Bij e-mailbericht van 21 april 2023 (met Mandelbaum en Asante in de cc) heeft Natalia Ayala van AQG aan [naam] geschreven, voor zover relevant:
“After the meeting with the Deputy CFO and Christian (Gerecht: Papaliolios) yesterday, it was decided that the first payment of $216K will be sent directly from the shareholders next week.”
2.14.
Op 26 mei 2023 heeft Papaliolios aan [naam] bij e-mail geschreven, voor zover van belang:
“Further to our telephone conference of Wednesday where we discussed the May 9, 2023 arrangement letter, we write to retract my below confirmation email dated April 3, 2023, specifically as concerns WIB demand for a USD 650,000.00 payment.
We note that neither the original arrangement letter of June 10, 2022 nor its subsequent amendment of April 4, 2023 made any mention of such payment. The previous CEO and our Board of Directors approved the transaction based on these Arrangement Letters, and the detailed terms therein.
Importantly, following these binding Arrangement Letters Delta et a. proceeded to finalize directly related transactions, likewise approved based on the instruments presented and executed. These are irreversible, as too thus must be the terms of our loan.”

3.Het geschil

3.1.
WIB vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van AQG tot betaling van een bedrag van US$ 650.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum heden, met veroordeling van AQG in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten vanaf de vijftiende dag na datum vonnis.
3.2.
WIB legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Partijen hebben in verband met een aandeelhouderswisseling afspraken gemaakt over de herfinanciering van AQG, inhoudende dat AQG een kapitaalinjectie van US$ 650.000,00 beschikbaar zou maken om zodoende het saldo van haar leningen bij WIB te verminderen. AQG had op dat moment meer dan US$ 2 miljoen aan schulden bij WIB. Daarom was er behoefte aan (gedeeltelijke) herfinanciering van deze schuldenlast. De kapitaalinjectie was onderdeel van een groter pakket afspraken. Als onderdeel van dit pakket zou WIB op haar beurt een deel van de uitstaande rente afschrijven. WIB voert aan dat tussen partijen een rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot een kapitaalinjectie van US$ 650.000,00 door AQG. De e-mail van 3 april 2023 van WIB aan AQG kan als een aanbod worden aangemerkt. Dit aanbod is door Papaliolios namens AQG aanvaard. WIB stelt dat Papaliolios op basis van de statuten als enig bestuurder bevoegd was AQG te vertegenwoordigen. Op het moment dat de aanvaarding de aanbieder bereikt komt de overeenkomst tot stand. Het stond volgens WIB AQG niet meer vrij om na de totstandkoming van de overeenkomst de aanvaarding in te trekken. De intrekking op 26 mei 2023 door AQG van de aanvaarding heeft geen juridische gevolgen gehad. WIB betoogt dat de reeds bevestigende e-mails gelden als instemming met de kapitaalinjectie afspraak. Dat de goedkeuring van de aandeelhouders ontbreekt en de goedkeuring van het bestuur van de Delta Group betekent niet dat Papaliolios niet vertegenwoordigingsbevoegd was. Verder stonden de relevante bestuurders van de Delta Group in het leeuwendeel van de correspondentie in de kopie. Aangenomen moet worden dat zij op de hoogte waren van de kapitaalinjectie of redelijkerwijs hadden kunnen zijn. WIB betoogt dat het Haviltex criterium dient te worden toegepast. WIB mocht erop vertrouwen, na de herhaaldelijke bevestigingen van AQG, dat de kapitaalinjectie afspraak rechtsgeldig tot stand was gekomen.
3.3.
