ECLI:NL:OGEANA:2010:BO4985

Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen

Datum uitspraak
20 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 133/2010
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van de UFA tot benoeming van een landsbemiddelaar in kort geding

In deze zaak vorderde de vakbond UFA dat de Gouverneur, de Minister van Arbeid en Sociale Zaken, en het Land der Nederlandse Antillen op straffe van verbeurte van een dwangsom zouden worden bevolen om een landsbemiddelaar te benoemen of ter beschikking te stellen. UFA stelde dat de onderhandelingen over Collectieve Arbeidsovereenkomsten in de private sector op Sint Maarten en Sint Eustatius in een impasse waren geraakt, en dat interventie van een landsbemiddelaar noodzakelijk was om deze vastgelopen onderhandelingen weer op gang te brengen. Het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen oordeelde echter dat UFA niet ontvankelijk was in haar vordering tegen de Gouverneur en de Minister, omdat deze organen geen rechtspersoonlijkheid bezitten en niet in een burgerlijk geding kunnen optreden. Het verweer van het Land dat het Gerecht zich onbevoegd moest verklaren, werd door het Gerecht gehonoreerd. Het Gerecht concludeerde dat de burgerlijke rechter niet bevoegd was om kennis te nemen van het geschil, aangezien UFA zich niet had beroepen op schending van een burgerlijk recht of een schuldvordering. Het Gerecht overwoog verder dat, indien er een bestuursrechtelijke rechtsgang openstond voor UFA, zij niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden. UFA werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 20 augustus 2010.

