Uitspraak
.[APPELLANT 1],de weduwe, en de kinderen
:
. [APPELLANT 2],
. [APPELLANT 3],
[APPELLANT 4],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een verzoek van de geïntimeerde om het vaderschap van wijlen [overledene] vast te stellen. De erfgenamen, bestaande uit de weduwe en de kinderen van [overledene], hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De procedure begon met een verzoek van de erfgenamen om toestemming voor tussentijds appel, dat op 7 februari 2018 werd ingediend. De erfgenamen hebben betoogd dat de beschikking van 25 januari 2018 vernietigd moet worden en dat het verzoek van de geïntimeerde moet worden afgewezen. De geïntimeerde heeft echter gesteld dat hij het kind is van [overledene] en heeft bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van zijn claim.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 mei 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Hof heeft in eerdere tussenbeschikkingen een deskundigenonderzoek gelast naar het DNA van de geïntimeerde en een van de erfgenamen. De erfgenamen hebben voorgesteld om eerst een DNA-onderzoek te laten uitvoeren op de broer van [overledene] voordat overgegaan wordt tot het roeren van de grafkelder. Het Hof heeft behoefte aan nadere inlichtingen en verzoekt de erfgenamen om een verklaring van de broer van [overledene] en een rapport van een deskundige over de mogelijkheden van DNA-onderzoek.
De zaak is aangehouden voor verdere aktewisseling, waarbij de erfgenamen en de geïntimeerde de gelegenheid krijgen om hun standpunten verder toe te lichten. De beslissing van het Hof is op 29 juni 2021 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.