Uitspraak
NOTARISPRAKTIJK [Naam kantoor] B.V.,
[Appellant 2],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [Appellant 2], een notaris, tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De zaak betreft de teruggave van een boot en een auto na de beëindiging van een affectieve relatie tussen [Appellant 2] en [Geïntimeerde]. De procedure begon met een akte van appel op 11 mei 2020, waarin [Appellant 2] het vonnis van 6 april 2020 aanvecht. In zijn memorie van grieven heeft hij zijn eis gewijzigd en verzocht om schadevergoeding en teruggave van de boot en auto, die op naam van [Geïntimeerde] staan, maar door hem zijn betaald.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [Appellant 2] en [Geïntimeerde] hadden een relatie die eindigde in november 2018. Tijdens hun relatie zijn een boot en een auto aangeschaft, beide op naam van [Geïntimeerde]. [Appellant 2] stelt dat deze aankopen zijn gedaan met zijn geld en dat hij recht heeft op teruggave. [Geïntimeerde] betwist dit en stelt dat het om schenkingen gaat. Het Gerecht in eerste aanleg heeft [Geïntimeerde] veroordeeld tot medewerking aan de overdracht van de boot, maar de vordering van [Appellant 2] voor de auto is afgewezen.
In hoger beroep heeft het Hof geoordeeld dat [Appellant 2] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn eigendomsclaim op de auto, terwijl de boot als zijn eigendom wordt erkend. Het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht, met de bepaling dat [Geïntimeerde] [Appellant 2] moet informeren over de locatie van de boot. [Appellant 2] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit vonnis is uitgesproken op 4 mei 2021.