ECLI:NL:OGHACMB:2020:35

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
EJ 2019-99 - SXM201900395 – SXM2019H00087
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de niet-ontvankelijkheid van de appellante in de zaak van de vereffening van de nalatenschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, uitgesproken op 29 mei 2019. De appellante, die in persoon procedeert, heeft op 10 juli 2019 beroep ingesteld, maar dit is gedaan na de wettelijke termijn van vijf dagen die is vastgesteld in artikel 676b Rv. De appellante was eerder op de hoogte gesteld van deze korte termijn en heeft geen geldige redenen aangevoerd voor de overschrijding ervan. Het Hof heeft vastgesteld dat de appellante niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep, omdat zij de beroepstermijn heeft overschreden. De beslissing van het Hof is op 17 januari 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. Het Hof heeft geen aanleiding gezien voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020 Vonnis no.:
Registratienummers: EJ 2019-99 - SXM201900395 – SXM2019H00087
Uitspraak: 17 januari 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende In Sint Maarten,
hierna te noemen: [appellante],
appellante,
procederend in persoon,
tegen
1.
[GEÏNTIMEERDE SUB 1], in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [naam 1] (hierna: de nalatenschap onderscheidenlijk de erflater),
kantoorhoudende te Boston, (Mass.), Verenigde Staten van Amerika,
2.
[GEÏNTIMEERDE SUB 2,
met gekozen woonplaats in Sint Maarten,
gezamenlijk te noemen: [geïntimeerde sub 1] c.s.,
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. F. Kutluer.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij een op 10 juli 2019 ingekomen beroepschrift, met producties, is [appellante] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gegeven en op 29 mei 2019 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (verder: het Gerecht). Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof die beschikking zal vernietigen met het geven van enkele nader omschreven beslissingen.
1.2 [
geïntimeerde sub 1] c.s. hebben geen verweerschrift in hoger beroep ingediend.
1.3
Een mondelinge behandeling is bepaald op 14 november 2019.
1.4
Op 12 november 2019 heeft [appellante] een e-mail, met producties, ingezonden.
1.5 [
geïntimeerde sub 1] c.s. hebben op 13 november 2019 producties ingezonden.
1.6
Bij e-mailbericht van 13 november 2019 heeft [appellante] laten weten dat zij ziek is.
1.7
Het Hof heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 6 december 2019 opdat [appellante] zich kan uitlaten over haar ontvankelijkheid in hoger beroep. [appellante] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.8
Beschikking aangezegd en bepaald op heden

2.De beoordeling

2.1
Bij beschikking van het Gerecht van 27 februari 2017 zijn J.F. [geïntimeerde sub 1] (hierna: [geïntimeerde sub 1]) en [naam 2] (hierna [naam 2]) benoemd tot vereffenaars van de nalatenschap. Bij beschikking van 31 oktober 2017 heeft het Gerecht aanwijzingen gegeven aan de vereffenaars.
2.2.
Bij beschikking van 23 april 2018 heeft het Gerecht [naam 2] ontslagen als vereffenaar van de nalatenschap en daarbij verstaan dat in haar plaats geen andere vereffenaar zal worden benoemd zodat [geïntimeerde sub 1] zijn werkzaamheden verder zelfstandig zal kunnen verrichten. Verder heeft het Gerecht de aanwijzing gegeven dat [geïntimeerde sub 1] de crediteuren openlijk in twee nader genoemde kranten dient op te roepen om hun vorderingen binnen twee maanden na die publicaties bij [geïntimeerde sub 1] in te dienen. [naam 2] en [appellante] zijn in hun hoger beroep tegen deze beschikking door het Hof op 16 november 2018 (SXM2028H00057) niet-ontvankelijk verklaard.
2.3
Bij de bestreden beschikking van 29 mei 2019 heeft het Gerecht [geïntimeerde sub 1] eveneens benoemd tot vereffenaar van de ontbonden huwelijksgemeenschap van de erflater en [appellante].
2.4
Van de beslissing om [geïntimeerde sub 1] eveneens te benoemen tot vereffenaar van de ontbonden huwelijksgemeenschap, waartegen het hoger beroep is gericht, is ingevolge artikel 676b Rv in verbinding met artikel 4:213 Rv gedurende vijf dagen hoger beroep bij het Hof toegelaten. Beroepstermijnen, ook deze zeer korte, zijn van openbare orde en dienen strikt te worden toegepast.
2.5 [
appellante] is op 10 juli 2019 en daarmee na ommekomst van de in artikel 676b Rv bedoelde vijf dagen tegen de beschikking van 29 mei 2019 in hoger beroep gekomen. Die overschrijding komt in beginsel voor haar rekening. Dat zij in persoon procedeert maakt dat niet anders. Een zogenaamde ‘apparaatsfout’ is niet gebleken. In de hiervóór in rov. 2.2 genoemde niet-ontvankelijkheidsbeslissing van het Hof van 16 november 2018 was zij overigens van de korte appeltermijn in kennis gesteld.
2.6
De conclusie moet dan zijn dan [appellante] niet in haar hoger beroep kan worden ontvangen en dat ook haar nadere verzoeken niet in behandeling kunnen worden genomen.
2.7
Voor een kostenveroordeling ziet het Hof geen aanleiding.

3.De beslissing

Het Hof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beschikking van 29 mei 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.B. van den Enden, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 17 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.