ECLI:NL:OGHACMB:2020:301

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
CUR2019H00097
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake loonvorderingen bemanning zeiljacht Freedom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de rechtspersoon Freedom International PLC, gevestigd in de Cookeilanden, tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Freedom is in hoger beroep gekomen van een uitspraak waarin het Gerecht haar heeft veroordeeld tot betaling van loon aan de bemanning van het zeiljacht 'Freedom', dat onder haar naam vaart. De bemanning, bestaande uit [Geïntimeerde 1], [Geïntimeerde 2] en Kronfeld, heeft aanspraak gemaakt op loon voor hun werkzaamheden op het jacht, maar Freedom betwist deze aanspraken en stelt dat de bemanning als 'working guests' onbetaald heeft meegevaren.

De procedure begon met een vonnis van het Gerecht op 11 februari 2019, dat door Freedom werd aangevochten. In de memorie van grieven heeft Freedom dertien grieven ingediend en verzocht om vernietiging van de uitspraak. De geïntimeerden hebben in hun memorie van antwoord hun vorderingen in reconventie gewijzigd en incidenteel appel ingesteld. Het Hof heeft de ontvankelijkheid van de partijen in het hoger beroep vastgesteld en de grieven beoordeeld.

Het Hof heeft vastgesteld dat de bemanning recht had op loon, ongeacht de afspraken die mogelijk met de kapitein zijn gemaakt. Het Hof heeft de argumenten van Freedom verworpen en bevestigd dat de bemanning recht had op betaling voor hun arbeid. De vorderingen van Freedom in reconventie zijn afgewezen, en het Hof heeft de kosten van het hoger beroep aan de zijde van de geïntimeerden toegewezen. De uitspraak is gedaan op 15 december 2020.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR201701771 – CUR2019H00097
Uitspraak: 15 december 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van de Cookeilanden
FREEDOM INTERNATIONAL PLC,
gevestigd te Avarua, Rarotonga, Cookeilanden,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, thans appellante in principaal appel en geïntimeerde in incidenteel appel,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud,
tegen

1.[Geïntimeerde 1],

wonende te wonende te [woonplaats 1], Californië, Verenigde Staten,

2. [Geïntimeerde 2],

wonende te [woonplaats 2], New South Wales, Australië,
3. de rechtspersoon naar het recht van de staat Washington
KRONFI
ELD Inc,
h.o.d.n.
Able Marine Diesel,
gevestigd te Seattle, Washington, Verenigde Staten,
eisers in conventie, gedaagden in reconventie, thans geïntimeerde in principaal appel en appellanten in incidenteel appel,
gemachtigde: mr. R.B. van Hees.
Partijen zullen hierna enerzijds Freedom en anderzijds [Geïntimeerde 1], [Geïntimeerde 2], Kronfield en gedrieën gezamenlijk [Geïntimeerde c.s.] genoemd worden

