ECLI:NL:OGHACMB:2020:294

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
BON2019H00034
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van kinderalimentatie afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 15 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De vader, die in hoger beroep was gekomen, had verzocht om de kinderalimentatiebijdrage te verlagen naar nihil en om terugbetaling van reeds betaalde alimentatie. De moeder had geen verweerschrift ingediend, maar was wel aanwezig tijdens de mondelinge behandeling. Het Hof oordeelde dat de vader niet-ontvankelijk was verklaard in eerste aanleg en dat er geen reden was om de zaak terug te verwijzen. Het Hof benadrukte dat het aan de vader lag om aannemelijk te maken dat de alimentatiebeschikking niet meer aan de wettelijke maatstaven voldeed. De vader had echter geen financiële openheid van zaken gegeven en zijn verzoek was onvoldoende onderbouwd. Het Hof concludeerde dat er geen wijziging van omstandigheden was die de wijziging van de kinderalimentatie kon rechtvaardigen. De bestreden beschikking werd vernietigd en het verzoek van de vader werd afgewezen, met compensatie van de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN OVER 2020 BESCHIKKING NO.
UITSPRAAK: 15 december 2020
ZAAKNR: BON201900122 – BON2019H00034
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking in de zaak van:
[Appellant],
wonend in Bonaire,
voorheen verzoeker, thans appellant,
hierna te noemen: de vader,
procederend in persoon,
-tegen-
[Geïntimeerde],
wonend in Bonaire,
voorheen verweerster, thans geïntimeerde,
hierna te noemen: de moeder,
procederend in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Verwezen wordt naar de op 31 juli 2019 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg BES, zittingsplaats Bonaire (hierna: het Gerecht). De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2
De vader is in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking door indiening op 5 augustus 2019 van een beroepschrift. Nadien heeft de vader nog op verschillende data verschillende documenten ingediend.
1.3
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4
Op 15 oktober 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, per videoconference. Het Hof bevond zich in Curaçao. De vader en de moeder zijn verschenen in het gerechtsgebouw te Bonaire. Bij die gelegenheid hebben zij hun standpunten nader toegelicht en vragen van het Hof beantwoord.
1.5
Uitspraak is bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.De beoordeling

3.1
Partijen zijn de ouders van de thans minderjarige [Naam] (geboren op [datum] 2009 te Bonaire) (hierna: de minderjarige).
3.2
Bij beschikking van het Gerecht van 21 januari 2015 (E28/2014) is – voor zover voor deze zaak van belang – de door de vader verschuldigde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna: kinderalimentatie) bepaald op US$ 1.000,- per maand (hierna: de alimentatiebeschikking).
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft het Gerecht de vader wegens strijd met artikel 111 lid 2 sub d Rv BES niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingediende verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie en ten overvloede overwogen – samengevat – dat onvoldoende (onderbouwd) is gesteld dat de alimentatiebeschikking van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord (in de zin van artikel 1:401 lid 4 BW BES) en dat onvoldoende (onderbouwd) is gesteld dat van een relevante wijziging van omstandigheden sprake is (in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW BES).
3.4
In hoger beroep heeft de vader de beschikking bestreden en verzocht, zoals het Hof heeft begrepen uit zijn mondelinge toelichting ter zitting, om de kinderalimentatiebijdrage tot nihil te verlagen en de moeder te veroordelen tot terugbetaling van reeds betaalde alimentatiebijdragen. De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.5
Allereerst overweegt het Hof dat de omstandigheid dat het Gerecht aan een inhoudelijke beslissing niet is toegekomen door de vader niet-ontvankelijk te verklaren, er niet toe leidt dat de zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht (zie artikel 282 Rv BES). In de omstandigheid dat het Gerecht in zijn overwegingen ten overvloede wel de aan het verzoek ten grondslag liggende stellingen inhoudelijk heeft besproken, acht het Hof termen aanwezig om de zaak zelf af te doen.
3.6
Bij de beoordeling van de zaak stelt het Hof voorop dat het op de weg van degene die wijziging van een alimentatiebeschikking verzoekt, in dit geval dus de vader, ligt om aannemelijk te maken dat de uitspraak niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet dan wel van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. De vader heeft zijn (niet steeds samenhangende) stellingen omtrent uitgevoerde werkopdrachten, de inkomsten daaruit en de acquisitie van nieuwe opdrachten, niet onderbouwd. Evenmin heeft hij daarop betrekking hebbende bescheiden overgelegd, zoals belastingaangiftes en -aanslagen en bankafschriften. Aldus heeft de vader evenals in eerste aanleg ook in hoger beroep geen financiële openheid van zaken gegeven. Zijn verzoek is daarmee voor wat betreft de inkomstenkant onvoldoende onderbouwd.
3.7
De vader heeft zijn ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebrachte stelling dat de behoefte van de minderjarige slechts US$ 475,- bedraagt, hetgeen door de moeder gemotiveerd is betwist, evenmin onderbouwd. Aldus kan aan de uitgavenkant ook niet worden vastgesteld dat sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de alimentatiebeschikking heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen dan wel van onjuiste/onvolledige gegevens waardoor de alimentatiebeschikking van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan.
3.8
Het beroep van de vader op artikel 1:401 lid 5 BW BES faalt sowieso. Immers, er is geen sprake van een alimentatieovereenkomst maar van een rechterlijke bepaling van de kinderalimentatie.
3.9
Het beroep van de vader op de artikelen 1:81 en 1:82 BW BES faalt, nu die bepalingen gelden binnen het huwelijk en niet na de ontbinding daarvan.
3.1
Voor zover de vader met zijn beroep op artikel 1:392 BW BES heeft beoogd te betogen dat geen recht op kinderalimentatie bestond omdat van behoeftigheid van de minderjarige (in de zin van onvoldoende middelen ter beschikking hebben voor levensonderhoud) geen sprake was, gaat dat betoog niet op. De onderhoudsverplichting van ouders geldt ook als de minderjarige niet behoeftig is, zo volgt uit artikel 1:392 lid 2 BW BES.
3.11
De conclusie luidt dat het verzoek van de vader niet tot wijziging van de kinderalimentatie kan leiden.
3.12
Uit het bovenstaande volgt dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd en het verzoek van de vader alsnog zal worden afgewezen. Gelet op de aard van het geschil en de hoedanigheid van partijen, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst het verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie af;
compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mrs. E.M. van der Bunt, Th.G. Lautenbach en S.M. Christiaan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Bonaire op 15 december 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.