Uitspraak

Vonnis van 20 augustus 2010
Zaaknummer: KG 133/2010
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN
zittingsplaats Sint Maarten
VONNIS in kort geding
in de zaak van
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging THE UNITED FEDERATION OF THE WINDWARD ANTILLES,
gevestigd op Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.J. Maduro en dhr. E.I. Maduro,
tegen
1. de GOUVERNEUR VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN,
kantoorhoudende op Curaçao,
2. de MINISTER VAN ARBEID EN SOCIALE ZAKEN,
kantoorhoudende op Curaçao,
3. de openbare rechtspersoon DE NEDERLANDSE ANTILLEN,
zetelend op Curaçao,
gedaagden,
gemachtigde: mr. T.E. Matroos.
Partijen worden hierna tevens aangeduid als UFA, de Gouverneur, de Minister en het Land.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 8 juni 2010 ingediende verzoekschrift met producties;
- de pleitnota met producties van dhr. Maduro,
- de pleitnota met producties van mr. Matroos;
- de behandeling ter zitting van 13 augustus 2010.
Het vonnis werd bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1 UFA treedt op de Bovenwindse Eilanden op als vakbondsvertegenwoordiger van werknemers en is betrokken bij de totstandkoming van Collectieve Arbeidsovereenkomsten in de private sector.
2.2 Bij Landsbesluit van 10 mei 1988 is K.E. Lopes benoemd tot plv. Landsbemiddelaar in het Eilandgebied Sint Maarten.
2.3 Bij brief van 22 maart 2010 aan de Minister van Arbeid van de Nederlandse Antillen heeft UFA het volgende geschreven:<i>”The Board of the UFA is hereby informing the Minister of Labour and Economic Affairs the long overdue pending deadlocks with the following companies: Shipwreck Shop N.V., Divi Little Bay, Mullet Bay Towers, Goddard Catering, ADT, Atrium, ECC, Little Switserland, Carl and Sons, G.E.C. in Statia, Old Gin House in Statia, Youth Care Foundation in Statia.
We hereby urgently requesting the Minister of Labor and Economic Affairs for an extra ordinary Mediator due to the fact they do not have an official Mediator in the Windward Islands, in order to come and solve those long overdue pending Labor problems for the Welfare and Economy of St Maarten and St. Eustatius.
(…).”</i>
2.4 Dit heeft niet tot aanstelling van een buitengewone Landbemiddelaar geleid.
3. Het geschil
3.1 UFA vordert – samengevat – de Gouverneur, de Minister en het Land op straffe van verbeurte van een dwangsom te bevelen om binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis een bijzondere landsbemiddelaar te benoemen voor, danwel de voor Curacao fungerende landsbemiddelaar op zeer korte termijn ter beschikking te stellen van de Bovenwindse Eilanden, kosten rechtens.
3.2 Aan haar vorderingen legt UFA ten grondslag dat de onderhandelingen over de af te sluiten Collectieve Arbeidsovereenkomsten bij een aantal ondernemingen op Sint Maarten en Sint Eustatius zich al geruime tijd in een impasse bevinden en dat bij het uitblijven van een oplossing acties dreigen. Interventie van de plv. Landsbemiddelaar Lopes heeft niet tot resultaat geleid en UFA heeft haar vertrouwen in hem verloren. De benoeming van een bijzondere landsbemiddelaar als bedoeld in artikel 8 lid 1 van de Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946 of ter beschikkingstelling van de Landsbemiddelaar zou de onderhandelingen vlot kunnen trekken, aldus UFA.
3.3 De Gouverneur, de Minister en het Land voeren verweer dat, voor zover van belang, hierna aan de orde zal komen.
4. De beoordeling
4.1 De Gouverneur, de Minister en het Land hebben in de eerste plaats betoogd dat UFA in haar vordering tegen de Gouverneur en de Minister niet-ontvankelijk is. Dat verweer slaagt. De Gouverneur en de Minister hebben als organen van het Land zelf geen rechtspersoonlijkheid en kunnen niet in een burgerlijk geding optreden. Het bepaalde in artikel 8 lid 1 van de Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946 dat de Gouverneur kan overgaan tot de aanwijzing van een bijzondere landsbemiddelaar is niet voldoende om aan te nemen dat dit ambtelijk orgaan terzake van deze bevoegdheid in een procedure voor de burgerlijke rechter kan worden betrokken (vgl. HR 25 november 1983, NJ 1984, 297).
4.2 Het Gerecht zal de vordering gericht tegen het Land bespreken. Het Land heeft als verweer aangevoerd dat het Gerecht zich onbevoegd zou moeten verklaren.
4.3 De bevoegdheid van de burgerlijke rechter is afhankelijk van het voorwerp van geschil. Hij onthoudt zich in beginsel van een oordeel over beleidsvragen. De algemene opdracht van rechtsmacht in burgerlijke zaken aan de rechterlijke macht is gegeven in artikel 42 van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba: <i>“Aan de rechterlijke macht behoort bij uitsluiting de kennisneming van geschillen over burgerlijke zaken en over schuldvorderingen”</i>. Indien de eiser een vordering uit hoofde van bijvoorbeeld onrechtmatige daad of wanprestatie instelt dan is de burgerlijke rechter bevoegd. Dat heeft UFA in de onderhavige zaak niet gedaan. Zij heeft de Minister van Arbeid verzocht een buitengewone landsbemiddelaar te benoemen en bij het uitblijven van een (bevredigende) reactie het Gerecht verzocht het Land te bevelen dit te doen althans te bevelen de Landsbemiddelaar ter beschikking te stellen. De grondslag van haar vordering is – zo begrijpt het Gerecht – de Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946 die voorziet in de benoeming respectievelijk de aanwijzing van een landsbemiddelaar en een bijzondere landsbemiddelaar. Hiermee heeft UFA zich echter niet beroepen op schending van een burgerlijk recht op of een schuldvordering. De burgerlijke rechter – in dit geval de kortgeding rechter – is derhalve niet bevoegd tot kennisneming van het geschil.
4.4 Ten overvloede overweegt het Gerecht het volgende. Volgens onder meer het arrest van de Hoge Raad HR 28 februari 1992, NJ 1992, 687 treedt de burgerlijke rechter in beginsel terug indien voor eiser een bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat. Dat laatste is naar het voorlopig oordeel van het Gerecht het geval. Indien de minister van arbeid een beschikking heeft gegeven naar aanleiding van de brief van UFA van 22 maart 2010 zomede wanneer de minister (fictief) heeft geweigerd te beschikken, stond voor UFA beroep open bij de administratieve rechter. Hieruit volgt dat voorzover het Gerecht bevoegd zou zijn van het geschil kennis te nemen, het UFA niet-ontvankelijk zou hebben verklaard op de grond dat haar een administratieve rechtsgang ter beschikking stond.
4.5 Als de in het ongelijk gestelde partij zal UFA worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1 verklaart UFA niet ontvankelijk in haar vordering tegen de Gouverneur en de Minister;
5.2 verklaart zich onbevoegd van het geschil tegen het Land kennis te nemen;
5.3 veroordeelt UFA in de proceskosten aan de zijde van de Gouverneur, de Minister en het Land tot op heden begroot op NAfl. 1.000,-- aan salaris gemachtigde;
5.4 verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Thierry, rechter in dit gerecht en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2010 in aanwezigheid van de griffier.