ECLI:NL:OGHACMB:2018:269

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
P-2017/01926 H-130/2017
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in strafzaak met betrekking tot vuurwapens en verdovende middelen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de verdachte op 9 juni 2017 volledig werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht om het vonnis te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De zaak betreft de inbeslagname van vuurwapens en verdovende middelen die bij de verdachte zijn aangetroffen.

Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. F.A.P.M. van Deutekom, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. S.O.R.‘G. Faarup. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair toepassing van het jeugdstrafrecht. Het hof heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de ten laste gelegde feiten, in tegenstelling tot het gerecht in eerste aanleg.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking van zijn woning, wat in tegenstelling staat tot de beweringen van de verdediging. De in beslag genomen voorwerpen zijn als bewijs toegelaten, en het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk. Tevens zijn de in beslag genomen vuurwapens en verdovende middelen onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

Zaaknummer: H-130/2017

Parketnummer: P-2017/01926
Uitspraak: 5 februari 2018 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 9 juni 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
[adres].
Hoger beroep
Het gerecht in eerste aanleg heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde geheel vrijgesproken. Voorts heeft het gerecht in eerste aanleg de onder de verdachte in beslag genomen vuurwapens en verdovende middelen aan het verkeer onttrokken.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. F.A.P.M. van Deutekom, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. S.O.R.‘G. Faarup, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd en in zijn schriftelijk requisitoir toegelicht dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan 6 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede reclasseringstoezicht voor de duur van de proeftijd. Zijn vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen vuurwapens, munitie en verdovende middelen.
De raadsman voert het woord ter verdediging en bepleit primair vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten en subsidiair bepleit hij toepassing van het jeugdstrafrecht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof komt anders dan het gerecht in eerste aanleg tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Het vonnis kan daarom niet in stand blijven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd
:
1. dat hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2017 tot en met 17 februari 2017, althans op of omstreeks 17 februari 2017 in Aruba, voorhanden heeft gehad
- twee revolvers (van het model [wapenmodel] met serienummer 773955, kaliber [wapennummerl] en
/ofvan het merk [wapenmerk], model [wapenmodel], kaliber [wapennummerl]), in elk geval twee vuurwapens, en/of
- zes patronen,
zijndein elk gevalmunitie,
als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
(artikel 3 van de Vuurwapenverordening)
2. dat hij op of omstreeks 17 februari 2017 in Aruba, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen I en/of IV, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen)
3. dat hij op of omstreeks 17 februari 2017 in Aruba, opzettelijk hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen I en/of IV, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen)
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. dat hij in
of omstreeksde periode van 17 januari 2017 tot en met 17 februari 2017
, althans op of omstreeks 17 februari 2017in Aruba, voorhanden heeft gehad
- twee revolvers (van het model [wapenmodel] met serienummer 773955, kaliber [wapennummerl] en/of van het merk [wapenmerk], model [wapenmodel], kaliber [wapennummerl]), in elk geval twee vuurwapens, en
/of
- zes patronen, in elk geval munitie,
als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
2. dat hij op
of omstreeks17 februari 2017 in Aruba, opzettelijk een hoeveelheid cocaine, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen I en/of IV,
althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld,in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
3. dat hij op
of omstreeks17 februari 2017 in Aruba, opzettelijk hennep,
althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt,als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen I en/of IV,
althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, in bezit en/of aanwezig heeft gehad;
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte evenals in eerste aanleg van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de huiszoeking in de woning van de verdachte is uitgevoerd zonder dat van een redelijk vermoeden van het plegen van een strafbaar feit sprake was, zonder de vereiste machtiging en zonder dat de verdachte voor de zoeking toestemming heeft gegeven. Naar het oordeel van de raadsman levert dit een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 413 Sv, hetgeen volgens de raadsman ertoe dient te leiden dat al hetgeen bij voornoemde onrechtmatige zoeking is aangetroffen dient te worden uitgesloten van het bewijs.
Standpunt procureur generaal
Samenvattend is de procureur-generaal anders dan het gerecht in eerste aanleg met de officier van justitie van mening dat tot een bewezenverklaring had behoren te worden gekomen en op onjuiste gronden tot een bewijsuitsluiting ten aanzien van de bij de doorzoeking aangetroffen vuurwapens, patronen en verdovende middelen is gekomen.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Het betreden en doorzoeken van de woning