AQG heeft het volgende tot verweer gevoerd. AQG erkent dat zij een enorme schuld had bij WIB en dat DP op 8 januari 2021 een financieringsvoorstel heeft gedaan aan WIB, waarbij WIB de schuld zou herfinancieren. AQG erkent ook dat er in dat verband gesproken is over een kapitaalinjectie van US$ 625.000,00/US$ 650.000,00, maar het voorstel (aanbod) van DP is volgens AQG nimmer door WIB geaccepteerd. Uiteindelijk, zo stelt AQG, is gekozen voor een herfinanciering van een bedrag van US$ 1.400.000,00 tegen een rente van 6% met een looptijd van vijf jaar. Na overname van de aandelen is de financieringsovereenkomst, neergelegd in een brief van WIB van 10 juni 2022, die op 7 augustus 2022 door AQG is getekend. AQG voert aan dat in de financieringsovereenkomst niet wordt gesproken over een kapitaalinjectie door AQG. AQG mocht er daarom gerechtvaardigd op vertrouwen dat op basis van het geaccepteerde herfinancieringsvoorstel geen aanvullende kapitaalinjectie meer werd gevraagd. AQG betoogt verder dat WIB zonder aanvullende kapitaalinjectie de kredietfaciliteit niet beschikbaar wilde stellen. Teneinde de kredietfaciliteit toch te krijgen zag AQG zich genoodzaakt (alsnog) een toezegging te doen voor een kapitaalinjectie, althans dat zij zich daarvoor zou inspannen. Door de kapitaalinjectie zouden alle openstaande bankrekeningen worden gesloten en zou enkel nog een lening resteren van US$ 1,4 mio, die WIB direct zou openstellen. Deze toezegging is vastgelegd in de e-mail van 3 april 2023. Deze toezegging is volgens AQG voorwaardelijk: AQG moet het wel kunnen financieren en AQG ging er op dat moment vanuit dat de overige bankrekeningen tenminste een openstaand saldo hadden van US$ 650.000,00. Toen AQG er achter kwam wat de exacte hoogte van het uitstaande saldo op de overige bankrekeningen was (te weten afgerond US$ 181.070,00) werd het haar duidelijk dat de aanvullende kapitaalinjectie van US$ 650.000,00 niet gefinancierd kon worden. Daarom heeft AQG haar eerdere toezegging ingetrokken bij e-mailbericht van Papaliolios van 26 mei 2023. AQG betoogt dat indien WIB zou verlangen dat AQG een kapitaalinjectie zou doen, dat WIB dat dan in de financieringsdocumentatie had moeten vastleggen, mede gezien de bijzondere zorgplicht van de bank. AQG stelt zich voorts op het standpunt dat de strekking van de overeenkomst tussen AQG en WIB inhield dat AQG een betalingsverplichting op zich nam, terwijl zij niet wist wat daarvan precies de omvang was. Mede gezien de bijzondere zorgplicht van WIB is een dergelijke rechtshandeling in strijd met de openbare orde en derhalve nietig op grond van art. 3:40 BW, aldus AQG. AQG betoogt verder dat de overeenkomst vernietigbaar is omdat sprake is van bedrog dan wel misbruik van omstandigheden. Bedrog omdat WIB verplicht was de actuele bankstanden vooraf aan AQG mee te delen. Van misbruik van omstandigheden omdat AQG volledig afhankelijk was van WIB voor het verkrijgen van een herfinanciering. AQG was bovendien onervaren met het verkrijgen van een financiering in Sint Maarten en dat wist WIB. AQG had geen toegang tot internetbankieren en was daarom voor het verkrijgen van de actuele bankstanden afhankelijk van WIB. Ook is volgens AQG sprake van dwaling omdat WIB AQG had behoren in te lichten over de omvang van de banksaldi (dwalingsgrond sub b van art. 6:228 lid 1 BW). Had AQG die geweten, dan zou zij de toezegging nimmer hebben gedaan. Daarnaast doet AQG een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Ten slotte verzoekt AQG bij een toewijzend vonnis het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren omdat AQG in dat geval zal appelleren. AQG wil niet worden verplicht tot het betalen van US$ 650.000, terwijl het vonnis nog niet onherroepelijk is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
