ECLI:NL:OGHACMB:2014:1

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 januari 2014
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
HAR 222/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van rechter wegens vermeende partijdigheid en valsheid in geschrift

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, werd op 6 januari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. A.N.G.N.E. Mijnssen. De verzoekers, aangeduid als [verzoeker 1] en [verzoeker 2], stelden dat de rechter niet onpartijdig was vanwege een incident dat zich 14 jaar eerder had voorgedaan, waarbij volgens hen valsheid in geschrift was gepleegd. De wrakingsprocedure volgde op een zitting van 17 december 2013, waar de verzoekers hun bezwaren tegen de rechter naar voren brachten. Ze voerden aan dat er in een beschikking van 4 november 1999 onjuiste informatie was opgenomen, wat zou wijzen op een gebrek aan integriteit van de rechter.

Het Hof oordeelde dat de beschuldigingen van de verzoekers niet voldoende onderbouwd waren. De rechter had verklaard dat het om een vergissing ging en dat er geen opzet in het spel was. De verzoekers konden niet aantonen dat de rechter hen op enige wijze benadeeld had, noch dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. Het Hof benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

De verzoeken tot wraking werden afgewezen, en het Hof concludeerde dat de fouten die in het verleden waren gemaakt, niet duidden op een vooringenomenheid van de rechter. De beslissing werd genomen door de rechters A.J. Beukenhorst, P.W. van Schendel en I.W.M. Laurijssens, en werd in het openbaar uitgesproken in Curaçao.

Uitspraak

Zaaknummer: HAR 222/13
Uitspraak: 6 januari 2014

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
op de verzoeken van:

[verzoeker 1] en

[verzoeker 2],
verzoekers
,
gemachtigde: mr. E.F. Sulvaran,
tot wraking van:

mr. A.N.G.N.E. MIJNSSEN,

Verloop van de procedure

Op de terechtzitting van het Gemeenschappelijk Hof van 17 december 2013 zijn om 15.00 uur respectievelijk 15.30 uur de mondelinge behandelingen geappointeerd van verzoeken tot uitlevering van [verzoeker 1], respectievelijk [verzoeker 2].
Volgens de op 13 december 2013 bekend gemaakte zittingsrol zouden deze zaken worden behandeld door mrs. E.M. van der Bunt, H.J. van Kooten en M.C.B. Hubben.
Later is mr. Van Kooten vervangen door mr. A.N.G.N.E. Mijnssen.
Meteen na aanvang van de behandelingen hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] mondeling de wraking verzocht van mr. Mijnssen, omdat deze valsheid in geschrift heeft gepleegd.
Bij op 18 december 2013 binnengekomen verzoekschriften artikel 508 dan wel 504 Wetboek van Strafvordering met bijlagen hebben zij hun verzoeken toegelicht en subsidiair verzocht aan mr. Mijnssen om zich te verschonen.
De mondelinge behandeling van de wrakingsverzoeken heeft plaatsgevonden op 19 december 2013. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn daar verschenen bij gemachtigde, die heeft laten weten dat zijn cliënten ervan afzien om zelf bij de behandeling en de uitspraak aanwezig te zijn. Mr. Mijnssen is in persoon verschenen.
De gemachtigde heeft de verzoeken toegelicht overeenkomstig de overgelegde schriftelijke toelichtingen en heeft nog een aantal stukken overgelegd.
Mr. Mijnssen heeft te kennen gegeven dat het om een zaak van 14 jaar geleden gaat, waaraan hij geen duidelijke herinneringen meer heeft. Kennelijk is voor de beschikking een model gebruikt en is het tekstblok dat de verdachte en zijn raadsman ter zitting zijn gehoord ten onrechte blijven staan, waarna nog is geprobeerd dat te rectificeren.
Er is sprake van een vergissing, overigens begaan door drie leden van het Hof, waardoor de toenmalige cliënt van mr. Sulvaran niet is benadeeld. Het was ook niet de bedoeling de cliënt van mr. Sulvaran op enigerlei wijze te benadelen. Toen hij enige jaren later weer naar Curaçao kwam is de zaak uitvoerig besproken met leden van de Orde. Ook toen is vastgesteld dat het om een vergissing ging. Van opzet is geen sprake en zijn onpartijdigheid heeft dan ook geen schade geleden door het gebeurde in 1999, aldus
mr. Mijnssen. Hij ziet daarin evenmin aanleiding om zich te verschonen.
Beoordeling
1.
Als grond voor de wraking van mr. Mijnssen voeren [verzoeker 1] en [verzoeker 2] aan dat bij hen de vrees bestaat dat hij niet onpartijdig is, omdat hij in het verleden valsheid in geschrift heeft gepleegd. In een beschikking van het Gemeenschappelijk Hof, op 4 november 1999 te Sint Maarten naar aanleiding van een bezwaarschrift tegen de dagvaarding gegeven door mrs. Mijnssen, De Boer en Saleh, staat namelijk in strijd met de waarheid dat verdachte, zijn raadsman en de procureur-generaal ter zitting zijn gehoord en ook wat de verdachte daar heeft betoogd. De raadsman (mr. Sulvaran) bevond zich toen echter te Curaçao en de verdachte zat thuis. De PG was zeker ook niet aanwezig. In de beschikking van het Hof zijn dan ook regelrechte onwaarheden en leugens opgenomen. Het is volstrekt duidelijk dat dit, onder aanvoering van mr. Mijnssen, opzettelijk is gebeurd. Overigens waren de verdachte en zijn raadsman niet aanwezig omdat de officier van justitie naar aanleiding van het bezwaarschrift had laten weten een nieuwe dagvaarding te zullen uitvaardigen, onder intrekking van de oude. Niet alleen nam het Hof aldus kennis van een bezwaarschrift tegen een reeds ingetrokken dagvaarding, er werd ook beslist in weerwil van artikel 294 lid 2 Sv, dat bepaalt dat de verdachte en de procureur-generaal worden gehoord. Naderhand werd alsnog een beschikking toegezonden, waarin was doorgehaald dat de verdachte en zijn raadsman ter zitting aanwezig waren, wat ook niet zomaar kan. Een rechter kan zich vergissen, maar liegen doet hij nooit. Het vervalsen van een beschikking is keihard liegen. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] willen niet het risico lopen de dupe te worden van een rechter die in het verleden met deze op valsheid in geschrift lijkende gedragingen heeft aangetoond het niet erg nauw te nemen met de eerlijkheid.
2.
Volgens artikel 508 Wetboek van Strafvordering is wraking mogelijk indien er ten aanzien van een rechter feiten of omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid ernstig schade zou kunnen lijden.
3.
Bij de beoordeling hiervan moet uitgangspunt zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens één partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.
De ernstige beschuldigingen door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] staan of vallen met de beweerde opzettelijkheid van het gebeurde in 1999. Alleen in geval van opzet zou immers sprake kunnen zijn van vervalsen en liegen. Voor de conclusie dat in de beschikking van 4 november 1999 met opzet of welbewust onjuistheden zijn vermeld is echter geen enkel aanknopingspunt te vinden. Wat overblijft zijn fouten, zowel in de beschikking, als bij een poging die te herstellen. Fouten waarvan de toenmalige cliënt van mr. Sulvaran bovendien geen schade of ander nadeel heeft ondervonden. Die fouten hoeven niet te worden gebagatelliseerd, maar leveren geen aanwijzing op dat mr. Mijnssen, als één van de rechters die ze maakte, ten opzichte van verzoekers enige vooringenomenheid koestert, noch dat de bij verzoekers bestaande vrees dat mr. Mijnssen ten opzichte van hen een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
De verzoeken zijn dan ook ongegrond.
5.
Het is aan de rechter zelf of hij verzoekt zich te mogen verschonen. Het subsidiaire verzoek wordt dan ook opgevat als gericht tot mr. Mijnssen, zodat daarop niet zal worden beslist.

Beslissing

Het Hof
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J. Beukenhorst, P.W. van Schendel en
I.W.M. Laurijssens, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 6 januari 2014.