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht), wordt verwezen naar de tussen partijen op 11 februari 2019 uitgesproken vonnis, hersteld bij herstelvonnis van 26 februari 2019. De inhoud van dit vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2.
Freedom is bij akte van appel op 25 maart 2019 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een op 6 mei 2019 ter griffie ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft zij dertien grieven voorgedragen en geconcludeerd dat het Hof de bestreden uitspraak zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, van [Geïntimeerde c.s.] ieder niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel hun vorderingen in conventie zal afwijzen en Freedoms vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van [Geïntimeerde c.s.] in de kosten van beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
1.3. [
[Geïntimeerde c.s.] hebben heeft in een memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel tevens vermeerdering van eis in conventie, met producties, het appel van Freedom bestreden. Zij hebben zelf incidenteel appel ingesteld, onder aanvoering van twee grieven en hun eis gewijzigd. Zij hebben geconcludeerd in beide appellen:
dat het Hof het moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door Freedom ingestelde hoger beroep te verwerpen, het tussenvonnis van 3 oktober 2016 en het eindvonnis van 11 februari 2019 in eerste aanleg te vernietigen, en, opnieuw rechtdoende:
in conventie:
1. Freedom te veroordelen tot betaling van (i) USD 6.945,90 aan [Geïntimeerde 1], primair te vermeerderen met 8% rente per jaar vanaf 23 oktober 2015 en met 10% rente per jaar vanaf 11 februari 2019, subsidiair met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 23 oktober 2015, zowel primair als subsidiair tot en met de dag van algehele betaling, meer subsidiair met een door het Hof in goede justitie te bepalen rente, (ii) buitengerechtelijke incassokosten ad ANG 3.333,33 en (iii) beslagkosten ad ANG 1.468,65;
2. Freedom te veroordelen tot betaling van (i) USD 10.337,52 aan [Geïntimeerde 2], primair te vermeerderen met 8% rente per jaar vanaf 3 september 2015 en met 10% rente per jaar vanaf 11 februari 2019, subsidiair met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 3 september 2015, zowel primair als subsidiair tot en met de dag van algehele betaling, meer subsidiair met een door het Hof in goede justitie te bepalen rente, (ii) buitengerechtelijke incassokosten ad ANG 3.333,33 en (iii) beslagkosten ad ANG 1.304,65;
3. Freedom te veroordelen tot betaling van (i) USD 21.000,00 aan Kronfield, primair te vermeerderen met 8% rente per jaar vanaf 15 september 2015 en met 10% rente per jaar vanaf 11 februari 2019, subsidiair met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 15 september 2015, zowel primair als subsidiair tot en met de dag van algehele betaling, meer subsidiair met een door het Hof in goede justitie te bepalen rente, (ii) buitengerechtelijke incassokosten ad ANG 3.333,33, en (iii) beslagkosten ad ANG 1.328,65;
4. de hiervoor onder 1 t/m 3 bedoelde buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 12 januari 2016 dan wel vanaf 11 februari 2019;
5. Freedom te veroordelen alle redelijkerwijs noodzakelijke medewerking te verlenen aan de onmiddellijke vrijgave van de door [Geïntimeerde 2] uit hoofde van het tussenvonnis van 3 oktober 2016 gestelde zekerheid ad ANG 2.000, en te bepalen dat Freedom ten gunste van [Geïntimeerde 2] een dwangsom van ANG 2.000, althans een door het Gerecht in goede justitie te bepalen dwangsom, zal verbeuren voor elke keer of elke dag of gedeelte daarvan dat Freedom met de nakoming hiervan geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft;
in reconventie:
6. Freedom niet-ontvankelijk te verklaren in haar reconventionele vorderingen, althans deze af te wijzen; en
zowel in conventie als in reconventie:
7. Freedom te veroordelen tot betaling aan [Geïntimeerde c.s.] van de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep (zowel in principaal appel als in incidenteel appel), te vermeerderen met de nakosten zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ad ANG 250 zonder betekening en ANG 400 in geval van betekening, alle kosten te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, en, voor het geval voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten ex artikel 6:119 BW, te rekenen vanaf de vijftiende dag na dat vonnis.
1.4.
Freedom heeft in een memorie van antwoord in het incidenteel appel tevens wijziging eis in reconventie het incidenteel appel van [Geïntimeerde c.s.] bestreden en haar eis gewijzigd. Haar conclusie in het incidenteel appel en wijziging van eis luidt:
In conventie:
11. FIP verzoekt uw Hof om te bepalen dat de door [Geïntimeerde c.s.] geformuleerde grieven falen en om hun (gewijzigde) eis in conventie af te wijzen, inclusief de door [Geïntimeerde c.s.] gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten.
In reconventie
Dat het uw Hof moge behagen om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. Voor recht te verklaren dat het gelegde beslag vexatoir was en dat [Geïntimeerde 1], [Geïntimeerde 2] en Kronfield, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door FIP vanwege het beslag geleden schade, inclusief de kosten voor de door haar gestelde bankgarantie, nader op te maken bij staat;
b. Primair Kronfield te veroordelen tot betaling van USD 37,750 en subsidiair tot betaling van USD 6,540 voor gebruik van de satelliettelefoon (zie randnummer 49 memorie van grieven), USD 2.835 en USD 13.050 voor facturen van het bedrijf DPG (zie productie 6 memorie van grieven) en USD 550 voor de reparatie van de watermakers (zie productie 7 memorie van grieven);
c. [Geïntimeerde 1], [Geïntimeerde 2] en Kronfield te veroordelen tot onmiddellijke teruggave van de door FIP gestelde bankgarantie, onder verbeurte van een dwangsom van NAf. 1.000 per dag of dagdeel dat zij daarmee in gebreke blijven.
In conventie en in reconventie:
12. FIP verzoekt het Hof om, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [Geïntimeerde c.s.] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en van het hoger beroep, alsmede in de nakosten. Alles te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet zijn voldaan binnen 14 dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis.
1.5.
Op 18 februari 2020, de voor schriftelijk pleidooi bepaalde dag, hebben de gemachtigden van partijen pleitaantekeningen overgelegd.
1.6.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

Partijen zijn tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep gekomen en kunnen daarin worden ontvangen.

