ECLI:NL:OGHACMB:2020:75

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
BON2019H00119
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zelfontslag en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft [Appellant], wonend op Bonaire, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (GEA), waarin werd geoordeeld dat hij zelf ontslag heeft genomen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.J. Winkel, heeft op 21 augustus 2019 een beroepschrift ingediend, waarin hij verzocht om vernietiging van de bestreden beschikking en toewijzing van zijn verzoek. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 maart 2020 via videoconference, waarbij het Hof zich in Curaçao bevond en de appellant en zijn gemachtigde in Bonaire. Tijdens de behandeling zijn de standpunten van beide partijen toegelicht.

Het Hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door het GEA zijn vastgesteld en heeft zich verenigd met de overwegingen van het GEA. Het Hof oordeelde dat de appellant, ondanks zijn emotionele toestand, zijn ontslag daadwerkelijk heeft gewild, en dat Buddy Dive aan haar vergewisplicht heeft voldaan. Het Hof heeft geconcludeerd dat het hoger beroep tevergeefs is voorgesteld en heeft de bestreden beschikking bevestigd. Tevens heeft het Hof de appellant veroordeeld in de proceskosten van Buddy Dive, tot op heden begroot op US$ 1.117,- aan gemachtigdensalaris. De beschikking is gegeven op 14 april 2020 en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN

ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN

BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Beschikking in de zaak van:
[Appellant],
wonend op Bonaire,
oorspronkelijk verzoeker, thans appellant,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
tegen
de besloten vennootschap
BUDDY DIVE RESORT B.V.,
gevestigd op Bonaire,
oorspronkelijk verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.C.A. Gonzales.
Partijen worden hierna aangeduid als [Appellant] en Buddy Dive.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (hierna: GEA), wordt verwezen naar de tussen partijen op 12 juli 2019 uitgesproken beschikking (BON201900375). De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
[Appellant] heeft bij een beroepschrift, met producties, op 21 augustus 2019 ingediend ter griffie van het GEA, hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Hierin heeft hij zijn hoger beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en opnieuw rechtdoende zijn verzoek alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Buddy Dive in de kosten van beide instanties.
1.3.
Op 3 maart 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, per videoconference. Het Hof bevond zich in Curaçao, evenals mr. Gonzales die namens Buddy Dive was verschenen. [Appellant] en mr. Winkel bevonden zich in het gerechtsgebouw te Bonaire. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, Buddy Dive aan de hand van een op voorhand overgelegd “verweerschrift tevens aantekeningen bij de behandeling”, en zijn vragen van het Hof beantwoord.
1.4.
Beschikking is bepaald op heden.

2.Gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Beoordeling

3.1.
Gezien het bij het beroepschrift overgelegde formulier van de Raad voor Rechtsbijstand van 12 augustus 2019, zal [Appellant] toelating worden verleend om kosteloos te procederen.
3.2.
In de bestreden beschikking heeft het GEA geoordeeld dat [Appellant] zelf ontslag heeft genomen en heeft het GEA het beroep op de - strenge - jurisprudentie op grond waarvan werknemers die in een emotionele (re)actie ontslag nemen in bescherming worden genomen door van werkgevers te verlangen dat die bij zo’n ontslag nader onderzoeken of de werknemer het ontslag ook echt wil, dus na het verdwijnen van de hevige gemoedstoestand die aan de ontslagname heeft bijgedragen, verworpen. Daartegen richt zich het hoger beroep.
3.3.
Het Hof gaat uit van de door het GEA in de rechtsoverwegingen 2 tot en met 9 van de bestreden beschikking vastgestelde feiten, waartegen geen klachten zijn gericht en die het Hof juist voorkomen.
3.4.
Het Hof verenigt zich met de overwegingen en beslissingen van het GEA en maakt deze tot de zijne, en voegt daaraan het volgende toe.
3.5.
Het Whatsapp-bericht van 14 januari 2019 van [Appellant] aan general manager [Naam], inhoudend de vraag:
kan ik niet in maintenance werken tot wanneer hij klaar is of zo, hoefde [Naam], in de omstandigheid dat werd verzocht om een andere functie, niet op te vatten als signaal dat de ontslagname niet daadwerkelijk gewild was. [Appellant] was immers werkzaam als onderhoudsmonteur in opleiding voor de zoetwaterinstallatie. In dat licht kunnen zijn berichten en handelingen daarna – zoals het inleveren van zijn uniform en het in ontvangst nemen van de eindafrekening – (mede ) opgevat worden als bevestiging van een echt gemeende ontslagname. De overige stappen die [Appellant] zou hebben gezet om weer te werk te worden gesteld (zie beroepschrift 9-11) waren voor Buddy Dive tot 27 februari 2019 niet kenbaar.
3.6.
Nu voorts niet gemotiveerd is betwist de stelling van Buddy Dive dat [Naam] meerdere keren met [Appellant] heeft gesproken over het ontslag, heeft Buddy Dive aldus aan haar “vergewisplicht” voldaan. De gevolgen die ontslagname voor [Appellant] zou (kunnen) hebben, maken - mede gelet op de (korte) duur en de aard van het dienstverband (een soort opleidingstraject) alsmede de hevigheid en het uitzichtloze van het conflict tussen vader en zoon - niet dat Buddy Dive meer hoefde te doen dan zij heeft gedaan.
3.7.
Uit het bovenstaande volgt dat het hoger beroep tevergeefs is voorgesteld.
3.8.
Nu het Hof ook ambtshalve geen bezwaren tegen de bestreden beschikking heeft, zal deze worden bevestigd en zal [Appellant] als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep van Buddy Dive, tot op heden begroot op US$ 1.117,- (1 punt ad tarief 5) aan gemachtigdensalaris.

4.Beslissing

Het Hof:
- verleent [Appellant] toelating om kosteloos te procederen;
- bevestigt de bestreden beschikking;
- veroordeelt [Appellant] in de proceskosten van Buddy Dive, tot op heden begroot op US$ 1.117,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M. van der Bunt, S.M. Christiaan en
F.W.J. Meijer, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2020 te Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.