Uitspraak
1.[Geïntimeerde],
2.INSPECTIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID,
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
acute ontstekingsinfiltraat”. De ontslagbrief van 15 april 2009 vermeldt:
“punctie serosanguinolent. Expectatief beleid. Controle 20 april praktijk dr. [Appellant]”.
De klacht inhoudende dat dhr. [Appellant] een fout heeft gemaakt tijdens de operatie van 1 april 2009. De Inspectie is van oordeel dat deze klachtterechtis.
De klacht inhoudende dat dhr. [Appellant] haar, ondanks aanhoudende pijnklachten en afwijkende labuitslagen, zonder medisch beleid, op 2 april uit de Taamskliniek heeft ontslagen, vindt de Inspectieterecht. De Inspectie meent dat het door dhr. [Appellant] aangedragen argument dat verder verblijf niet mogelijk was omdat haar kamer al aan een andere patiënt was vergeven, vragen oproept over de houding van dhr. [Appellant].
De klacht inhoudende dat dhr. [Appellant] haar, ondanks aanhoudende en verergerde klachten, na heropname in het Sehos op 8 april 2009, weer heeft ontslagen op 15 april zonder (deugdelijke) diagnose of behandelplan. De Inspectie is van oordeel dat deze klachtterechtis. De Inspectie verwijt het dhr. [Appellant] in ernstige mate dat hij de mogelijkheid van gallekkage – als complicatie van de galblaasoperatie – stelselmatig buiten zijn differentiaal diagnose heeft gehouden. Hij wekt op deze manier de verdenking op zich dat hij de enkele mogelijkheid dat hij een fout heeft gemaakt, heeft willen maskeren. Zulk handelen behoort tot de ernstige fouten die een arts kan maken. Dit aspect rekent de Inspectie dhr. [Appellant] hard aan.
De klacht inhoudende dat de bejegening, houding en gedrag van dhr. [Appellant] onprofessioneel, ongeïnteresseerd en onvoldoende actief was. De Inspectie is van oordeel dat deze klachtterechtis. Daarbij dient het volgende te worden overwogen. Het is voor de Inspectie niet mogelijk om voor de volle 100% te reconstrueren wat er zich op dit vlak heeft afgespeeld, maar gezien de getuigenissen is de Inspectie ervan overtuigd dat de klachtterechtis.
De klacht inhoudende dat dhr. [Appellant] in het hele traject geen fout heeft willen erkennen, maar integendeel de schuld van het verloop op anderen heeft geschoven. De Inspectie is van oordeel dat deze klachtterechtis.”