3.De grieven

Voor de grieven wordt verwezen naar de memories van grieven.

4.Beoordeling

4.1.
Het Hof gaat uit van de volgende feiten:
a. Het zeiljacht ‘Freedom’ staat op naam van Freedom.
b. [Geïntimeerde c.s.] zijn door de toenmalige kapitein als bemanning van het zeiljacht aangenomen en hebben als zodanig gewerkt.
c. [Geïntimeerde c.s.] zijn niet betaald voor hun werkzaamheden op het zeiljacht.
4.2.
Op vordering van [Geïntimeerde c.s.] heeft het Gerecht in het bestreden vonnis in conventie Freedom veroordeeld tot betaling aan [Geïntimeerde c.s.] van het gevorderde loon en de terugkeerkosten. In reconventie heeft het Gerecht de door Freedom gevorderde schadevergoeding afgewezen
4.3.
Het Gerecht heeft het recht van Cookeilanden toegepast en onder meer overwogen (onder 4):
(…)
voorts in conventie
(…)
4.4 [
Geïntimeerde c.s.] maken aanspraak op loon voor de periode dat zij werkzaam zijn geweest op de ‘Freedom’. Zij beroepen zich daarbij onder meer op afspraken die door hen zijn gemaakt met kapitein [Naam] en verwijzen naar door hen als producties 22 en 23 overgelegde verklaringen van [Naam], de als productie 21 overgelegde ‘crew list’ en de door hen en door [Naam] getekende ‘crew agreements’.
4.5
Freedom betwist de door [Geïntimeerde c.s.] gestelde afspraken over hun beloning. Volgens Freedom is met haar manager [Naam 2] met kapitein [Naam] afgesproken dat [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] onbetaald als ‘working guests’ zouden meevaren en is de hoogte van de financiële vergoeding voor Kronfeld niet door [Naam 2]/[Naam 3] geaccordeerd. Freedom verwijst daarbij naar correspondentie tussen [Naam 2] en [Naam]. Volgens Freedom zijn de door [Geïntimeerde c.s.] overgelegde crew agreements’ achteraf valselijk opgemaakt, en heeft [Naam] zijn ‘discharge’-verklaringen opgesteld op een moment dat hij niet langer de kapitein van de ‘Freedom’ was.
4.6
Het Gerecht neemt tot uitgangspunt dat [Geïntimeerde c.s.] als op de ‘Freedom’ onder het gezag van de kapitein werkzame bemanningsleden in beginsel - behoudens andersluidende afspraak - recht hadden op loon. De stelling van Freedom dat [Naam] en zijn bemanning bestond uit ‘een stelletje amateurs’ en dat dit verklaart dat [Naam 3] hun geen betaald dienstverband wilde aanbieden - wat daar verder van zij - kan daar niet aan afdoen. Een schriftelijke overeenkomst is geen vereiste voor een aanspraak op loon. In het midden kan dan ook blijven of, zoals Freedom stelt en [Geïntimeerde c.s.] bestrijden, de ‘crew agreements’ achteraf zijn opgemaakt.
4.7
Door Freedom zijn geen concrete omstandigheden gesteld op grond waarvan, indien bewezen, in weerwil van het onder 4.6 genoemde uitgangspunt zou kunnen worden geoordeeld dat met [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] is overeengekomen dat zij geen loon zouden krijgen voor hun arbeid. Ook de e-mail van [Naam] aan [Naam 3] van 18 juli 2015 waarop Freedom zich beroept (productie 4 CvA/E) maakt er melding van dat [Geïntimeerde 1] zal worden betaald (zij het pas vanaf Panama). Niet is gebleken dat Freedom [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] (en de kapitein) eerder dan in deze procedure in reactie op hun loonaanspraken heeft tegengeworpen dat [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] als onbetaalde vrijwilligers werkzaam zouden zijn. Aan de correspondentie tussen [Naam 2] en kapitein [Naam] waarnaar Freedom verwijst hebben [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] niet deelgenomen. Die correspondentie geeft dan ook geen inzicht in de tussen Freedom en [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] gemaakte afspraken. Bovendien blijkt uit de verklaringen van kapitein [Naam] (producties 22 en 23 van [Geïntimeerde c.s.]) dat deze de lezing van [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] bevestigt dat tussen hen is afgesproken dat zij het door hen gevorderde loon betaald zou krijgen voor hun werkzaamheden. [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] kunnen Freedom houden aan de namens haar door de kapitein van de ‘Freedom’ met hen gemaakte afspraken.
4.8
Freedom heeft ten aanzien van [Geïntimeerde 2] nog melding gemaakt van het “eenzijdig” door [Geïntimeerde 2] ondertekende contract (productie 2 bij haar incidentele bezwaar). Nu dit contract kennelijk niet dor Freedom is ondertekend en aanvaard, komt aan de inhoud daarvan (waaronder de hoogte van het loon) geen verdere betekenis toe.
4.9
Wat Kronfeld aangaat is niet in geschil dat hij betaald moet worden voor zijn werk, maar verschillen partijen van mening over welk bedrag overeengekomen of redelijk is. Kronfeld heeft met verwijzing naar de verklaringen van kapitein [Naam] en met verwijzing naar de verzonden facturen (producties 12 en 13 CvA/E), waarvan de eerste door Freedom is voldaan, gesteld dat het afgesproken loon USD 10.000 per maand was. Volgens Kronfeld is een dergelijk bedrag niet (te) hoog en genoot hij onder de vorige eigenaar van de ‘Freedom’ een hoger salaris. Freedom heeft hier niet meer tegenover gesteld dan dat USD 5.000 per maand haar redelijk voorkomt en dat USD 10.000 volgens [Naam 2] ver buiten de marktprijs uitgaat. Deze stelling, wat daar verder van zij, kan echter niet afdoen aan hetgeen namens Freedom door de kapitein met Kronfeld is afgesproken. Hierbij geldt mutatis mutandis hetgeen hiervoor ten aanzien van [Geïntimeerde 1] en [Geïntimeerde 2] is overwogen. Ook de loonvordering van Kronfeld, waarbij is uitgegaan van een loon van USD 10.000 per maand, is derhalve toewijsbaar.
4.1
De door Freedom met verwijzing naar verklaringen van [Naam 2] en mevrouw [Naam 3] (productie 5 CvA/E) geuite kritiek op de bekwaamheden en het gedrag van [Geïntimeerde c.s.] ontslaat haar niet van haar verplichting tot betaling van loon.
4.11
Eveneens toewijsbaar is de niet-weersproken vordering van [Geïntimeerde c.s.] terzake de kosten van repatriëring.
4.12
Het beroep van Freedom op verrekening slaagt niet, gelet op hetgeen hierna in reconventie over de gestelde tegenvorderingen van Freedom wordt overwogen.
voorts in reconventie
(…)
4.14
De vordering van Freedom jegens Kronfeld ad USD 37.500 terzake achterstallig onderhoud kan evenmin slagen. Gelet op de betwisting door Kronfeld had het op de weg van Freedom gelegen haar schade te onderbouwen en om concrete omstandigheden aan te voeren op grond waarvan het gestelde achterstallig onderhoud is opgelopen tijdens het (korte) verblijf van Kronfeld in opdracht van Freedom op de ‘Freedom’ en dat dit aan Kronfeld is toe te schrijven. Ook had het op de weg van Freedom gelegen welke norm Kronfeld volgens haar heeft geschonden en op basis van welke rechtsregels - en naar welk recht - dit tot schadeplichtigheid van Kronfeld leidt. Bij gebreke van dit alles is voor bewijslevering geen plaats.
4.4.
Het principaal appel faalt. Het Hof sluit zich aan bij de hiervóór weergegeven overwegingen en beslissingen van het Gerecht en maakt deze tot de zijne. Ook naar het recht van Cookeilanden:
  • wordt in een geval als het onderhavige vermoed dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en [Geïntimeerde c.s.] geen ‘working guests’ waren;
  • bestaat recht op een redelijk loon in geld en niet slechts recht op kost en inwoning;
  • behoren krachtens de arbeidsovereenkomst de kosten van terugkeer van de bemanning naar huis (repatriëringskosten) te worden vergoed door wie voor de bemanning als werkgever geldt, ook als dit niet expliciet is afgesproken;
  • geeft (in de ogen van de werkgever) slecht werk de werkgever niet zonder meer het recht af te zien van loonbetaling of tot verrekening over te gaan.
4.5. [
[Geïntimeerde c.s.] mochten er onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze op vertrouwen dat de kapitein van het zeiljacht bevoegd was met hen als bemanningsleden te contracteren en derhalve Freedom te binden, ook wat betreft de hoogte van het loon. Bovendien heeft [Geïntimeerde c.s.] gesteld dat [Naam 3] (de familie die achter Freedom zit) de gemaakte afspraken heeft erkend en ook heeft toegezegd dat de (achterstallige) salarisbetalingen zouden worden voldaan. Deze stelling is door Freedom niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist. Ook naar het recht van Cook eilanden worden zij beschermd. In het midden kan daarom blijven of de genoemde verdragen van toepassing zijn.
4.6.
Wat betreft de afwijzing van de reconventionele vordering sluit het Hof zich eveneens aan bij het bestreden vonnis. Ook naar het recht van de Cook eilanden geldt voor de aansprakelijkheid van een werknemer jegens de werkgever een verhoogde maatstaf (vergelijkbaar met opzet of bewuste roekeloosheid). Ook Freedoms in hoger beroep gewijzigde eis wordt afgewezen.
4.7.
Kennelijk heeft Kronfield zijn vorderingen uit de arbeidsovereenkomst overgedragen aan zijn vennootschap.
4.8.
Grief 1 in incidenteel appel faalt. Het stond het Gerecht vrij in de gegeven omstandigheden, als was het maar met het oog op de waarheidsvinding, bij tussenvonnis een conclusie toe te laten.
4.9.
Grief 2 in incidenteel appel hangt samen met de in hoger beroep gedane wijziging van eis van [Geïntimeerde c.s.] De voor de Cookeilanden geldende rentetarieven zijn toepasselijk. Het Hof maakt gebruik van de geboden discretionaire bevoegdheid. Wel geldt als beperking: geen ‘interest upon interest’ (productie 31 van [Geintimeerde c.s.]). Dat een rente geregeld is in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de Cookeilanden staat aan toepassing niet in de weg.
4.10.
De vordering Freedom te veroordelen tot medewerking aan het vrijgeven van de gestelde zekerheid is niet weersproken en kan worden toegewezen. Het Hof zal de dwangsom aanpassen.
4.11.
Aannemelijk is dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt en de hoogte daarvan kunnen de dubbele redelijkheidstoets doorstaan, zodat grief 13, die daarop betrekking heeft, faalt.
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden vonnis moet worden bevestigd met een modificatie wat betreft de rente en aanvulling wat betreft de medewerking aan het vrijgeven van de garantie. Freedom dient de kosten van het hoger beroep te dragen.

