dat het Hof het moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door Freedom ingestelde hoger beroep te verwerpen, het tussenvonnis van 3 oktober 2016 en het eindvonnis van 11 februari 2019 in eerste aanleg te vernietigen, en, opnieuw rechtdoende:
1. Freedom te veroordelen tot betaling van (i) USD 6.945,90 aan [Geïntimeerde 1], primair te vermeerderen met 8% rente per jaar vanaf 23 oktober 2015 en met 10% rente per jaar vanaf 11 februari 2019, subsidiair met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 23 oktober 2015, zowel primair als subsidiair tot en met de dag van algehele betaling, meer subsidiair met een door het Hof in goede justitie te bepalen rente, (ii) buitengerechtelijke incassokosten ad ANG 3.333,33 en (iii) beslagkosten ad ANG 1.468,65;
2. Freedom te veroordelen tot betaling van (i) USD 10.337,52 aan [Geïntimeerde 2], primair te vermeerderen met 8% rente per jaar vanaf 3 september 2015 en met 10% rente per jaar vanaf 11 februari 2019, subsidiair met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 3 september 2015, zowel primair als subsidiair tot en met de dag van algehele betaling, meer subsidiair met een door het Hof in goede justitie te bepalen rente, (ii) buitengerechtelijke incassokosten ad ANG 3.333,33 en (iii) beslagkosten ad ANG 1.304,65;
3. Freedom te veroordelen tot betaling van (i) USD 21.000,00 aan Kronfield, primair te vermeerderen met 8% rente per jaar vanaf 15 september 2015 en met 10% rente per jaar vanaf 11 februari 2019, subsidiair met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 15 september 2015, zowel primair als subsidiair tot en met de dag van algehele betaling, meer subsidiair met een door het Hof in goede justitie te bepalen rente, (ii) buitengerechtelijke incassokosten ad ANG 3.333,33, en (iii) beslagkosten ad ANG 1.328,65;
4. de hiervoor onder 1 t/m 3 bedoelde buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 12 januari 2016 dan wel vanaf 11 februari 2019;
5. Freedom te veroordelen alle redelijkerwijs noodzakelijke medewerking te verlenen aan de onmiddellijke vrijgave van de door [Geïntimeerde 2] uit hoofde van het tussenvonnis van 3 oktober 2016 gestelde zekerheid ad ANG 2.000, en te bepalen dat Freedom ten gunste van [Geïntimeerde 2] een dwangsom van ANG 2.000, althans een door het Gerecht in goede justitie te bepalen dwangsom, zal verbeuren voor elke keer of elke dag of gedeelte daarvan dat Freedom met de nakoming hiervan geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft;
7. Freedom te veroordelen tot betaling aan [Geïntimeerde c.s.] van de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep (zowel in principaal appel als in incidenteel appel), te vermeerderen met de nakosten zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ad ANG 250 zonder betekening en ANG 400 in geval van betekening, alle kosten te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, en, voor het geval voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten ex artikel 6:119 BW, te rekenen vanaf de vijftiende dag na dat vonnis.