Uitspraak
1.Procesverloop
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskostenvergoeding en griffierecht
6.Beslissing
bevestigtde uitspraak van het Gerecht.
datum-stempel) aan partijen verzonden.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, de directeur en enig aandeelhouder van Y Holding BV, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 2010, opgelegd door de Inspecteur der Belastingen in Curaçao. De navorderingsaanslag is gebaseerd op een belastbaar inkomen van NAf 107.383, met een nagevorderde belasting van NAf 20.940. Belanghebbende betwist de navorderingsaanslag en stelt dat hij zijn geldvordering op Holding JR reeds in 2008 heeft ingebracht in de vennootschap Z Ltd, waardoor hij in 2010 geen rentebate zou hebben genoten. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat deze overdracht daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Tijdens de zitting heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende heeft documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn stelling, maar het Hof oordeelt dat de bewijsvoering onvoldoende is. De verklaring van belanghebbende en zijn zoon, alsook de notariële akte van statutenwijziging, bieden geen duidelijkheid over de datum van de overdracht van de geldvordering. Het Hof concludeert dat belanghebbende gedurende het gehele jaar 2010 een geldvordering had op Holding JR, waarover hij een rentebate heeft genoten. Daarom wordt de navorderingsaanslag 2010 in stand gehouden.
Het Hof wijst het hoger beroep van belanghebbende af en bevestigt de uitspraak van het Gerecht. Er wordt geen proceskostenvergoeding of griffierecht toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 november 2019.