Op 17 februari 2017 zagen de verbalisanten een persoon, naar later bleek de verdachte, op de muur van een erf zitten met twee schoudertassen. Op het moment dat de verdachte zag dat de verbalisanten hem benaderden, liep hij weg en verdween hij achter zijn woning. Toen de verbalisanten de verdachte daarna weer in het zicht kregen, bemerkten zij dat hij nog maar één schoudertas bij zich had. Uit het ambtsedig proces-verbaal blijkt dat door het gedrag van de verdachte bij de verbalisanten het vermoeden rees dat de verdachte de andere schoudertas mogelijk in of achter de woning had verscholen, omdat deze illegale goederen bevatte. Het hof is anders dan de procureur-generaal en de raadsman van oordeel dat de door de verbalisanten gerelateerde feiten en omstandigheden voldoende grond vormen voor de aanwezigheid van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit.
Thans is de vraag aan de orde of de verdachte aan de verbalisanten toestemming heeft gegeven om zijn woning te doorzoeken. In tegenstelling tot het gerecht in eerste aanleg acht het hof voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte toestemming aan de verbalisanten heeft verleend tot het verrichten van de doorzoeking in zijn woning. Dit blijkt allereerst uit het ambtsedig proces-verbaal van 17 februari 2017 van de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. Voorts blijkt uit het verhoor van de verdachte van 18 februari 2017 afgenomen door brigadier [brigadier] dat de verdachte de politie toestemming had gegeven om in zijn woning te controleren. In het uitgebreide verhoor van de verdachte van 19 februari 2017 afgenomen door verbalisant [verbalisant 4] verklaart de verdachte als volgt: ”ik gaf de politie toestemming om in mijn woning te gaan controleren.”
Eerst ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte betoogd dat hij nooit daartoe toestemming heeft verleend en dat processen-verbaal waarin dit wordt gerelateerd of hiernaar wordt verwezen, niet door hem zijn ondertekend. Mede gelet op zijn eerdere verklaringen terzake en het feit dat de verdachte zijn eigen handtekening onder een van de processen-verbaal heeft herkend, nadat deze aan hem zijn voorgehouden, terwijl ook overigens niet is onderbouwd waarom of op welke wijze een ander dan de verdachte de desbetreffende processen-verbaal zou hebben ondertekend, acht het hof aannemelijk geworden dat de verdachte aan de verbalisanten toestemming heeft verleend voor het betreden en doorzoeken van zijn woning.
Omvang en aard van de doorzoeking
De verdediging heeft betoogd dat, voor zover het binnentreden door het hof niet onrechtmatig wordt geacht, de verbalisanten de grenzen van een rechtmatige doorzoeking en in beslagname hebben overschreden. Naar het oordeel van de verdediging zou ook dit een vormverzuim in de zin van artikel 413 Sv opleveren, hetgeen tot bewijsuitsluiting dient te leiden. In het onderhavige geval is het hof van oordeel dat blijkens het opgemaakt proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] voornoemde grenzen niet zijn overschreden nu de inbeslaggenomen voorwerpen zonder een vergaande en ernstig op de privacy inbreuk makende doorzoeking duidelijk zichtbaar waren.
Nu het hof van oordeel is dat de inbeslaggenomen voorwerpen toelaatbaar zijn om als bewijs te worden gebezigd, acht het hof, in samenhang met de overige bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlaste gelegde feiten heeft gepleegd.
Toepassing jeugdstrafrecht?
De raadsman heeft in het geval het hof tot een bewezenverklaring komt toepassing van het jeugdstrafrecht bepleit. Het hof wijst dit verzoek af nu daartoe geen grond te vinden is in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in:
feit 1: artikel 3 juncto 11 van de Vuurwapenverordening;
feit 2: artikel 3 juncto 11 van de Landsverordening verdovende middelen en
feit 3: artikel 4 juncto 11 van de Landsverordening verdovende middelen.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd;
feit 2 : opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen;
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met artikel 4 van de Landsverordening verdovende middelen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Vuurwapenbezit is gevaarlijk in een samenleving die steeds gewelddadiger wordt. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving mee.
Cocaïne en hennep zijn stoffen die zeer schadelijk zijn voor de gebruikers ervan. Bovendien leidt het gebruik van cocaïne en hennep direct en indirect tot vele andere vormen van criminaliteit en vormen deze aldus een groot maatschappelijk probleem. De verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name zijn jeugdige leeftijd en het feit dat uit het reclasseringsrapport blijkt dat een gedwongen begeleiding hem zou kunnen helpen andere keuzes te maken, geven aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarnaast zal het hof een werkstraf opleggen.
In beslag genomen voorwerpen
De in beslag genomen vuurwapens, munitie en verdovende middelen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. De voorwerpen behoren immers toe aan de verdachte en met behulp daarvan is het bewezen verklaarde begaan. Het ongecontroleerde bezit van de voorwerpen is bovendien in strijd met de wet en/of het algemeen belang. Het hof zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:22, 1:45, 1:46, 1:62, 1:74, 1:75, 1:123, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht Aruba.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis van het gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van 240
(tweehonderdveertig) uren, te voltooien binnen één jaar na het onherroeplijk worden van dit vonnis, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
540 (vijfhonderdveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
428 (vierhonderdachtentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 1:18 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen vuurwapens, munitie en verdovende middelen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. T.E. van der Spoel, S.A. Carmelia en F.W.J. Meijer, leden van het hof, bijgestaan door S.M. La Croes-Virginia, (zittings)griffier, en op
5 februari 2018 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het hof in Aruba.
uitspraakgriffier: