ECLI:NL:OGEAM:2025:137

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
SXM202300404
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een perceel erfgoed tussen erfgenamen met betrekking tot de nalatenschap van een overleden persoon

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, is op 16 december 2025 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen twee eiseressen, beiden wonende in de Verenigde Staten van Amerika, en de gezamenlijke erfgenamen van zes erflaters. De eiseressen, [eiseres 1] en [eiseres 2], hebben een vordering ingesteld tot toedeling van een perceel grond, maar de erfgenamen kwamen onderling niet tot een verdeling. Het Gerecht heeft in eerdere tussenvonnissen op 27 mei en 19 augustus 2025 al een verdeling vastgesteld, maar de erfgenamen hebben niet in onderling overleg tot een oplossing kunnen komen. Het Gerecht heeft daarom besloten dat het perceel moet worden verkocht en dat de opbrengst verdeeld zal worden volgens de eerder vastgestelde verdeelsleutel.

De eiseressen handhaven hun eis voor een specifieke toedeling van het perceel, maar het Gerecht oordeelt dat deze toedeling niet eerlijk is en dat een verkoop van het gehele perceel de meest rechtvaardige oplossing biedt. De eiseressen hebben niet deelgenomen aan de overlegmomenten die door andere erfgenamen zijn georganiseerd, wat hun positie verzwakt. Het Gerecht heeft ook de rol van [eiseres 2] als executeur van de nalatenschap beoordeeld en geconcludeerd dat zij haar taken niet naar behoren heeft vervuld, wat leidt tot haar ontslag als executeur. Het vonnis bevat gedetailleerde bepalingen over de verkoop van het perceel, de rol van makelaars en de verdeling van de opbrengst.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202300404
Vonnisdatum: 16 december 2025
in de zaak tussen:
[eiseres 1],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
eiseres 1,
en
[eiseres 2],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
eiseres 2,
procederend in persoon,
tegen
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN:
[namen zes erflaters]
;
gedaagden.
Voor zoveel nodig zullen de erfgenamen hierna bij hun eigen voornaam worden genoemd.

1.De procedure tot nu toe:

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 mei 2025
  • het tussenvonnis van 19 augustus 2025
  • een e-mail van [3 gedaagden]
  • een e-mail van [eiseres 2] en [eiseres 1]
  • een e-mail van [3 andere gedaagden]
  • een e-mail van [2 andere gedaagden]
  • een e-mail van [erfgenaam 1], mede namens [erfgenaam 2].
1.2.
Daarna is opnieuw vonnis bepaald, op vandaag.