5.Beslissing

Het Hof:
- bevestigt het bestreden vonnis met dien verstande dat in het (herstelde) dictum:
o onder 5.1 de rente 8% per jaar is vanaf 23 oktober 2015 en 10% rente per jaar vanaf 11 februari 2019, echter zonder rente op rente;
o onder 5.2 de rente 8% per jaar is vanaf 3 september 2015 en 10% per jaar vanaf 11 februari 2019, echter zonder rente op rente;
o onder 5.3 de rente 8% per jaar is vanaf 15 september 2015 en 10% per jaar vanaf 11 februari 2019, echter zonder rente op rente;
- veroordeelt Freedom alle redelijkerwijs noodzakelijke medewerking te verlenen aan de onmiddellijke vrijgave van de door [Geïntimeerde 2] uit hoofde van het tussenvonnis van 3 oktober 2016 gestelde zekerheid ad ANG 2.000,- en bepaalt dat Freedom ten gunste van [Geïntimeerde 2] een dwangsom van ANG 2.000,- zal verbeuren voor elke week of gedeelte daarvan dat Freedom met de nakoming hiervan geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft;
- veroordeelt Freedom in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [Geïntimeerde c.s.] gevallen en tot op heden begroot op NAf 6.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 364,50 aan verschotten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien binnen twee weken na heden de proceskosten niet zijn betaald;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Th.G. Lautenbach, O. Nijhuis en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 15 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.