ECLI:NL:OGHACMB:2020:295
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- E.M. van der Bunt
- M.W. Scholte
- Th.G. Lautenbach
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake onrechtmatige hinder door uitbouw appartement en vordering tot afbraak
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door twee appellanten tegen twee geïntimeerden. De appellanten, oorspronkelijk gedaagden in conventie en eiseressen in reconventie, hebben een vordering tot afbraak van een uitbouw van hun appartement ingediend. De zaak is eerder behandeld in een tussenvonnis van 15 mei 2020, waarin het Hof de appellanten de gelegenheid heeft geboden om bewijs te leveren van hun stelling dat de hinder die door de uitbouw wordt veroorzaakt, niet onrechtmatig is. Op 22 oktober 2020 hebben de appellanten echter laten weten dat zij geen getuigen meer willen horen en dat zij afzien van bewijslevering. Hierop hebben de geïntimeerden vonnis gevraagd.
Het Hof heeft in zijn beoordeling bevestigd dat de hinder die door de uitbouw wordt veroorzaakt, onrechtmatig is, tenzij de geïntimeerden toestemming hebben gegeven voor de uitbouw. Aangezien de appellanten niet in staat zijn gebleken om bewijs te leveren voor hun stelling, heeft het Hof geoordeeld dat de vordering tot afbraak van de geïntimeerden terecht is toegewezen. Het Hof heeft ook geoordeeld dat de gewijzigde reconventionele vorderingen van de appellanten deels toewijsbaar zijn, met uitzondering van enkele onderdelen die zijn afgewezen.
De beslissing van het Hof houdt in dat het bestreden vonnis wordt bevestigd, dat de studio als gemeenschappelijk gedeelte van het gebouw wordt verklaard, en dat de overige vorderingen van de appellanten worden afgewezen. De appellanten worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.