2.Het vervolg van de procedure

in conventie
2.1.
In het laatste tussenvonnis heeft het Gerecht de verdeling van de eigendom van het perceel SXM [C] vastgesteld. Nu zal in dit vonnis op basis van die verdeling de feitelijke toedeling aan de personen worden vastgesteld.
Het Gerecht had de erfgenamen nog eenmaal de gelegenheid gegeven om dit in onderling overleg te regelen.
2.2.
Uit de diverse toegezonden e-mails volgt dat [erfgenaam 1] het initiatief heeft genomen om met alle erfgenamen te overleggen. Zij heeft daartoe de erfgenamen per e-mail uitgenodigd om deel te nemen aan digitaal overleg op 19 oktober 2025. Bijna alle erfgenamen hebben daaraan deelgenomen, zelf of via een gemachtigde broer of zus. Alleen [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben niet deelgenomen. Wel heeft [eiseres 2] de dag na het overleg geïnformeerd naar de standpunten van de andere erfgenamen. Ook aan het vervolg-overleg op 26 oktober 2025 heeft [eiseres 2] niet willen deelnemen.
2.3.
De meeste erfgenamen willen nog steeds dat het perceel onverdeeld blijft, maar realiseren zich dat er verdeeld moet worden, als één van de deelgenoten dat wil. Uit het overleg volgt verder dat de door [eiseres 1] en [eiseres 2] voorgestelde verdeling oneerlijk wordt gevonden, omdat zij bij die verdeling het meest waardevolle deel zullen krijgen, vooral gelet op de ter plaatse geldende Hillside Policy. De overige erfgenamen kwamen tot het inzicht en voorstel om het gehele perceel te verkopen en de opbrengst ervan te verdelen naar rato van de verdeling, die het Gerecht in het laatste tussenvonnis heeft bepaald.
2.4. [
[eiseres 1] en [eiseres 2] handhaven hun eis: toedeling van 25% van het perceel, grenzend aan perceel [2] dat in bezit van [eiseres 1] is.
2.5.
Het Gerecht oordeelt hierover als volgt.
Toedeling van het zuidelijkste en laagste deel van het perceel aan [eiseres 1] en [eiseres 2] levert geen eerlijke verdeling op; dat is het Gerecht met de overige erfgenamen eens. Zoals ter plaatse is gebleken en toegelicht door [erfgenaam 1] ter zitting en blijkend uit de geldende Hillside Policy zijn de hoger gelegen delen van het perceel aan steeds meer beperkingen onderhevig en daardoor dus minder waard.
De meest rechtvaardige verdeling is die, waarbij alle erfgenamen een even groot deel boven aan het perceel als onder aan het perceel toebedeeld krijgen.
Dat zou echter leiden tot een verdeling in verticale stroken, die feitelijk niet te verkopen zullen zijn, omdat de mogelijkheden tot exploitatie vanwege de omvang dan zullen ontbreken.
Verkoop van het gehele perceel is daarom een reële en eerlijke optie. De netto-opbrengst zal dan tussen de erfgenamen moeten worden verdeeld volgens de verdeelsleutel van het laatste tussenvonnis. In de beslissing zal het Gerecht dit verder praktisch uitwerken.
2.6.
Hiermee is een beslissing gegeven op de eerste drie delen van de oorspronkelijke vordering van [eiseres 1] en [eiseres 2].
2.7.
Op onderdeel 4 (kosten opmeting en verdeling) hoeft geen beslissing te worden genomen, omdat [eiseres 2] in haar laatste e-mail van 27 oktober 2025 heeft verklaard dat deze kosten al zijn opgenomen in de aan de notaris afgelegde rekening en verantwoording van de nalatenschap van [erflaatster].
2.8.
Onderdeel 5 van de vordering hebben [eiseres 2] en [eiseres 1] in eerdere instantie al ingetrokken.
2.9.
Onderdeel 6 van de vordering betreft de veroordeling van de overige erfgenamen in de kosten van deze procedure. Daartoe bestaat geen aanleiding, zoals in het laatste tussenvonnis al is overwogen. Zoals gebruikelijk in procedures tussen erfgenamen zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
2.10.
In reconventie resteert nog de vordering om [eiseres 1] en [eiseres 2] te ontheffen van hun rol als executeur van de nalatenschap van [erflaatster].
Het gaat hier om de uitvoering van het testament van [erflaatster], overleden in 2008. In het testament heeft [erflaatster] haar broer [broer] als executeur aangewezen en bij diens onmogelijkheid om als executeur op te treden, haar schoonzuster [eiseres 1]. Uit een notariële akte van 20 november 2023 volgt dat [eiseres 1] een schriftelijke volmacht heeft gegeven aan haar dochter [eiseres 2] om het testament van [erflaatster] in haar naam als executeur uit te voeren.
In beginsel was het [eiseres 2] dus toegestaan om perceel [5] van [erflaatster] te verkopen. Het Gerecht heeft de beslissing op de vordering aangehouden, onder meer omdat het nog een aantal vragen over de verkoop van dat perceel heeft gesteld aan [eiseres 2].
2.11.
De eerste vraag luidde:
Hoe is de afwikkeling van dit perceel uit de nalatenschap van [erflaatster] precies verlopen na het vonnis van 22 juli 2022 van het Gerecht?Een soortgelijke vraag is in ieder geval bij e-mail van 6 november 2023 door [erfgenaam 1] ook aan [eiseres 2] gesteld, maar daar is toen nooit een antwoord op gekomen.
[eiseres 2] heeft in deze procedure geantwoord dat de andere erfgenamen alleen hebben aangeboden om het perceel in verschillende delen te verdelen en dan één of twee delen te willen kopen. [eiseres 2] stelt dat zij het perceel toen verkocht heeft aan kopers, die het perceel in zijn geheel wilden kopen.
[erfgenaam 1] heeft hierop als reactie gegeven dat het antwoord van [eiseres 2] niet juist is. [erfgenaam 1] heeft e-mails uit 2022 in het geding gebracht, waaruit blijkt dat haar zus [zus] en haar dochter samen met twee andere partijen klaar stonden om het perceel tegen de getaxeerde waarde te kopen. De bijbehorende kosten van onder andere de verdeling en inmeting zouden zij voor hun rekening nemen, zodat dat niet ten koste van de nalatenschap zou gaan.
Uit de inmiddels overgelegde koopakte blijkt dat [eiseres 2] het perceel aan zeven kopers heeft verkocht, die ten tijde van de verkoop van plan waren om het perceel na de koop te splitsen.
[eiseres 2] heeft niet kunnen uitleggen waarom deze kopers vóór gingen op de mogelijkheid om het perceel aan leden van de familie [familienaam] te verkopen. Het zal toch ook eerder de wens van [erflaatster] zijn geweest om de eigendom binnen de familie te houden.
[eiseres 2] heeft ook niet uitgelegd hoe zij al zo kort nadat het vonnis van juli 2022 onherroepelijk was geworden deze nieuwe kopers heeft gevonden.
2.12.
De tweede vraag luidde:
Is dat perceel (openbaar) te koop aangeboden?Het antwoord van [eiseres 2] was uitsluitend dat het perceel niet via een openbare veiling is verkocht. Zij heeft hiermee geen antwoord gegeven op de vraag van het Gerecht hoe het perceel dan wel te koop is aangeboden.
2.13.
Het voorgaande leidt het Gerecht tot de conclusie dat [eiseres 2] haar taak als executeur niet naar behoren heeft vervuld. Zij is niet bereid gebleken de dialoog met de andere erfgenamen te voeren, waar dat wel had gemoeten.
2.14.
De executeur heeft de taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen, die tijdens haar beheer uit die goederen behoren te worden voldaan. [2] De executeur moet aan de erfgenamen alle door hen gewenste inlichtingen geven over de uitoefening van haar taak. [3] De taak van de executeur eindigt onder andere door ontslag dat haar wordt verleend om gewichtige redenen, zulks op verzoek van een erfgenaam. [4] Beoordeeld moet worden of er sprake is van gewichtige redenen die het ontslag van de executeur rechtvaardigen.
Van “gewichtige redenen” kan sprake zijn wanneer de executeur ongeschikt blijkt tot het uitoefenen van haar taken of in die uitvoering tekortschiet. Dat is hier niet aan de orde. [eiseres 2] heeft de zaken aangepakt en er is niet gebleken dat de nalatenschap financieel nadeel heeft ondervonden van haar handelen.
Van “gewichtige redenen” kan ook sprake zijn, als er een diepgaand, niet aanstonds weg te nemen wantrouwen van de erfgenamen in de executeur bestaat. Dit wantrouwen dient gestoeld te zijn op concrete en objectieve feiten. [5]
2.15.
Kern van de bezwaren van de andere erfgenamen is dat zij er geen vertrouwen meer in hebben dat de executeur haar taken op een integere en gedegen wijze vervuld heeft en zal vervullen. Gelet op wat hiervoor onder 2.14. 2.15 en 2.16 is overwogen, komt het Gerecht tot het oordeel dat het wantrouwen op concrete en objectieve feiten is gegrond. [eiseres 2] had open kaart moeten spelen en de andere erfgenamen moeten inlichten over de gang van zaken. Zij had immers de verplichting de gewenste inlichtingen te verschaffen. Ook had zij de wettelijke verplichting zoveel mogelijk in overleg te treden met de erfgenamen over de keuze van de te gelde te maken goederen en de wijze van tegeldemaking. [6]
2.16.
Het een en ander leidt tot het oordeel dat de vordering van de erfgenamen zal worden toegewezen.
2.17.
Het Gerecht merkt daarbij op dat op [eiseres 2] als défungerend executeur de verplichting rust om aan de andere erfgenamen rekening en verantwoording af te leggen op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald en daarbij alle in haar bezit zijnde administratie van de overledene over te leggen. [7]
2.18.
Het Gerecht kan bij het ontslag alleen op verzoek een vervanger aanstellen als het testament bepaalt dat het Gerecht dat mag doen. Dat is hier niet het geval. De erfgenamen moeten de nalatenschap nu zelf en in onderling overleg afwikkelen. Zij kunnen ook verzoeken om een vereffenaar te benoemen, die daartoe bereid is.
2.19.
Evenals in conventie zullen ook de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd.