WIB heeft nakoming aan haar vordering ten grondslag gelegd. Wil de vordering toegewezen kunnen worden, dan dient vast te komen staan dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij AQG zich heeft verplicht aan WIB een bedrag te betalen van US$ 650.000,00. Oftewel of partijen een kapitaalinjectie hebben afgesproken. Naar het oordeel van het Gerecht is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan AQG de verplichting heeft om een bedrag van US$ 650.000,00 aan WIB te betalen. Daarvoor is het navolgende redengevend. Vast staat dat WIB is overgegaan tot herfinanciering van de originele leningsovereenkomst. Op 7 augustus 2022 heeft AQG het aanbod van WIB aanvaard door ondertekening van de brief van 10 juni 2022, waarin de financieringsovereenkomst is vastgelegd. In de e-mail van 3 april 2023 aan AQG heeft WIB de tussen partijen gemaakte afspraken neergelegd, te weten de afspraak dat AQG in totaal US$ 650.000,00 aan WIB overmaakt, dat deze betaling volledig wordt verrekend met alle uitstaande saldi en rente op de AQG-rekeningen die bij WIB zijn aangehouden, dat deze rekeningen worden vervangen door het financieringskrediet van US$ 1.400,000,00 en dat WIB de leningsfaciliteit van US$ 1.400.000,00 – zoals overeengekomen in de brief van de WIB van 10 juni 2022 – zo spoedig mogelijk zal openen. Hierop heeft Papaliolios namens AQG op dezelfde dag nog gereageerd met de opmerking dat hij het in de e-mail onder 1 sub a rood heeft gemaakt. Daarop heeft WIB geantwoord dat dit akkoord is. Daarna, nog steeds op 3 april 2023, heeft AQG met heldere en duidelijke bewoordingen aan WIB meegedeeld dat hij hierbij de overeenkomst bevestigt. Daarmee is de overeenkomst onmiskenbaar tot stand gekomen. Nadien is er nog meer correspondentie tussen partijen gevoerd – vide rov. 2.9 – 2.11 – die wijzen op uitvoeringshandelingen van hetgeen is overeengekomen. Niets wijst erop dat het een voorwaardelijke overeenkomst was in die zin dat AQG alleen een kapitaalinjectie zou doen indien zij het zou kunnen financieren en onder de voorwaarde dat op haar bankrekeningen tenminste een saldo van US$ 650.000,00 zou staan. Nu reeds een overeenkomst tot stand was gekomen, kon AQG niet op 26 mei 2023 haar toezegging tot het doen van een kapitaalinjectie intrekken.
4.2.
Dat de kapitaalinjectieafspraak is gemaakt middels e-mailcorrespondentie doet niet af aan de totstandkoming en geldigheid van de overeenkomst. Een overeenkomst is immers vormvrij. AQG heeft niet uitgelegd op grond van welke feiten en omstandigheden zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de kapitaalinjectie afspraak van de tafel was. Het enkele feit dat de kapitaalinjectie afspraak niet opgenomen is in de financieringsovereenkomst is daartoe onvoldoende. Dit laat immers onverlet dat op grond van de e-mailwisselingen tussen partijen een overeenkomst met betrekking tot de kapitaalinjectie tot stand is gekomen. De kapitaalinjectie overeenkomst en de financieringsovereenkomst zijn twee separate overeenkomsten. Dat de ene overeenkomst met de andere samenhangt omdat de kapitaalinjectie onderdeel was van de herfinanciering doet daar niet aan af.
4.3.
WIB heeft terecht aangevoerd dat het herfinancieringsvoorstel van 8 januari 2021, waarvan de kapitaalinjectie onderdeel was, niet relevant is omdat WIB aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd dat de overeenkomst met betrekking tot de kapitaalinjectie gegrond is op de e-mail van 3 april 2023 en in de correspondentie van na die datum. Bovendien stelt AQG zelf dat het een voorstel was van DP en WIB heeft niet gesteld dat zij een overeenkomst met DP heeft gesloten ter zake van de kapitaalinjectie.
4.4.
Dat AQG achteraf bezien geen geld beschikbaar heeft om haar verplichting ter zake van de kapitaalinjectie na te komen, doet niet af aan de (rechtsgeldige) totstandkoming van de overeenkomst. Het Gerecht verwerpt de stelling dat WIB haar bijzondere zorgplicht heeft geschonden en dat daarom de overeenkomst in strijd met de openbare orde is en nietig op grond van art. 3:40 BW. Ten eerste omdat, zoals WIB terecht heeft betoogd, AQG niet voldaan heeft aan haar stelplicht, nu zij niet heeft uitgelegd welke fundamentele norm is geschonden toen de kapitaalinjectieafspraak is gemaakt. Ten tweede omdat AQG voldoende gelegenheid heeft gehad de verstrekte voorwaarden te bestuderen, dat van AQG mag worden verwacht de stukken met de nodige aandacht en oplettendheid te lezen en zich rekenschap te geven van de inhoud daarvan en dat het niet zo is dat de kapitaalinjectieafspraak risico’s voor AQG met zich bracht, integendeel, het leverde AQG een financieel voordeel op.
