In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, werd op 6 januari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. A.N.G.N.E. Mijnssen. De verzoekers, aangeduid als [verzoeker 1] en [verzoeker 2], stelden dat de rechter niet onpartijdig was vanwege een incident dat zich 14 jaar eerder had voorgedaan, waarbij volgens hen valsheid in geschrift was gepleegd. De wrakingsprocedure volgde op een zitting van 17 december 2013, waar de verzoekers hun bezwaren tegen de rechter naar voren brachten. Ze voerden aan dat er in een beschikking van 4 november 1999 onjuiste informatie was opgenomen, wat zou wijzen op een gebrek aan integriteit van de rechter.
Het Hof oordeelde dat de beschuldigingen van de verzoekers niet voldoende onderbouwd waren. De rechter had verklaard dat het om een vergissing ging en dat er geen opzet in het spel was. De verzoekers konden niet aantonen dat de rechter hen op enige wijze benadeeld had, noch dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. Het Hof benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De verzoeken tot wraking werden afgewezen, en het Hof concludeerde dat de fouten die in het verleden waren gemaakt, niet duidden op een vooringenomenheid van de rechter. De beslissing werd genomen door de rechters A.J. Beukenhorst, P.W. van Schendel en I.W.M. Laurijssens, en werd in het openbaar uitgesproken in Curaçao.