3.Beslissing

Het Gerecht:
in conventie
gelast de wijze van verdeling van het perceel SXM [C] als volgt:
3.1.
bepaalt dat dit perceel wordt verkocht;
3.2.
bepaalt dat [eiseres 1] en [eiseres 2] binnen twee weken na vandaag drie op Sint Maarten erkende verkoopmakelaars aan de overige erfgenamen voorstellen, waarvan de overige erfgenamen er binnen twee weken daarna één uitkiezen die belast wordt met de verkoop van het perceel. Indien [eiseres 1] en [eiseres 2] niet binnen de termijn van twee weken drie makelaars voorstellen, zijn de overige erfgenamen gerechtigd zelf een makelaar te kiezen. Indien omgekeerd de overige erfgenamen niet binnen twee weken uit de drie voorgestelde makelaars een keuze maakt, zijn [eiseres 1] en [eiseres 2] gerechtigd om zelf een van de drie makelaars uit te kiezen;
3.3.
partijen zullen uiterlijk binnen 14 dagen na de hiervoor genoemde keuze, gezamenlijk opdracht tot verkoop geven aan de gekozen makelaar. Indien slechts één van partijen binnen deze termijn een opdracht aan de makelaar heeft verstrekt, dan is deze na het verstrijken van de termijn bevoegd om als vertegenwoordiger van de andere partij de opdracht aan de makelaar te verstrekken;
3.4.
bepaalt dat de makelaar de vraagprijs bindend voor partijen vaststelt, indien partijen er niet binnen twee weken na de opdrachtverlening in slagen om gezamenlijk de
vraagprijste bepalen;
3.5.
bepaalt dat als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de
verkoopprijsbinnen één week na een door de aspirant-koper uitgebracht bod, de makelaar de verkoopprijs bindend zal vaststellen;
3.6.
bepaalt dat zodra de verkoopprijs bindend is vastgesteld, partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van het perceel aan de koper(s);
3.7.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor de verkoop en levering van het perceel benodigde medewerking, verklaring en/of handtekening van de erfgenamen, voor zover die medewerking niet wordt verleend;
3.8.
bepaalt dat de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering uit de verkoopopbrengst worden voldaan;
3.9.
bepaalt dat de netto-opbrengst tussen alle erfgenamen moeten worden verdeeld volgens de verdeelsleutel in het laatste tussenvonnis;
in reconventie:
3.10.
ontslaat [eiseres 1] met ingang van heden uit haar functie van executeur van de nalatenschap van [erflaatster];
in conventie en in reconventie:
3.11.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.12.
compenseert de proceskosten, ieder draagt de eigen kosten;
3.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen op door mr. L.J. Saarloos, en in het openbaar uitgesproken op
16 december 2025 in tegenwoordigheid van de griffier

Voetnoten

2.Artikel 4:144 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW)
3.Artikel 4:148 BW
4.Artikel 4:149 lid 1 aanhef en onder f BW
5.Zie bijvoorbeeld Rechtbank Noord-Holland, 4 februari 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:981
6.Artikel 4:147 lid 2 BW
7.Artikel 4:151 BW