4.5.
AQG heeft aangevoerd dat WIB misbruik van omstandigheden heeft gemaakt. Daarvoor is vereist is dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor AQG ertoe is bewogen om de kapitaalinjectie te geven. Het Gerecht begrijpt dat AQG als bijzondere omstandigheid aanvoert dat zij in een afhankelijke positie verkeerde omdat zij de herfinanciering nodig had. Niet is betwist dat de originele uitstaande lening van AQG US$ 2.025.304,00 bedroeg en deze in het kader van de herfinanciering zou worden afgelost door een nieuwe lening met AQG aan te gaan ter grootte van een bedrag van US$ 1.400.000,00. De rest van de lening zou worden kwijtgescholden. Ook zouden de saldi van alle andere openstaande bankrekeningen van AQG worden kwijtgescholden. Deze constructie zou AQG een financieel voordeel opleveren van US$ 122.034,00. Het resultaat van de onderhandelingen, waarbij AQG zich verplicht heeft een kapitaalinjectie van US$ 650.000,00 te geven, is juist voor AQG heel profijtelijk geweest. Tegen deze achtergrond beschouwd is niet begrijpelijk de stelling dat AQG zich in een ten opzichte van WIB afhankelijke positie bevond, te meer nu gesteld noch gebleken is dat WIB AQG voor het blok heeft gezegd door bijvoorbeeld te dreigen de originele financieringsovereenkomst op te zeggen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de onervarenheid van AQG met bankieren op Sint Maarten (indien dat al zo zou zijn) maakt dat zij afhankelijk was van WIB. Van bedrog is evenmin sprake, nu daarvoor te weinig is gesteld. AQG heeft aan het bedrog ten grondslag gelegd dat WIB verplicht was de actuele bankstand aan AQG mee te delen. Waaruit het opzettelijk achterhouden van informatie over de banksaldi bestaat legt AQG niet uit. Ook het beroep op dwaling faalt. WIB heeft betwist dat AQG geen beschikking had over internetbankieren en heeft voorts gesteld dat zij steeds op eerste verzoek de rekeningstanden van de overige rekeningen heeft doorgegeven totdat het conflict omtrent de kapitaalinjectieafspraak ontstond. Dit heeft WIB onderbouwd met een brief van 11 mei 2023 waarin WIB aan AQG de actuele standen van de zes overige rekeningen en de balans van de financieringsovereenkomst doorgeeft. Gelet op deze betwisting had het op de weg gelegen van AQG om haar stelling dat zij niet wist en niet kon weten wat de bankstanden waren van haar rekeningen nader toe te lichten en te onderbouwen. Maar los daarvan, was het de verantwoordelijkheid van AQG voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst zelf te onderzoeken of zij haar verplichtingen zou kunnen nakomen.
4.6.
Het beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid is niet nader uitgewerkt en faalt overigens op de voorgaande gronden.
4.7.
De slotsom luidt dat op grond van het vorenoverwogene de vordering zal worden toegewezen.
4.8.
Het verzoek om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren wordt afgewezen. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. De stelling dat AQG niet wil worden verplicht tot het betalen van US$ 650.000,00 zolang het vonnis nog niet onherroepelijk is geworden is onvoldoende om het belang van AQG zwaarder te laten wegen dan het belang aan de zijde van WIB.
4.9.
AQG zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van WIB tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 240,50
griffierecht NAf 7.500,00
salaris gemachtigde
NAf 16.000,00 +
totaal: NAf 23.740,50.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
veroordeelt AQG tot betaling aan WIB van een bedrag van US$ 650.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum heden;
5.2.
veroordeelt AQG in de proceskosten, aan de zijde van WIB tot op heden begroot op NAf 23.740,50 alsmede in de nakosten, forfaitair begroot op een bedrag van NAf 250,00 zonder betekening en NAf 400,00 met betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijftiende dag na datum vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.G. Lautenbach, rechter, bijgestaan door K.C. Knuiman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2024.