ECLI:NL:OGHACMB:2021:148

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
CUR2019H00083
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijds appel en terugverwijzing naar het Gerecht in een civiele zaak met betrekking tot schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een tussentijds appel dat is ingesteld door [Gedaagde] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg. De zaak betreft een civiele procedure waarin [Gedaagde] in eerste aanleg gedaagde was in conventie en eiser in reconventie. De appellanten, waaronder BOUNTY ADVENTURES B.V., PIRATES NEST B.V. en THE CURAÇAO FINANCIAL GROUP N.V., zijn in eerste aanleg eisers in conventie en verweerders in reconventie. De gemachtigden van [Gedaagde] hebben op 15 december 2020 een akte ingediend, waarna het Hof de zaak heeft beoordeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat de grieven van [Gedaagde] in het tussentijds appel niet slagen en dat de zaak terugverwezen moet worden naar het Gerecht om te beslissen over de schade en het causaal verband. Het Hof heeft de kosten van het principaal appel voor rekening van [Gedaagde] gesteld, begroot op NAf 6.000,- voor salaris van de gemachtigde. De beslissing van het Hof bevestigt het bestreden vonnis en verwijst de zaak terug naar het Gerecht in de stand waarin deze zich bevindt.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021
Registratienummers: CUR201800914 - CUR2019H00083
Uitspraak: 1 juni 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats], Nederland,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
thans appellant, tevens incidenteel geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. M.F. Murray en S.A. Hortencia,
tegen

1.[GEÏNTIMEERDE],

2. de besloten vennootschap
BOUNTY ADVENTURES B.V.,
3. de besloten vennootschap
PIRATES NEST B.V.,
4. de naamloze vennootschap
THE CURAÇAO FINANCIAL GROUP N.V.,
domicilie gekozen hebbende ten kantore van hun gemachtigden te Curaçao,
in eerste aanleg eisers in conventie, verweerders in reconventie,
thans geïntimeerden, tevens incidenteel appellanten,
gemachtigden: mrs. E.R. de Vries en H.M. Weijand.
De partijen zullen hierna ook [Gedaagde], [Geïntimeerde], Bounty, Pirates Nest en CFG worden genoemd. [Geïntimeerde], Bounty en Pirates Nest gezamenlijk zullen hierna [Geïntimeerde] c.s. worden genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Voor de procesgang tot het tussenvonnis van 15 september 2020 wordt verwezen naar dat tussenvonnis (hierna: het tussenvonnis).
1.2
Op 15 december 2020 hebben de gemachtigden van beide partijen een akte ingediend.
1.3
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het tussenvonnis is de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door partijen omtrent hetgeen is overwogen in r.ov. 3.20 en voor uitlating door [Geïntimeerde] c.s. omtrent hetgeen is overwogen in r.ov. 3.25 van het tussenvonnis.
2.2
Die r.ov. 3.20 luidt:
“Bij het falen van de grieven in het tussentijds appel leent de zaak zich voor terugwijzing naar het Gerecht om over de schade en het vereiste causaal verband te beslissen. De vorderingen van [Geïntimeerde] c.s. en CFG in appel impliceren dat zij wensen dat het Hof de zaak aan zich houdt. Onduidelijk is of [Gedaagde] dat ook wil of dat hij er de voorkeur aan geeft dat, nu zijn bezwaren tegen het aansprakelijkheidsoordeel zijn verworpen, in twee instanties over de omvang van de schadevergoedingsplicht wordt beslist. Partijen krijgen de gelegenheid om zich hier over bij akte uit te laten.”
2.3
Naar aanleiding daarvan heeft wenst [Gedaagde], volgens zijn akte uitlating na tussenvonnis, dat het Hof de zaak terugwijst naar het Gerecht in eerste aanleg (hierna: het Gerecht) en achten [Geïntimeerde] c.s. en CFG, volgens hun akte na tussenvonnis, terugwijzing niet nodig of gewenst vanuit het oogpunt van proceseconomie.
2.4
Nu [Gedaagde] niet wenst dat het Hof de hoofdzaak zal afdoen en het Hof daartoe ook geen termen aanwezig acht, zal de zaak, overeenkomstig het bepaalde in artikel 282 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, worden teruggewezen naar het Gerecht in de stand waarin deze zich bevindt om te beslissen op de nog openstaande geschilpunten zoals het causaal verband en de schade.
2.5
Dit betekent dat ook de incidentele grief - die er in wezen toe strekt dat het Hof de schade beoordeelt – geen succes heeft/zal worden verworpen.
2.6
R.ov. 3.25 van het tussenvonnis luidt als volgt:
“[Geïntimeerde] c.s. en CFG zullen in de gelegenheid worden gesteld nader te onderbouwen dat zij [Gedaagde] de bedoelde informatie met betrekking tot de catamarans hebben verstrekt.”
2.7
In hun akte na tussenvonnis hebben [Geïntimeerde] c.s. en CFG zich ook daaromtrent uitgelaten. De desbetreffende stellingen zijn van belang voor de beoordeling van de vordering van [Gedaagde] tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling en/of bedrog. Nu het Hof de zaak zal terugwijzen naar het Gerecht, is beoordeling van die vordering (reeds daarom) niet aan de orde. [Gedaagde] zal daarom door het Hof niet in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten omtrent de stellingen ter zake van [Geïntimeerde] c.s. en CTG.
2.8
De slotsom is dat het tussentijds appel, zowel het principale als het incidentele, faalt. Het vonnis voor zover in deze appels bestreden zal worden bevestigd, met terugwijzing van de zaak naar het Gerecht. De kosten van het principaal appel (inclusief die van de verloffase) komen voor rekening van [Gedaagde] en worden begroot op het maximale aantal van drie punten x tarief 5, zijnde NAf 6.000,- voor salaris van de gemachtigde. Het falen van het incidenteel beroep leidt niet tot een kostenveroordeling.

3.De beslissing

Het Hof:
bevestigt het bestreden vonnis voor zover in tussentijds appel bestreden;
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rol van 14 juni 2021 van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao;
veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van het principaal tussentijds appel, aan de zijde van Hogendam c.s. gevallen en begroot op NAf 6.000,- voor salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, F.W.J. Meijer en O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 1 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.