ECLI:NL:OGHACMB:2019:232
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling van het aan hypotheekhouder uit te keren bedrag in civiele procedure
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van een appellant, wonende in de Verenigde Staten, tegen de naamloze vennootschap Fatum General Insurances Aruba N.V. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.J.M. Lotter Homan, was oorspronkelijk eiser en vorderde een bedrag dat door Fatum aan hem moest worden uitgekeerd op basis van een hypotheekovereenkomst. Fatum, vertegenwoordigd door mr. M.R. Hammoud, was oorspronkelijk gedaagde en thans geïntimeerde. De procedure volgde op een tussenvonnis van 24 juli 2018, waarin het Hof de appellant had verzocht om zich uit te laten over de opbouw van het gevorderde bedrag.
In de beoordeling van de zaak heeft het Hof vastgesteld dat de deelbetalingen en de gekapitaliseerde rente, zoals door de appellant gepresenteerd, niet of onvoldoende door Fatum zijn bestreden. Het Hof heeft de relevante bedragen vastgesteld op basis van de geldleningsovereenkomst en de daaropvolgende betalingen, waarbij het belang van de appellant als hypotheekhouder per 1 september 2013 werd vastgesteld op een bedrag van US$ 753.934,49. Het Hof heeft ook rekening gehouden met de onderhandse executieverkoop en de terugbetaling van een voorschot door Fatum aan de appellant.
Uiteindelijk heeft het Hof geoordeeld dat Fatum aan de appellant een bedrag van US$ 238.596,93 moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 december 2013. Het Hof heeft de eerdere vonnissen van 11 februari 2015 en 9 maart 2016 vernietigd en Fatum veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties. Dit vonnis is uitgesproken op 22 oktober 2019.