ECLI:NL:OGHACMB:2021:188

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
11 augustus 2021
Zaaknummer
SXM201700686 – SXM2018H00006
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot rekening en verantwoording door executeur van nalatenschap

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is behandeld, gaat het om een verzoek tot rekening en verantwoording door de executeur van een nalatenschap. De zaak is ontstaan uit een hoger beroep dat is ingediend door de appellant, die oorspronkelijk gedaagde was in de procedure. De appellant, die zijn belangen aanvankelijk liet behartigen door mr. C.M. Marica, procedeert thans in persoon. De geïntimeerden, die gezamenlijk als [Geïntimeerde c.s.] worden aangeduid, zijn de erfgenamen van de erflater en hebben hun belangen laten behartigen door mr. S.R. Bommel.

De procedure is voortgekomen uit een tussenvonnis van 7 september 2020, waarin de procedure tussen de geïntimeerden en de appellant werd beëindigd door vernietiging van het bestreden vonnis. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door de geïntimeerden. In hun akte hebben de geïntimeerden hun bezwaren tegen de werkzaamheden van de appellant als executeur herhaald en onderbouwd. Het Hof heeft in zijn tussenvonnis overwogen dat de appellant geen verweer heeft gevoerd tegen de beëindiging van zijn bevoegdheid tot beheer, die door de geïntimeerden was aangezegd.

In het vonnis van 26 maart 2021 heeft het Hof de appellant opgedragen om rekening en verantwoording af te leggen over zijn werkzaamheden als executeur. Het Hof heeft bepaald dat de appellant deze rekening en verantwoording moet afleggen aan de geïntimeerden en dat hij rekening moet houden met de verwijten die door hen zijn gemaakt. Het Hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor een akte aan de zijde van de appellant, waarna de geïntimeerden daarop kunnen reageren. Het Hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020
Registratienummers: (voorheen: AR 107/2017) SXM201700686 – SXM2018H00006
Uitspraak: 26 maart 2021
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
[Appellant],
hierna te noemen: [Appellant],
woonplaats gekozen hebbende aan de [adres 1], Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellant,
gemachtigde: aanvankelijk mr. C.M. Marica, thans procederende in persoon,
tegen

1.[Geïntimeerde 1],

2.
[Geïntimeerde 2],
3.
[Geïntimeerde 3],
4.
[Geïntimeerde 4],
5.
[Geïntimeerde 5],
hierna gezamenlijk te noemen: [Geïntimeerde c.s.],
allen woonplaats gekozen hebbende aan de [Adres 2], te Point Blanche, Sint Maarten,
oorspronkelijk eisers, thans geïntimeerden,
gemachtigde: mr. S.R. Bommel.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure tot dan toe blijkt uit het tussenvonnis van het Hof van 7 september 2020 (hierna: het tussenvonnis). Bij dat vonnis is de procedure tussen [Geïntimeerde c.s.] en appellante en oorspronkelijk medegedaagde [Naam 1] beëindigd door vernietiging van het bestreden vonnis en afwijzing van de tegen haar gerichte vordering en is de zaak tussen [Geïntimeerde c.s.] en [Appellant] verwezen naar de rol voor het nemen van een akte zijdens [Geïntimeerde c.s.].
1.2
Namens [Geintimeerde c.s.] is op 30 oktober 2020 een antwoordakte [het Hof leest: akte overlegging stukken en uitlating] genomen.
1.3
Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het Hof volhardt bij hetgeen hij heeft geoordeeld en beslist in zijn tussenvonnis van 7 september 2020.
2.2
Bij genoemde akte is een verklaring van erfrecht overgelegd. Volgens die verklaring van erfrecht zijn [Geïntimeerde c.s.] de enige erfgenamen van erflater [erflater] en hebben zij allen de nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard. Daarmee is komen vast te staan dat [Geïntimeerde c.s.] de enige erfgenamen zijn.
2.3
In hun akte hebben [Geïntimeerde c.s.] hun bezwaren tegen de wijze waarop [Appellant] zijn werkzaamheden als executeur van de nalatenschap heeft verricht, herhaald en nader onderbouwd.
2.4
In r.o. 2.14 van het tussenvonnis heeft het Hof reeds overwogen dat [Appellant] geen verweer voert tegen de beëindiging van zijn bevoegdheid tot beheer, die [Geïntimeerde c.s.] hem bij mail van 28 maart 2017 van mr. Daal hebben aangezegd. Daardoor is die bevoegdheid dus beëindigd.
2.5
Zoals reeds was aangekondigd in het tussenvonnis, r.ov. 2.15, zal [Appellant] thans worden opgedragen rekening en verantwoording ter zake van zijn werkzaamheden als executeur af te leggen.
2.6 [
Appellant] dient deze rekening en verantwoording af te leggen aan [Geïntimeerde c.s.] ten overstaan van het Hof.
2.7 [
Appellant] zal bij het afleggen van zijn rekening en verantwoording – dat wil zeggen bij de door hem over te leggen stukken en de toelichting daarop – rekening dienen te houden met de verwijten die [Geïntimeerde c.s.] hem maken. Voorts moet naar het oordeel van het Hof de rekening en verantwoording in elk geval inhouden een opgave van de vermogenstoestand bij de aanvang en het einde van de verslagperiode en een overzicht van de mutaties in het vermogen met de onderliggende stukken vanaf 4 juni 2015, de datum van overlijden van de erflater.
2.8
Het Hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor een akte aan de zijde van [Appellant], waarna [Geïntimeerde] daarop bij antwoordakte zullen kunnen reageren. Partijen dienen er rekening mee te houden dat het Hof daarna, indien het schriftelijk debat tussen partijen daartoe aanleiding geeft, een mondelinge behandeling zal kunnen bepalen.
2.9
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van 11 juni 2021 voor akte aan de zijde van [Appellant] ten einde rekening en verantwoording af te leggen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, F.W.J. Meijer en O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 26 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.