ECLI:NL:OGHACMB:2021:217

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
18 augustus 2021
Zaaknummer
SXM2020H00097
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontslag op staande voet van werknemer door werkgever

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Manrique Capriles Sint Maarten N.V. tegen de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van 21 juli 2020, waarin het ontslag op staande voet van de werknemer, aangeduid als [Geïntimeerde], nietig werd verklaard. De werknemer was op 1 februari 2018 in dienst getreden en had in de loop van zijn dienstverband meerdere schriftelijke waarschuwingen ontvangen voor verschillende overtredingen. Op 19 augustus 2019 werd hij op staande voet ontslagen, omdat hij zonder opgave van reden niet op het werk was verschenen en een afspraak had gemist. Het Hof heeft de feiten uit de eerdere beschikking overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep tijdig was ingediend. Het Hof oordeelt dat de werkgever niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag. De werknemer had na een periode van ziekte op 5 augustus 2019 weer gewerkt, maar is daarna zonder opgave van reden niet meer verschenen. Het Hof concludeert dat het ontslag op staande voet niet rechtmatig was, en vernietigt de eerdere beschikking. Het Hof wijst de vorderingen van de werknemer af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
de naamloze vennootschap MANRIQUE CAPRILES SINT MAARTEN N.V.,
gevestigd op Sint Maarten,
hierna te noemen: Manrique Capriles,
oorspronkelijk verweerster, thans appellante,
gemachtigde: J. Bloem,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende op Sint Maarten,
hierna te noemen: [Geïntimeerde],
oorspronkelijk verzoeker, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. C.M. Marica.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het Hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van 21 juli 2020 met zaaknummer SXM202000171. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2
Manrique Capriles heeft in een beroepschrift, ingekomen op 1 september 2020 hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. In het beroepschrift heeft zij het hoger beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van [Geïntimeerde] zal afwijzen, kosten rechtens.
1.3
Op de mondelinge behandeling ter zitting van het Hof op Sint Maarten op 28 januari 2021 is namens Manrique Capriles verschenen (via videoconference) de heer [Naam 1], alsmede – in Sint Maarten - de gemachtigde. [Geïntimeerde] is verschenen met zijn gemachtigde. Alle aanwezigen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van Manrique Capriles aan de hand van een pleitnota en
de gemachtigde van [Geïntimeerde] aan de hand van een daartoe overgelegd verweerschrift.
1.4
Aansluitend is beschikking aangezegd en bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

Het hoger beroep is op 1 september 2020 per email ingediend en dus tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat Manrique Capriles daarin kan worden ontvangen.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de inhoud van de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

