ECLI:NL:OGHACMB:2020:257

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
VUR2020H00086
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verdeling van huwelijksgoederen en verrekening van pensioenen na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, uitgesproken op 17 februari 2020. De vrouw, in eerste aanleg gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, heeft op 26 maart 2020 een akte van appel ingediend. In haar memorie van grieven heeft zij twee grieven aangevoerd tegen de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de verrekening van pensioenen. De man, in eerste aanleg eiser in conventie en verweerder in reconventie, heeft de grieven bestreden en verzocht het vonnis te bevestigen.

De procedure heeft zich verder ontwikkeld met pleitnotities van beide partijen. Het Hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep tijdig en op de juiste wijze is ingesteld. De huwelijksgoederengemeenschap is ontbonden op 29 mei 2017, de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding, en het huwelijk is op 6 december 2017 geëindigd.

Het Hof heeft de grieven van de vrouw beoordeeld. Grief 1, die betrekking heeft op de inboedel van het echtelijk huis, werd verworpen. Het Gerecht had de waarde van de inboedel vastgesteld en de vrouw had geen voldoende onderbouwing gegeven voor een herziening van deze beslissing. Grief 2, over de pensioenen, werd eveneens afgewezen. Het Hof oordeelde dat de wijze van verrekening van de pensioenen aan de rechter is, en dat de man niet in staat is om een eenmalige betaling te doen. Daarom is besloten tot betaling in maandelijkse termijnen.

Het Hof bevestigde het vonnis waarvan beroep en compenseerde de proceskosten in appel, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 17 november 2020 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR201802694 - CUR2020H00086
Uitspraak: 17 november 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van
[APPELLANTE]
wonende in Curaçao,
hierna: de vrouw,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, thans appellante,
gemachtigde: mr. R.S.M. Moenir Alam,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende in Curaçao,
hierna: de man,
in eerste aanleg eiser in conventie, verweerder in reconventie, thans geïntimeerde,
procederende in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij een op 26 maart 2020 per e-mail ingezonden en vervolgens op 16 juli 2020 ter griffie ingediende akte van appel is de vrouw in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 17 februari 2020 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij een op 6 mei 2020 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft de vrouw twee grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis gedeeltelijk zal vernietigen en de gelaste verdeling zal aanpassen, aldus dat de toedeling van de inboedel aan de vrouw tegen vergoeding van de overbedeling ad NAf 2.500,- (onderdeel c van het dictum) dient te komen vervallen met toedeling aan de vrouw van een extra bedrag van NAf 2.500,- plus de kosten die zij heeft moeten maken voor de aanschaf van nieuwe inboedel en het dictum onder 9 te vervangen door de volgende bepaling: “gelast partijen hun respectievelijke pensioenverzekeraars te machtigen om over te gaan tot de (onmiddellijke) verdeling van het pensioen (per datum vonnis) en om dat deel dat aan de voormalige partner toekomt rechtstreeks aan die partner te betalen”, kosten rechtens.
1.3
Bij memorie van antwoord heeft de man de grieven bestreden. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, kosten rechtens.
1.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd.
1.5
Vonnis is gevraagd en bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Het hoger beroep is - mede gelet op de Corona-problematiek - tijdig en de op de juiste wijze ingesteld met de door de vrouw ingediende akte van appel. Zij is daarom, anders de man betoogt, ontvankelijk in haar appel. Ook de memorie van grieven en de memorie van antwoord zijn binnen de wettelijke termijn van zes weken ingekomen zodat het Hof van die stukken kennis kan nemen.
2.2
Partijen zijn gewezen echtelieden. Hun huwelijk is door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 6 december 2017 geëindigd. De tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap is op 29 mei 2017, de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding, ontbonden.
2.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de wijze van verdeling van de gemeenschap vastgesteld. Tegen die verdeling heeft de vrouw twee grieven gericht.
2.4
Grief 1 betreft de inboedel van het echtelijk huis. Het Gerecht heeft de verdeling en de waardering van die inboedel met partijen besproken op de comparitie en in het tussenvonnis van 24 juni 2019 als voorgenomen wijze van verdeling vermeld: toedeling aan de vrouw tegen een waarde van NAf 5.000,-tegen vergoeding van de helft van die waarde aan de man wegens overbedeling. Nadat daarop geen commentaar was gekomen, heeft het Gerecht de verdeling overeenkomstig zijn voornemen vastgesteld. De vrouw woonde toen nog in het huis en kon dus goed beoordelen wat de inboedel (haar) waard was. Dat de waarde van de inboedel thans lager zou zijn omdat de man deze heeft weggegooid, is geen reden om de beslissing te herzien, nu uit de stellingen van de vrouw niet kan worden opgemaakt dat en op welke wijze de man haar heeft belet om de inboedel - of de delen daarvan die zij wenste te behouden - mee te nemen toen zij het huis overdroeg aan de man. Grief 1 leidt dus niet tot vernietiging van het bestreden vonnis.
2.5
Grief 2, inzake de pensioenen en in het bijzonder dat van de man, slaagt evenmin. Hoe verrekening plaatsvindt bepaalt de rechter - met een grote mate vrijheid - aan de hand van de redelijkheid en billijkheid. Gangbare methoden zijn de betaling of verrekening van de contante waarde op de peildatum (methode 1, waarvoor anders dan de man meent niet van belang is of de verrekeningsplichtige partner de pensioengerechtigde leeftijd al heeft bereikt en het pensioen al wordt uitgekeerd) en toekenning van een (voorwaardelijk) recht op betaling van het aan de andere partner toekomende deel van het pensioen, al dan niet te effectueren door een verzoek tot rechtstreekse uitkering aan de pensioenverzekeraar (methode 2). Wat de vrouw miskent, is dat de betaling ineens van methode 1 door de man zal moeten worden opgebracht; hij koopt daarmee de aanspraak van de vrouw af opdat hij op termijn zijn volledige pensioenuitkering mag houden. Uitbetaling van dat bedrag door het pensioenfonds is dus geen optie die de vrouw kan kiezen.
2.6
De stellingen van de man - die inhouden dat hij het geld om de vrouw uit te kopen wat betreft het huis bij familie heeft moeten lenen, alsmede dat hij nog geen pensioen geniet en van zijn salaris een nieuwe partner moet onderhouden zodat hij geen draagkracht heeft om nog langer alimentatie te betalen - impliceren dat de man deze betaling ineens niet kan opbrengen naast het door hem aan de vrouw te betalen bedrag aan overbedeling. Ook niet door verrekening met zijn aanspraak op het pensioen van de vrouw, die immers een heel stuk lager is. Om die reden heeft het Gerecht een betaling in maandelijkse termijnen bepaald. Die manier van verrekenen acht ook het Hof het meest passend. De voorkeur van de vrouw is op dit punt niet doorslaggevend. Dat het nog jaren duurt voordat de man met pensioen gaat en het op deze manier maar afwachten is of het ooit tot uitkering komt, pleit eerder voor methode 2 dan, zoals de vrouw kennelijk meent, voor methode 1.
2.7
Het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd, met de in echtscheidingszaken als deze gebruikelijke compensatie van de kosten in appel.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
compenseert de proceskosten in appel, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, F.W.J. Meijer en
O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 17 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.