ECLI:NL:OGHACMB:2020:295

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
SXM2018H00063
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onrechtmatige hinder door uitbouw appartement en vordering tot afbraak

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door twee appellanten tegen twee geïntimeerden. De appellanten, oorspronkelijk gedaagden in conventie en eiseressen in reconventie, hebben een vordering tot afbraak van een uitbouw van hun appartement ingediend. De zaak is eerder behandeld in een tussenvonnis van 15 mei 2020, waarin het Hof de appellanten de gelegenheid heeft geboden om bewijs te leveren van hun stelling dat de hinder die door de uitbouw wordt veroorzaakt, niet onrechtmatig is. Op 22 oktober 2020 hebben de appellanten echter laten weten dat zij geen getuigen meer willen horen en dat zij afzien van bewijslevering. Hierop hebben de geïntimeerden vonnis gevraagd.

Het Hof heeft in zijn beoordeling bevestigd dat de hinder die door de uitbouw wordt veroorzaakt, onrechtmatig is, tenzij de geïntimeerden toestemming hebben gegeven voor de uitbouw. Aangezien de appellanten niet in staat zijn gebleken om bewijs te leveren voor hun stelling, heeft het Hof geoordeeld dat de vordering tot afbraak van de geïntimeerden terecht is toegewezen. Het Hof heeft ook geoordeeld dat de gewijzigde reconventionele vorderingen van de appellanten deels toewijsbaar zijn, met uitzondering van enkele onderdelen die zijn afgewezen.

De beslissing van het Hof houdt in dat het bestreden vonnis wordt bevestigd, dat de studio als gemeenschappelijk gedeelte van het gebouw wordt verklaard, en dat de overige vorderingen van de appellanten worden afgewezen. De appellanten worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN

ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN

BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

VONNIS
in de zaak van

1.[Appellante 1],

2. [Appellante 2],
wonende in de Verenigde Staten,
oorspronkelijk gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
nu appellanten,
gemachtigden: mrs. C.F. Klooster en J. Deelstra,
tegen

1.[Geïntimeerde 1],

2. [Geïntimeerde 2],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk eisers in conventie, verweerders in reconventie,
nu geïntimeerden,
gemachtigde: mr. K. Huisman.
Partijen worden hierna ook [Appellanten c.s.] en [Geïntimeerden c.s.] genoemd.

1. Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Voor het procesverloop tot 15 mei 2020 verwijst het Hof naar zijn tussenvonnis van die datum. In dat vonnis is de zaak naar de rol verwezen voor opgave van verhinderdata door partijen ten behoeve van de bewijslevering waartoe [Appellanten c.s.] bij dat vonnis zijn toegelaten.
1.2.
Op de digitale rolzitting van 26 juni 2020 hebben partijen vervolgens een akte verhinderdata genomen respectievelijk laten weten dat er geen verhinderdata zijn. Vervolgens hebben [Appellanten c.s.] de heer [Naam] als getuige opgegeven en is het getuigenverhoor door het Hof gepland op 29 oktober 2020.
1.3.
Op 22 oktober 2020 hebben [Appellanten c.s.] het Hof per e-mail laten weten dat het getuigenverhoor niet meer zal plaatsvinden en dat zij geen andere getuigen hebben om te doen horen. Daarop hebben [Geïntimeerden c.s.] per e-mail van dezelfde dag vonnis gevraagd.
1.4.
Vonnis is bepaald op vandaag.
2. De verdere beoordeling
2.1.
Het Hof verwijst naar en het volhardt in hetgeen het in voormeld tussenvonnis heeft overwogen en beslist.
2.2.
In het tussenvonnis heeft het Hof overwogen dat de door de uitbouw veroorzaakte hinder onrechtmatig is, tenzij [Geïntimeerden c.s.] voor de uitbouw toestemming hebben gegeven zoals gesteld door [Appellanten c.s.] Aan [Appellanten c.s.] is vervolgens de gelegenheid geboden om bewijs te leveren van die stelling. Nu [Appellanten c.s.] hebben afgezien van bewijslevering en daarin dus niet zijn geslaagd, is daarmee gegeven dat de door hen veroorzaakte hinder door het realiseren van een uitbouw aan hun appartement onrechtmatig is. Zoals reeds in het tussenvonnis is overwogen, leidt een belangenafweging niet tot een ander oordeel. De vordering tot afbraak van [Geïntimeerden c.s.] is zodoende terecht door het Gerecht toegewezen en in zoverre zal het bestreden vonnis worden bevestigd, inclusief de door het Gerecht bepaalde gemaximeerde dwangsom die het Hof op zijn plaats acht.
2.3.
Ten aanzien van de in hoger beroep gewijzigde reconventionele vorderingen van [Appellanten c.s.] heeft het Hof bij zijn tussenvonnis reeds geoordeeld dat de vordering strekkende tot een verklaring voor recht dat de studio een gemeenschappelijk gedeelte van het gebouw is, voor toewijzing in aanmerking komt. Bij dit vonnis zal deze vordering derhalve worden toegewezen. Zoals eveneens reeds overwogen zijn de overige onderdelen van de gewijzigde eis van [Appellanten c.s.] niet toewijsbaar. Deze zullen dus worden afgewezen.
2.4.
De conclusie luidt dat het bestreden vonnis zal worden bevestigd. Verder zal de door [Appellanten c.s.] gevorderde verklaring van recht worden toegewezen en zullen hun overige vorderingen worden afgewezen. [Appellanten c.s.] zullen, als de overwegend in het ongelijk gestelde partijen, in de kosten van het hoger beroep van [Geïntimeerden c.s.] worden veroordeeld. Deze zullen, zoals door [Geïntimeerden c.s.] is verzocht, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
3. Beslissing
Het Hof:
- bevestigt het vonnis waarvan beroep;
- verklaart voor recht dat de studio een gemeenschappelijk gedeelte van het gebouw is;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- veroordeelt [Appellanten c.s.] in de kosten van het hoger beroep van [Geïntimeerden c.s.], tot op heden begroot op NAf 249,50 aan betekeningskosten en NAf 6.000,- (3 x tarief 5) aan gemachtigdensalaris;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, M.W. Scholte en Th.G. Lautenbach, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2020 in Sint Maarten, in tegenwoordigheid van de griffier.