4.De beoordeling

4.1
Het GEA heeft in rov. 2.1 tot en met 2.11 van de bestreden beschikking de feiten vastgesteld. Tegen de juistheid van deze feiten zijn geen beroepsgronden aangevoerd. Het Hof zal dan ook van dezelfde feiten uitgaan en deze hierna weergeven.
4.2 [
Geïntimeerde] is op 1 februari 2018 in dienst getreden bij Manrique Capriles in de functie van driver/warehouse attendant tegen een salaris van laatstelijk NAf 1.900,- per maand.
4.3 [
Geïntimeerde] heeft op 17 juni 2018 een schriftelijke waarschuwing van Manrique Capriles ontvangen omdat hij zonder toestemming de bedrijfsauto zou hebben gebruikt.
4.4
Op 14 maart 2019 ontvangt [Geïntimeerde] opnieuw een schriftelijke waarschuwing omdat hij te lang op het toilet is gebleven, te laat was om een bestelling af te leveren en hij die ochtend 20 minuten te laat op zijn werk is verschenen.
4.5
Op 16 maart 2019 heeft [Geïntimeerde] wederom een schriftelijke waarschuwing ontvangen omdat hij na zijn lunch een kwartier te laat op kantoor kwam.
4.6
Op 12 juni 2019 heeft [Geïntimeerde] eveneens een schriftelijke waarschuwing ontvangen omdat hij, tegen de bedrijfsregels in, een bedrijfssleutel in zijn bezit had.
4.7 [
Geïntimeerde] heeft geklaagd over de werkomstandigheden, meer in het bijzonder over de slechte luchtkwaliteit en de geringe ventilatie.
4.8
In juni 2019 heeft de arbeidsinspectie een inspectie uitgevoerd en geconstateerd bij brief van 16 augustus 2019 dat de werkomstandigheden in strijd zijn met onder meer het Veiligheidsbesluit.
4.9
In juli 2019 is [Geïntimeerde] onwel geworden op de werkvloer. [Geïntimeerde] is door een collega naar de spoedeisende hulp gebracht.
4.1
Bij brief van 5 augustus 2019 heeft Manrique Capriles aan [Geïntimeerde] een voorstel gedaan om te komen tot een opzegging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Indien [Geïntimeerde] niet voor 7 augustus 2019 met dit voorstel zou instemmen zou dit volgens Manrique Capriles:
“will result in client starting the requisite procedure to terminate the labor agreement with you”.
4.11 [
Geïntimeerde] is niet akkoord gegaan met het voorstel.
4.12
Bij brief van 19 augustus 2019 wordt [Geïntimeerde] op staande voet ontslagen. Daarin is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld.
“ (…)
You subsequently did not come to work on wednesday 31st July. Or any day thereinafter for that matter. In addition you failed to provide client with a doctor’s card or any other form of medical certification of a possible illness, which would justify that you could not come the workplace and attend to your duties.
Last Friday, august 16th, 2019 client called you and instructed you to pass by the office to discuss one and other. Client intended to provide you with a final opportunity and as such summons, to resume your work activities, or alternatively still accept the settlement proposal.
You told client that you would come to office, but failed to do so, without even making any effort to inform client you would no longer be attending the scheduled meeting.
(…)
Regretfully your continued, severe, attributable shortcomings, leave client no alternative but to terminate the labor agreement with you, with immediate effect. Your decision to not attend the agreed meeting with client last Friday, was simply the straw that broke the camel’s back.
Client consulted our office this morning on the latest incident. Your refusals to work, failure to provide any form of justification therefore, previous severe and multiple shortcomings and finally to follow reasonable instructions and to even meet your own commitments to appear for a meeting, all separately and certainly jointly, more than justify client’s decision to terminate the labor agreement presently, with immediate effect.
(…)”
4.13
Het gaat in deze zaak om de vraag of het door Manrique Capriles aan [Geïntimeerde] gegeven ontslag op staande voet rechtmatig is gegeven. Het Gerecht heeft voor recht verklaard dat het gegeven ontslag op staande voet nietig is en heeft Manrique Capriles veroordeeld tot betaling van het salaris van 1 september 2019 tot en met 31 januari 2020 en van 1 februari 2020 tot de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente. Hiertegen richt zich het hoger beroep van Manrique Capriles.
4.14
Voor ontslag op staande voet is, onder meer, een dringende reden vereist. Bij de vraag of sprake is van een dringende reden dienen alle omstandigheden van het geval, bezien in hun verband en samenhang te worden afgewogen. De werkgever moet stellen en bewijzen dat sprake is van een dringende reden.
4.15
Manrique Capriles heeft in voormelde brief als dringende reden voor het ontslag op staande voet aangegeven dat [Geïntimeerde] op woensdag 31 juli 2019 en ook daarna zonder opgave van reden niet op het werk is verschenen en vervolgens zonder opgave van redenen niet is verschenen op een afspraak op 16 augustus 2019, terwijl hij had toegezegd te zullen verschijnen. Hierbij begrijpt het Hof dat de data van 30 en 31 juli 2019 een verschrijving is en dat hier 5 en 6 augustus 2019 wordt bedoeld, als verwijzing naar de brief had die mr. Bloem kennelijk – getuige de bij akte uitlating in eerste aanleg aangehaalde e-mailcorrespondentie tussen mr. Bloem en zijn cliënte – al op 30 januari 2019 bij [Geïntimeerde] had willen bezorgen. Hoe dat zij, dat door deze verschrijving bij [Geïntimeerde] enige onduidelijkheid is ontstaan over de reden van het ontslag is gesteld noch gebleken.
4.16
Manrique Capriles heeft niet betwist dat [Geïntimeerde] op het werk onwel is geworden en in verband daarmee op 31 juli en 1 augustus 2019 ziek was. Tussen partijen is evenmin in geschil dat [Geïntimeerde] op 5 augustus 2020 weer op het werk is verschenen en zich na 5 augustus 2020 niet meer op het werk heeft gemeld. Partijen verschillen van mening over de vraag of [Geïntimeerde] op 5 augustus 2019 weer aan het werk is gegaan dan wel dat hij alleen op het werk is verschenen om een dokterskaart te halen. Indien komt vast te staan dat [Geïntimeerde] op 5 augustus 2019, nadat hij twee dagen ziek is geweest, weer heeft gewerkt en vervolgens na 5 augustus 2019 zonder opgave van redenen niet meer op het werk is verschenen om de opgedragen arbeid te hervatten, is naar het oordeel van het Hof, mede gezien de eerder aan [Geïntimeerde] gegeven waarschuwingen, betreffende incidenten waarvan [Geïntimeerde] wel de ernst, maar niet de toedracht heeft betwist, sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
4.17
Uit de door Manrique Capriles overgelegde e-mails van 10 en 18 juni 2020 van Patricia Solis volgt genoegzaam dat [Geïntimeerde] op 5 augustus 2019 op het werk is verschenen, zich niet ziek heeft gemeld en ook niet om een dokterskaart heeft gevraagd. Manrique Capriles heeft verder gesteld dat [Geïntimeerde] op 5 augustus 2019 gewoon aan het werk was, dat de heer [Naam 1] hiervan melding heeft gedaan aan mr. Bloem, die vervolgens naar Manrique Capriles is gereden en tijdens de lunch aan [Geïntimeerde] de brief d.d. 5 augustus 2019 heeft overhandigd. [Geïntimeerde] heeft de inhoud van voormelde mails niet voldoende gemotiveerd betwist. Hij heeft slechts volstaan met te stellen dat die verklaringen vals zijn en dat geen bewijs is overgelegd dat met hem gebeld zou zijn. Op grond waarvan [Geïntimeerde] meent dat het om valse verklaringen gaat heeft hij niet aangegeven. Evenmin heeft hij gespecificeerd op welk punt de verklaringen niet zouden deugen. Ook de hiervoor weergegeven stelling van Manrique Capriles is door [Geïntimeerde] niet gemotiveerd bestreden.
4.18
Het Hof neemt dan ook als vaststaand aan dat [Geïntimeerde] op 5 augustus 2020, na een paar dagen ziek te zijn geweest weer op het werk is verschenen, niet om een dokterskaart heeft verzocht en gewoon heeft gewerkt. Ook staat vast dat [Geïntimeerde] na 5 augustus 2019 niet meer op het werk is verschenen, naar Manrique Capriles stelt, zonder opgave van redenen. Het Hof stelt voorop dat het op de weg van [Geïntimeerde] had gelegen om voor zijn afwezigheid na 5 augustus 2019 een reden op te geven. Nu hij stelt dat hij na 5 augustus 2019 ziek was, had hij daarvan melding moeten maken bij Manrique Capriles en haar een doktersbriefje moeten overleggen. Gesteld noch gebleken is dat [Geïntimeerde] dit heeft gedaan. Op grond waarvan het zonder een dergelijke kennisgeving logisch was dat [Geïntimeerde] ziek was dan wel dat Manrique Capriles daar redelijkerwijs van had moeten uitgaan, zoals [Geïntimeerde] in zijn verweerschrift in hoger beroep stelt, valt niet in te zien. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Manrique Capriles is evenmin komen vast te staan dat door een medewerker van Manrique Capriles tegen [Geïntimeerde] is gezegd dat hij niet meer naar het werk hoefde te komen. Anders dan [Geïntimeerde] meent bevestigt de rapportage van de Dienst Arbeidszaken niet zonder meer zijn stellingen. De door genoemde Dienst weergegeven bevindingen zijn immers deels gebaseerd op de stellingen van Alexander zelf. Ten slotte heeft [Geïntimeerde] onvoldoende betwist dat hem was verzocht op 16 januari 2019 naar het werk te komen en dat hij dat niet heeft gedaan. Dat hem, zoals door [Geïntimeerde] lijkt te worden betoogd, daarbij niet was verteld wat het doel van het gesprek was, doet aan dit verzuim niet af.
4.19
In het licht van het voorgaande heeft [Geïntimeerde] de door Manrique Capriles gestelde dringende reden voor het ontslag op staande voet onvoldoende gemotiveerd weersproken. De conclusie is dat [Geïntimeerde] op 5 augustus 2020 gewoon heeft gewerkt en vervolgens nadat hem de brief d.d. 5 augustus 2020 is overhandigd (zie onder 4.10) zonder opgaaf van redenen niet meer op het werk is verschenen, ook niet op 16 augustus 2o19 waarna voor Manrique Capriles blijkens de ontslagbrief de maat definitief vol was.. Dat levert in samenhang met de in het verleden reeds aan [Geïntimeerde] gegeven waarschuwingen een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Dat wordt niet anders wanneer juist zou zijn dat [Geïntimeerde] geen SZV-kaart was verstrekt en ook de werkomstandigheden waarvoor [Geïntimeerde] terecht de aandacht van de autoriteiten had gevraagd, alsmede zijn persoonlijke omstandigheden, doen er niet aan af dat van Manrique Capriles, gelet op het grote aantal incidenten in een nog jong dienstverband, niet kon worden gevergd om met [Geïntimeerde] door te gaan. Het ontslag op staande voet is rechtmatig gegeven.
4.2
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep slaagt en het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Het Hof zal, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [Geïntimeerde] alsnog afwijzen. [Geïntimeerde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.

5.Beslissing

Het Hof:
Vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw rechtdoende:
Wijst de vorderingen van [Geïntimeerde] af.
Veroordeelt [Geïntimeerde] in de kosten van het geding aan de zijde van Manrique Capriles gevallen en tot op heden in eerste aanleg begroot op NAf 1.250,- aan gemachtigdensalaris en in hoger beroep op NAf 900,- aan verschotten en NAf 4.000,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Saleh, F.W.J. Meijer en O. Nijhuis, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2021 in Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.